ECLI:NL:RBNNE:2019:2071

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
13 mei 2019
Publicatiedatum
15 mei 2019
Zaaknummer
18/930188-16
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor valsheid in geschrift en andere strafbare feiten door bestuurder van vennootschappen

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 13 mei 2019 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die als (middellijk) bestuurder van verschillende vennootschappen betrokken was bij valsheid in geschrift. De verdachte had valse facturen, e-mailberichten en een bankafschrift opgemaakt en deze overgelegd aan een bank om kredieten te verkrijgen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte doelbewust deze documenten heeft vervalst om liquiditeitsproblemen in zijn vennootschappen op te lossen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld voor valsheid in geschrift (feit 1) tot een taakstraf van 240 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 8 maanden. De verdachte is vrijgesproken van andere feiten, waaronder faillissementsfraude en oplichting, omdat het bewijs daarvoor niet overtuigend was. De rechtbank heeft ook overwogen dat de verdachte geen eerdere veroordelingen had en dat hij een regeling had getroffen met de benadeelde partij voor schadevergoeding. De rechtbank heeft de strafmaat gematigd, rekening houdend met de omstandigheden van de zaak en de gevolgen voor de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
parketnummer 18/930188-16
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, Noordelijke Fraudekamer, d.d. 13 mei 2019 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1974 te [geboorteplaats] ,
wonende te [straatnaam] , [woonplaats] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 15 april 2019.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. M.C. van Linde, advocaat te Groningen.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. G. Wilbrink.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 19 mei 2010 tot en met 28 september 2014 in de provincie Groningen en/of de provincie Drenthe, althans in Nederland, één of meer geschrift(en) die bestemd waren om te dienen tot het bewijs van enig feit, namelijk een of meer factu(u)r(en) en/of een of meer bankafschrift(en) en/of een of meer e-mailbericht(en) valselijk heeft opgemaakt en/of heeft vervalst, immers heeft hij
- valselijk een factuur van [bedrijf 1] opgesteld en/of laten opstellen en/of in strijd met de waarheid vermeld en/of laten vermelden dat deze factuur is uitgebracht aan [slachtoffer 1] en/of [bedrijf 2] en/of 'offerte' veranderd in 'Invoice for equipment supplies' en/of (factuur pagina 98 PV)
- valselijk een factuur van [bedrijf 2] opgesteld en/of laten opstellen en/of in strijd met de waarheid vermeld en/of laten vermelden dat de fitnessapparatuur geleverd is aan [bedrijf 3] en/of (factuur pagina 103 PV)
- valselijk een bankafschrift opgesteld en/of laten opstellen en/of in strijd met de waarheid vermeld en/of laten vermelden dat van de rekening van [bedrijf 3] een bedrag van 121.000 euro is overgemaakt aan [bedrijf 2] en/of dat het afschrift dateerde van 23-08-2013 en/of dat het definitieve saldo 38.138,95 euro bedroeg en/of (bankafschrift pagina 105 PV)
- valselijk een factuur van [bedrijf 4] opgesteld en/of laten opstellen en/of in strijd met de waarheid vermeld en/of laten vermelden dat de machine uit het bouwjaar 2010 kwam en/of dat deze machine het SN-Nr nummer 102357180001-504211 kende en/of dat het bedrag 48.500 euro bedroeg en/of (factuur pagina 107 PV)
- valselijk een factuur van [bedrijf 4] opgesteld en/of laten opstellen en/of in strijd met de waarheid vermeld en/of laten vermelden dat een Simplex bouwmachine is aangeschaft en/of dat het bedrag 13.000,00 euro bedroeg en/of dat de factuur dateerde van 25-03-2013 en/of dat de factuur geadresseerd was aan [bedrijf 5] en/of dat de factuur nummer 213-2013 kende en/of (factuur pagina 110 PV)
- valselijk een factuur van [bedrijf 4] opgesteld en/of laten opstellen en/of in strijd met de waarheid vermeld en/of laten vermelden dat het bedrag 35.500,00 euro bedroeg en/of dat de factuur dateerde van 03-12-2012 en/of dat de factuur geadresseerd was aan [bedrijf 3] en/of dat de factuur nummer 22202-12 kende en/of (factuur pagina 111 PV)
