In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 4 juni 2019 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en de minister van Justitie en Veiligheid over de duur van een wachtgeld conforme uitkering. Eiser, die werkzaam was in een forensisch psychiatrisch centrum, had in 2005 een ontslagvoorstel geaccepteerd, waarbij hem een uitkering werd toegekend op basis van de Werkloosheidswet en het Besluit bovenwettelijke uitkeringen bij werkloosheid voor de sector Rijk (BBWR). Eiser verzocht in 2017 om zijn uitkering te laten doorlopen tot de AOW-gerechtigde leeftijd van 66 jaar en één maand, maar dit verzoek werd door de minister afgewezen. De rechtbank oordeelde dat er geen aanwijzingen waren dat partijen in 2005 hadden bedoeld de uitkering te laten doorlopen tot de verhoogde AOW-gerechtigde leeftijd. De rechtbank concludeerde dat de latere wijziging van de AOW-gerechtigde leeftijd geen bijzondere omstandigheden vormde die de nakoming van de afspraken onredelijk maakten. Het beroep van eiser werd ongegrond verklaard, en de rechtbank bevestigde dat de uitkering eindigde bij het bereiken van de leeftijd van 65 jaar, zoals oorspronkelijk overeengekomen.