- valselijk een factuur van [bedrijf 4] opgesteld en/of laten opstellen en/of in strijd met de waarheid vermeld en/of laten vermelden dat een MFC2684 is aangeschaft en/of dat het bedrag 42.500,00 euro bedroeg en/of dat de factuur dateerde van 03-12-2012 en/of dat de factuur geadresseerd was aan [bedrijf 3] en/of dat de factuur nummer 22291-12 kende en/of (factuur pagina 112 PV)
- valselijk een factuur van [bedrijf 4] opgesteld en/of laten opstellen en/of in strijd met de waarheid vermeld en/of laten vermelden dat een Merlo Roto is aangeschaft en/of het bedrag 38.500,00 euro bedroeg en/of dat de factuur dateerde van 09-02-2012 en/of dat de factuur geadresseerd was aan [bedrijf 6] en/of dat de factuur nummer 2121-12 kende en/of (factuur pagina 113 PV)
- valselijk een factuur van [bedrijf 4] opgesteld en/of laten opstellen en/of in strijd met de waarheid vermeld en/of laten vermelden dat het bedrag 32.500,00 euro bedroeg en/of dat de factuur dateerde van 22-04-2013 en/of dat de factuur geadresseerd was aan [bedrijf 5] en/of (factuur pagina 114 PV)
- valselijk een e-mailbericht van [bedrijf 4] opgesteld en/of laten opstellen en/of in strijd met de waarheid vermeld en/of laten vermelden dat de betaling van 32.500,00 euro ontvangen is en/of (e-mailbericht pagina 115 PV)
- valselijk een factuur van [bedrijf 7] opgesteld en/of laten opstellen en/of in strijd met de waarheid vermeld en/of laten vermelden dat de genoemde goederen zijn geleverd en/of dat deze factuur dateerde van 25-3-2013 en/of dat het bedrag 44.357,39 euro bedroeg en/of dat deze Quotation 275 als kenmerk had en/of (factuur pagina 116 PV)
- valselijk een factuur van [bedrijf 7] opgesteld en/of laten opstellen en/of in strijd met de waarheid vermeld en/of laten vermelden dat de genoemde goederen zijn geleverd en/of dat het bedrag 28.848,00 euro bedroeg en/of (factuur pagina 117 PV)
- valselijk een e-mailbericht van [bedrijf 7] opgesteld en/of laten opstellen en/of in strijd met de waarheid vermeld en/of laten vermelden dat de betaling van 44.357,39 euro ontvangen is (e-mailbericht pagina 119 PV),
met het oogmerk om die geschriften als echt en onvervalst te gebruiken en/of door anderen te doen gebruiken;
en/of
hij in of omstreeks de periode van 19 mei 2010 tot en met 28 september 2014 in de provincie Groningen en/of de provincie Drenthe, althans in Nederland, opzettelijk gebruik heeft gemaakt van één of meer vervalste en/of valselijk opgemaakte geschriften die bestemd waren om tot bewijs van enig feit te dienen, namelijk van (een) vervalste en/of valselijk opgemaakte factu(u)r(en) en/of bankafschrift(en) en/of e-mailbericht(en), als was/waren dat/die geschrift(en) echt en onvervalst, immers heeft hij dat/die geschrift(en) ter verkrijging van één of meer geldlening(en) en/of gelden daaruit overlegd aan [bedrijf 9] , en bestaande die valsheid en/of vervalsing hieruit dat
- in een factuur van [bedrijf 1] valselijk en/of in strijd met de waarheid stond vermeld dat deze factuur is uitgebracht aan [slachtoffer 1] en/of [bedrijf 2] en/of dat 'offerte' veranderd was in 'Invoice for equipment supplies' en/of (factuur pagina 98 PV)
- in een factuur van [bedrijf 2] valselijk en/of in strijd met de waarheid stond vermeld dat de fitnessapparatuur is geleverd aan [bedrijf 3] en/of (factuur pagina 103 PV)
- in een bankafschrift valselijk en/of in strijd met de waarheid stond vermeld dat van de rekening van [bedrijf 3] een bedrag van 121.000 euro is overgemaakt aan [bedrijf 2] en/of dat het afschrift dateerde van 23-08-2013 en/of dat het definitieve saldo 38.138,95 euro bedroeg en/of (bankafschrift pagina 105 PV)
- in een factuur van [bedrijf 4] valselijk en/of in strijd met de waarheid stond vermeld dat de machine uit het bouwjaar 2010 kwam en/of dat deze machine het SN-Nr nummer 102357180001-504211 kende en/of dat het bedrag 48.500 euro bedroeg en/of (factuur pagina 107 PV)
- in een factuur van [bedrijf 4] valselijk en/of in strijd met de waarheid stond vermeld dat dat een Simplex bouwmachine is aangeschaft en/of dat het bedrag 13.000,00 euro bedroeg en/of dat de factuur dateerde van 25-03-2013 en/of dat de factuur geadresseerd was aan [bedrijf 5] en/of dat de factuur nummer 213-2013 kende en/of (factuur pagina 110 PV)
- in een factuur van [bedrijf 4] valselijk en/of in strijd met de waarheid stond vermeld dat het bedrag 35.500,00 euro bedroeg en/of dat de factuur dateerde van 03-12-2012 en/of dat de factuur geadresseerd was aan [bedrijf 3] en/of dat de factuur nummer 22202-12 kende en/of (factuur pagina 111 PV)
- in een factuur van [bedrijf 4] valselijk en/of in strijd met de waarheid stond vermeld dat een MFC2684 is aangeschaft en/of dat het bedrag 42.500,00 euro bedroeg en/of dat de factuur dateerde van 03-12-2012 en/of dat de factuur geadresseerd was aan [bedrijf 3] en/of dat de factuur nummer 22291-12 kende en/of (factuur pagina 112 PV)
- in een factuur van [bedrijf 4] valselijk en/of in strijd met de waarheid stond vermeld dat een Merlo Roto is aangeschaft en/of het bedrag 38.500,00 euro bedroeg en/of dat de factuur dateerde van 09-02-2012 en/of dat de factuur geadresseerd was aan [bedrijf 6] en/of dat de factuur nummer 2121-12 kende en/of (factuur pagina 113 PV)
- in een factuur van [bedrijf 4] valselijk en/of in strijd met de waarheid stond vermeld dat het bedrag 32.500,00 euro bedroeg en/of dat de factuur dateerde van 22-04-2013 en/of dat de factuur geadresseerd was aan [bedrijf 5] en/of (factuur pagina 114 PV)
- in een e-mailbericht van [bedrijf 4] valselijk en/of in strijd met de waarheid stond vermeld dat de betaling van 32.500,00 euro ontvangen is en/of (e-mailbericht pagina 115 PV)
- in een factuur van [bedrijf 7] valselijk en/of in strijd met de waarheid stond vermeld dat de genoemde goederen zijn geleverd en/of dat deze factuur dateerde van 25-3-2013 en/of dat het bedrag 44.357,39 euro bedroeg en/of dat deze Quotation 275 als kenmerk had en/of (factuur pagina 116 PV)
- in een factuur van [bedrijf 7] valselijk en/of in strijd met de waarheid stond vermeld dat de genoemde goederen zijn geleverd en/of dat het bedrag 28.848,00 euro bedroeg en/of (factuur pagina 117 PV)
- in een e-mailbericht van [bedrijf 7] valselijk en/of in strijd met de waarheid stond vermeld dat de betaling van 44.357,39 euro ontvangen is (e-mailbericht pagina 119 PV);
2.
hij in of omstreeks de periode van 19 mei 2010 tot en met 28 september 2014 in de provincie Groningen en/of de provincie Drenthe, althans in Nederland, opzettelijk een of meer goed(eren), namelijk een
- Volkswagen Transporter [kenteken] en/of
- Volkswagen Transporter [kenteken] en/of
- Volkswagen Caddy [kenteken] en/of
- Volkswagen Golf [kenteken] en/of
- Volkswagen Transporter [kenteken] en/of
- Volkswagen Caddy [kenteken] en/of
- Volkswagen Caddy [kenteken] en/of
- Volkswagen Transporter [kenteken] en/of
- Volkswagen Transporter [kenteken] en/of
- Mercedes-Benz Sprinter [kenteken] ,
althans enig(e) eigen goed(eren) en/of niet aan hem toebehorend(e) goed(eren) ten behoeve van degene aan wie het/de goed(eren) toebehoort/toebehoren (namelijk aan [bedrijf 5] en/of [bedrijf 8] ) heeft onttrokken aan een op dat/die goed(eren) gevestigd pandrecht van [bedrijf 9] , immers heeft hij, verdachte, in strijd met de daarvoor krachtens de tussen [bedrijf 5] en/of [bedrijf 8] , en [bedrijf 9] overeengekomen leaseovereenkomst geldende voorwaarden dat/die goed(eren) verkocht aan garagebedrijf [bedrijf 10] ;
althans, indien ter zake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
[bedrijf 5] en/of [bedrijf 8] in of omstreeks de periode van 19 mei 2010 tot en met 28 september 2014 in de provincie Groningen en/of de provincie Drenthe, althans in Nederland, opzettelijk een of meer goed(eren), namelijk een
- Volkswagen Transporter [kenteken] en/of
- Volkswagen Transporter [kenteken] en/of
- Volkswagen Caddy [kenteken] en/of
- Volkswagen Golf [kenteken] en/of
- Volkswagen Transporter [kenteken] en/of
- Volkswagen Caddy [kenteken] en/of
- Volkswagen Caddy [kenteken] en/of
- Volkswagen Transporter [kenteken] en/of
- Volkswagen Transporter [kenteken] en/of
- Mercedes-Benz Sprinter [kenteken] ,
althans enig(e) eigen goed(eren) heeft/hebben onttrokken aan een op dat/die goed(eren) gevestigd pandrecht van [bedrijf 9] , immers heeft/hebben [bedrijf 5] en/of [bedrijf 8] in strijd met de daarvoor krachtens de tussen [bedrijf 5] en/of [bedrijf 8] en [bedrijf 9] overeengekomen leaseovereenkomst geldende voorwaarden dat/die goed(eren) verkocht aan garagebedrijf [bedrijf 10] ,
hebbende hij, verdachte, opdracht gegeven tot dat/die feit(en) en/of feitelijke leiding gegeven aan die verboden gedraging(en);
3.
hij in of omstreeks de periode van 7 september 2013 tot en met 28 september 2014 in de provincie Groningen en/of de provincie Drenthe, althans in Nederland, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meerdere listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, aangever [benadeelde partij] heeft bewogen tot de afgifte van
- een kredietbedrag van 475.000 euro waarvan 95.543,79 euro onterecht is verstrekt (overzicht voldane debiteuren (overzicht voldane debiteuren pagina 610 PV) en/of
- een kredietbedrag van 450.000 euro waarvan 105.910,61 euro onterecht is verstrekt (overzicht voldane debiteuren pagina 611 PV),
in elk geval enig(e) goed(eren), hebbende verdachte toen aldaar met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listig en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid (een) verpandlijst(en) met debiteurenvorderingen ingediend bij aangever waarop opzettelijk reeds betaald hebbende debiteuren vermeld stonden en/of niet-bestaande debiteuren vermeld stonden,
waardoor bovengenoemde aangever werd bewogen tot bovenomschreven afgifte, terwijl op basis van de juiste feiten het/de kredietbedrag(en) van 95.543,79 euro en/of 105.910,61 euro niet was/waren verstrekt;
althans, indien ter zake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij in of omstreeks de periode van 7 september 2013 tot en met 28 september 2014 in de provincie Groningen en/of de provincie Drenthe, althans in Nederland, één of meer geschriften die bestemd waren om te dienen tot het bewijs van enig feit, namelijk een of meer verpandlijst(en) valselijk heeft opgemaakt en/of heeft vervalst, immers heeft hij
- valselijk een verpandlijst (pandlijst 8-5-2014) opgesteld en/of laten opstellen en/of in strijd met de waarheid een of meer debiteur(en) (overzicht voldane debiteuren pagina 610 PV) vermeld en/of laten vermelden terwijl voornoemde debiteuren de vordering reeds hadden voldaan, en/of
- valselijk een verpandlijst (pandlijst 7-5-2014) opgesteld en/of laten opstellen en/of in strijd met de waarheid een of meer debiteur(en) (overzicht voldane debiteuren pagina 611 PV) vermeld en/of laten vermelden terwijl voornoemde debiteuren de vordering reeds hadden voldaan,
met het oogmerk om dat/die geschrift(en) als echt en onvervalst te gebruiken en/of door anderen te doen gebruiken;
en/of
hij in of omstreeks de periode van 7 september 2013 tot en met 28 september 2014 in de provincie Groningen en/of de provincie Drenthe, althans in Nederland, opzettelijk gebruik heeft gemaakt van één of meer vervalste en/of valselijk opgemaakte geschriften die bestemd waren om tot bewijs van enig feit te dienen, namelijk van (een) vervalste en/of valselijk opgemaakt(e) verpandlijst(en), als was/waren dat/die geschrift(en) echt en onvervalst, immers heeft hij dat/die geschrift(en) ter verkrijging van één of meer geldlening(en) en/of gelden daaruit overlegd aan [benadeelde partij] , en bestaande die valsheid en/of vervalsing hieruit dat
- in een verpandlijst (pandlijst 8-5-2014) valselijk en/of in strijd met de waarheid een of meer debiteur(en) (overzicht voldane debiteuren pagina 610 PV) stond(en) vermeld terwijl voornoemde debiteuren de vordering reeds hadden voldaan en/of
- in een verpandlijst (pandlijst 7-5-2014) valselijk en/of in strijd met de waarheid een of meer debiteur(en) (overzicht voldane debiteuren pagina 611 PV) stond(en) vermeld terwijl voornoemde debiteuren de vordering reeds hadden voldaan;
4.
hij in of omstreeks de periode van 19 mei 2010 tot en met 1 mei 2015 in de provincie Groningen en/of de provincie Drenthe, althans in Nederland, als bestuurder van een of meer rechtsperso(o)n(en), te weten
- [bedrijf 11] , welke rechtspersoon bij vonnis van de arrondissementsrechtbank Noord-Nederland, locatie Assen, op 22 oktober 2014 in staat van faillissement is verklaard, en/of
- [bedrijf 12] , welke rechtspersoon bij vonnis van de arrondissementsrechtbank Noord-Nederland, locatie Assen, op 28 oktober 2014 in staat van faillissement is verklaard en/of
- [bedrijf 13] , welke rechtspersoon bij vonnis van de arrondissementsrechtbank Noord-Nederland, locatie Assen, op 6 november 2014 in staat van faillissement is verklaard en/of
- [bedrijf 8] , welke rechtspersoon bij vonnis van de arrondissementsrechtbank Noord-Nederland, locatie Assen, op 6 november 2014 in staat van faillissement is verklaard en/of
- [bedrijf 14] , welke rechtspersoon bij vonnis van de arrondissementsrechtbank Noord-Nederland, locatie Assen, op 18 november 2014 in staat van faillissement is verklaard en/of
- [bedrijf 15] , welke rechtspersoon bij vonnis van de arrondissementsrechtbank Noord-Nederland, locatie Assen, op 18 november 2014 in staat van faillissement is verklaard en/of
- [bedrijf 5] , welke rechtspersoon bij vonnis van de arrondissementsrechtbank Noord-Nederland, locatie Assen, op 18 november 2014 in staat van faillissement is verklaard en/of
- [bedrijf 16] , welke rechtspersoon bij vonnis van de arrondissementsrechtbank Noord-Nederland, locatie Assen, op 18 november 2014 in staat van faillissement is verklaard en/of
- [bedrijf 17] , welke rechtspersoon bij vonnis van de arrondissementsrechtbank Noord-Nederland, locatie Assen, op 18 november 2014 in staat van faillissement is verklaard,
tijdens het faillissement van die rechtsperso(o)n(en) en/of voor het faillissement van die rechtsperso(o)n(en) terwijl dit/deze faillissement(en) is/zijn gevolgd, opzettelijk niet heeft voldaan aan of heeft bewerkstelligd dat werd voldaan aan de wettelijke verplichtingen tot het voeren van een administratie en het bewaren van de daartoe behorende boeken, bescheiden en andere gegevensdragers, ten gevolge waarvan de afhandeling werd bemoeilijkt;
5.
hij in of omstreeks de periode van 19 mei 2010 tot en met 28 september 2014 in de provincie Groningen en/of de provincie Drenthe, althans in Nederland, onderstaande geldbedrag(en) heeft overgedragen en/of omgezet en/of gebruik daarvan heeft gemaakt, immers heeft verdachte
- een geldbedrag van 115.230,00 euro (Leaseovereenkomst pagina 378 PV) overgeboekt en/of doorgeboekt naar bankrekeningen van diverse andere B.V.s waarvan hij bestuurder en/of enig aandeelhouder was en/of
- een geldbedrag van 80.000,00 euro (Leaseovereenkomst pagina 407 PV) doorgestort naar diverse andere bankrekeningen en daarmee salarissen, huur en diverse rekeningen betaald en/of
- een geldbedrag van 50.000,00 euro (Leaseovereenkomst pagina 400 PV) overgeboekt naar andere bankrekeningen en gestort in een pensioenfonds voor schilders en een aantal rekeningen betaald
terwijl hij, verdachte, wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden, dat dat geldbedrag
- onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft vrijspraak gevorderd van feiten 3 en 4. Hij heeft daartoe aangevoerd dat met betrekking tot feit 3 weliswaar kan worden vastgesteld dat de debiteurenoverzichten niet volledig en correct zijn, maar dat niet kan worden bewezen dat verdachte opzettelijk incorrecte debiteurenoverzichten heeft ingediend met de bedoeling om hogere kredieten te verkrijgen. Aangaande feit 4 heeft verdachte uitgebreid verweer gevoerd, waarbij hij vele vraagtekens heeft gesteld bij het functioneren van de curator in de afwikkeling van het faillissement. Nu het dossier in essentie niets meer omvat dan de verklaring van verdachte enerzijds en de verklaring van de curator anderzijds en de juistheid van deze verklaringen op basis van het dossier niet kan worden getoetst omdat er geen forensisch accountantsonderzoek heeft plaatsgevonden, kan niet worden bewezen dat er sprake is geweest van faillissementsfraude.
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor de feiten 1, 2 primair en 5. Hij heeft daartoe in het bijzonder het volgende aangevoerd.
Feit 1 kan integraal worden bewezen. Ten aanzien van de twee facturen waarover verdachte geen bekennende verklaring heeft afgelegd, te weten de factuur van [bedrijf 1] aan [slachtoffer 1] en/of [bedrijf 2] en de factuur van [bedrijf 2] aan [bedrijf 3] , kan het niet anders dan dat verdachte deze stukken heeft gemaakt en gebruikt, nu de deurwaarder de goederen niet heeft aangetroffen in de sportschool.
Ten aanzien van feit 2 kan worden bewezen dat verdachte de auto’s opzettelijk heeft onttrokken aan het pandrecht dat op die auto’s was gevestigd. De verklaring van verdachte dat hij niet wist dat er nog pandrecht rustte op de auto’s nadat zij (deels) waren afbetaald, is ongeloofwaardig, nu verdachte als ondernemer veelvuldig in aanraking kwam met leasecontracten en derhalve de Garantenstellung geldt.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van feiten 1 (deels), 2, 3, 4 en 5. Hij heeft daartoe het volgende aangevoerd.
Ten aanzien van feit 1 dient verdachte te worden vrijgesproken van de onderdelen die zien op de factuur van [bedrijf 1] aan [slachtoffer 1] en/of [bedrijf 2] en op de factuur van [bedrijf 2] aan [bedrijf 3] . Verdachte wist niets van de eventuele valsheid van deze facturen. Anders dan de gegevens die door [bedrijf 2] zijn aangeleverd, wist verdachte niets van de herkomst van de fitnessapparatuur. Nu op de pandakte (pagina 381), behorend bij de financieringsovereenkomst met contractnummer [kenmerk] , andere goederen dan de fitnessapparatuur staan vermeld die worden verpand, kan niet zonder meer uit de stukken worden afgeleid dat er een causaal verband bestaat tussen het overleggen van beide facturen en de kredietverstrekking. Daarnaast dient de vraag te worden opgeworpen of de factuur van [bedrijf 2] vals is, aangezien uit de akte afstand pandrecht (pagina 388) volgt dat de fitnessapparatuur wel degelijk heeft bestaan. De overige onderdelen in feit 1 kunnen worden bewezen.
Ten aanzien van feit 2 kan het opzet van verdachte niet worden bewezen. Het contact met betrekking tot de leasecontracten en verpandingen voerde verdachte met de [benadeelde partij] . Uit de aangeleverde stukken blijkt dat verdachte voorafgaand aan de inruil van de voertuigen hierover contact heeft gehad met de [benadeelde partij] . In het bijzonder moet verdachte worden vrijgesproken van het ten laste gelegde ten aanzien van de voertuigen met de kentekens [kenteken] , [kenteken] en [kenteken] , nu er in 2014 geen pandrecht meer rustte op deze voertuigen. De leaseovereenkomst en tevens pandakte is gedateerd 23 mei 2011, terwijl het dossier tevens een akte afstandsverklaring pandrechten bevat ten aanzien van deze voertuigen gedateerd 24 mei 2011 (pagina 295). Daarnaast dient verdachte te worden vrijgesproken van het ten laste gelegde met betrekking tot de voertuigen met de kentekens [kenteken] , [kenteken] en [kenteken] . Uit de pandakte volgt geen andere datum dan het voorgedrukte jaartal 2014, terwijl de voertuigen in december 2013 zijn overgeschreven op naam van [bedrijf 10]. Er is aldus geen bewijs dat er op het moment van vervreemding van de auto’s in 2013 er daadwerkelijk een pandrecht rustte op deze voertuigen.
Ten aanzien van feit 3 primair dient vrijspraak te volgen, omdat er geen sprake is van ‘afgifte’. Uit de gegevens van de [benadeelde partij] blijkt immers dat het maximale krediet reeds was opgenomen op het moment dat de pandlijsten d.d. 7 en 8 mei 2014 werden aangeleverd. Daarnaast kan het eenmalig verstrekken van een onjuist debiteurenoverzicht niet leiden tot een bewezenverklaring van een valse hoedanigheid, één of meer listige kunstgrepen of een samenweefsel van verdichtsels. Het subsidiair ten laste gelegde kan evenmin worden bewezen. Niet kan worden vastgesteld dat verdachte opzettelijk debiteuren heeft laten staan op de pandlijsten en dat hij opzettelijk onjuiste debiteurenoverzichten heeft overgelegd. Door de wijze van factureren en administreren en door mogelijk een softwareprobleem waren de debiteurenoverzichten mogelijk niet up to date. Daarnaast was het niet zo dat er enkel debiteuren die hadden betaald op de lijst zijn blijven staan. Er ontbraken ook debiteuren op de lijst die een recente factuur hadden ontvangen. Tegen deze achtergrond zou volledig juist ingevulde pandlijsten niet hebben geleid tot een verlaging van de toegestane maximale kredieten.
Ten aanzien van feit 4 dient vrijspraak te volgen omdat er geen bewijs is voor de vermeende faillissementsfraude. Daarnaast kan, zo er al tot een bewezenverklaring kan worden gekomen, het feit niet gekwalificeerd worden als strafbaar feit en dient verdachte om die reden ontslagen te worden van alle rechtsvervolging, omdat het wetsartikel waarop het verwijt aan verdachte is gebaseerd, te weten artikel 344a, lid 2, sub 2, Sr, pas op 1 juli 2016 in werking is getreden en de tenlastegelegde periode ziet op de periode van 10 mei 2010 tot en met 1 mei 2015.
Ten aanzien van feit 5 kan niet worden bewezen dat de geldbedragen afkomstig zijn uit enig misdrijf. De eventuele onjuistheid van de onderliggende facturen aan de leaseovereenkomsten doet niets af aan de geldigheid van die overeenkomsten, zeker nu de goederen aanwezig waren in het bedrijf van verdachte. Gelet op de bepleite vrijspraak bij feit 1 ten aanzien van het geldbedrag van € 115.230,- dient ook een vrijspraak te volgen voor dit geldbedrag ten aanzien van witwassen.
Oordeel van de rechtbank
Inleidend
Verdachte was gedurende de ten laste gelegde periodes bestuurder en enig aandeelhouder van de vennootschappen [bedrijf 8] , [bedrijf 13] , [bedrijf 3] en [bedrijf 11] . De holding [bedrijf 8] was bestuurder en enig aandeelhouder van onder meer de dochtermaatschappijen [bedrijf 12] , [bedrijf 16] en [bedrijf 5] . Dit gold voor de holding [bedrijf 13] ten aanzien van de dochtermaatschappijen [bedrijf 14] , [bedrijf 17] en [bedrijf 15] . [1]
In de maanden oktober en november 2014 zijn de vennootschappen [bedrijf 8] , [bedrijf 12] , [bedrijf 16] , [bedrijf 5] , [bedrijf 13] , [bedrijf 14] , [bedrijf 17] , [bedrijf 14] en [bedrijf 6] in staat van faillissement verklaard.
Vrijspraak van feit 2
De rechtbank acht feit 2 niet wettig en overtuigend bewezen, zodat verdachte hiervan zal worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt hiertoe het volgende.
In 2010, 2011 en 2013 heeft verdachte namens [bedrijf 5] leaseovereenkomsten afgesloten met betrekking tot een tiental voertuigen bij [bedrijf 9] (hierna: [bedrijf 9] ), zijnde een dochteronderneming van de [benadeelde partij] . Deze voertuigen zijn bij deze leaseovereenkomsten verpand aan [bedrijf 9] .
Verdachte heeft in maart 2012 één voertuig en in december 2013 negen voertuigen verkocht aan [bedrijf 10].
Verdachte heeft verklaard ten aanzien van onderhavige leasecontracten dat hij altijd rechtstreeks contact heeft gehad met zijn vaste contactpersonen bij de [benadeelde partij] en nooit met [bedrijf 9] . Verdachte heeft documenten overgelegd aan de rechtbank waaruit blijkt dat hij voorafgaand aan de vervreemding van de voertuigen contact heeft gehad met de [benadeelde partij] over het inruilen van de voertuigen en het opzeggen van de bijbehorende autoverzekeringen. Zo is op 9 december 2013 door verdachte een brief verzonden naar de [benadeelde partij] met een overzicht van de ingeruilde dan wel in te ruilen voertuigen, met daarbij het verzoek om de bijbehorende autoverzekeringen op te zeggen. Uit de brief blijkt dat dit kennelijk eerder met de bank is besproken en dat de [benadeelde partij] heeft verzocht om een overzicht van de ingeruilde dan wel in te ruilen voertuigen. Uit niets blijkt dat de bank verdachte toen heeft gewezen op het pandrecht dat nog op de voertuigen zou rusten.
Verdachte heeft voorts verklaard dat ten tijde van de vervreemding van de voertuigen de afbetaling van de voertuigen reeds (geheel of voor een groot gedeelte) had plaatsgevonden en dat hij om die reden in de veronderstelling was dat er geen pandrecht meer rustte op de voertuigen. In het contact met de bank heeft deze hem daar ook niet op gewezen.
Gelet op de brief aan de [benadeelde partij] , waaruit afgeleid kan worden dat er voorafgaand aan de inruil van de voertuigen contact is geweest tussen verdachte en de bank over deze inruil, en bij gebrek aan bewijs voor het tegendeel, kan onvoldoende worden vastgesteld dat verdachte zich bewust was van het feit dat er ook na de afbetaling nog steeds een pandrecht op de auto’s rustte. Daarmee is evenmin in voldoende mate komen vast te staan dat verdachte opzet heeft gehad op het onttrekken van de voertuigen aan het pandrecht dat daarop was gevestigd.
Vrijspraak van feit 3
De rechtbank acht, met de officier van justitie en de raadsman, feit 3 primair en subsidiair niet wettig en overtuigend bewezen, zodat verdachte hiervan zal worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt hiertoe het volgende.
Op 7 september 2013 zijn er twee kredietovereenkomsten gesloten tussen enerzijds [benadeelde partij] (hierna: [benadeelde partij] ) en anderzijds [bedrijf 13] respectievelijk [bedrijf 12] . Onderdeel van deze kredietovereenkomsten was de verpanding van de debiteurenvorderingen van genoemde vennootschappen. Daartoe diende verdachte maandelijks een overzicht van de debiteurenvorderingen over te leggen aan de [benadeelde partij] . De hoogte van de kredieten werd door de [benadeelde partij] bepaald aan de hand van de aangeleverde debiteurenoverzichten.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat de debiteurenoverzichten maandelijks werden uitgedraaid door een van de administratieve medewerkers en dat het door de wijze van administreren heel goed mogelijk is dat de financiële administratie achterliep. Verdachte diende deze debiteurenoverzichten te ondertekenen. Door verdachte is verklaard dat hij deze overzichten niet op regelniveau heeft gecontroleerd. Daarnaast heeft verdachte gesteld dat de maximale kredietbedragen niet lager zouden zijn vastgesteld als de debiteurenoverzichten met de juiste actuele debiteurenstand waren overgelegd, nu er ook een aantal facturen ten onrechte niet waren opgenomen in die overzichten.
Zoals ook door verdachte is erkend, acht de rechtbank het aannemelijk dat de aan de [benadeelde partij] overgelegde debiteurenoverzichten niet actueel waren en dat hierin reeds betaalde vorderingen waren opgenomen. De rechtbank is echter van oordeel dat hiermee niet zonder meer kan worden gesteld dat verdachte de debiteurenoverzichten opzettelijk onjuist heeft opgemaakt en overgelegd met het doel om de afgifte van een hoger kredietbedrag mogelijk te maken.
Nog daargelaten de vraag of het nadien overleggen van onjuiste debiteurenoverzichten de afgifte van een reeds verstrekt kredietbedrag kan opleveren, is de rechtbank van oordeel dat de primair ten laste gelegde oplichting alsook de subsidiair ten laste gelegde varianten van valsheid in geschrift niet wettig en overtuigend kunnen worden bewezen.
Bewijsmiddelen ten aanzien van feit 1
De rechtbank acht feit 1 wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. De door verdachte ter zitting van 15 april 2019 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Ik heb de factuur van [bedrijf 2] op pagina 103 van het dossier naar de [benadeelde partij] gestuurd ter onderbouwing van een financieringsaanvraag voor de sportschool. Het bankafschrift van ING heb ik zelf aangepast en ook aan de bank overgelegd.
Er was sprake van liquiditeitskrapte binnen de vennootschappen waarvan ik (middellijk) bestuurder was. Om dat op te lossen heb ik besloten om een financiering af te sluiten op reeds aanwezige objecten. Ik heb hiertoe bestaande facturen op naam van [bedrijf 4] verschillende keren aangepast. Deze aangepaste facturen heb ik overgelegd aan de bank. De twee facturen op naam van [bedrijf 7] heb ik ook aangepast en aan de bank overgelegd. Het e-mailbericht waarin een medewerker van [bedrijf 7] stelt dat er een geldbedrag is ontvangen zal ik in dezelfde setting hebben gemaakt.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor aangever met bijlagen d.d. 5 november 2014, opgenomen op pagina 240 e.v. van het dossier Insight van Politie Noord-Nederland met nummer 2014156627 d.d. 15 juni 2016, inhoudend als verklaring van [medewerker 1] , namens [bedrijf 9] :
Ik doe namens [bedrijf 9] (verder te noemen [bedrijf 9] ) aangifte ter zake valsheid in geschrift. Door [verdachte] werden in de periode gelegen tussen 19 mei 2010 en 26 november 2013 meerdere zogenaamde financial leaseovereenkomsten (geldlening met een geregistreerd pandrecht) afgesloten via de [benadeelde partij] , gevestigd te Emmen bij [bedrijf 9] .
Als “bewijs” dat de fitnessapparatuur, welke aanwezig zouden zijn bij [bedrijf 2] , door de heer [verdachte] ook daadwerkelijk betaald zou zijn, heeft hij voorafgaande aan de totstandkoming van de betreffende financiering daartoe een kopie van een ING-bankafschrift overlegd, waaruit de overboeking aangaande deze aankoop zou moeten blijken. Veiligheidszaken van ING gaf aan dat:
“Het afschrift van augustus 2013 met volgnummer 17 is bij ons op 05-08-2013 (ipv 23-08-2013) opgesteld. Tevens is hierop slechts een boeking van 1.250 euro te zien, en niet de boeking van 121.000,00. Het afschrift is dan ook een vervalsing.”
Vervolgens werden vanuit een aantal contracten een zestal facturen afkomstig van [bedrijf 18] (
de rechtbank begrijpt: [bedrijf 4]) aangetroffen. Daarnaast werd in relatie tot de factuur d.d. 22-04-2013 een e-mailbericht in het dossier aangetroffen afkomstig van [bedrijf 18] , waarin een betaling van € 32.300,- bevestigd werd. Verificatie bij [bedrijf 18] leerde mij dat:
De factuur d.d. 9 februari 2012 waarop een bedrag van € 48.500,- zichtbaar is, betreft, volgens [bedrijf 18] (‘ [bedrijf 18] ’) een factuur die, wel van hun bedrijf afkomstig is en inderdaad gericht geweest is aan [bedrijf 19] . Het factuurbedrag dat op de juiste originele factuur vanuit de administratie van [bedrijf 18] is vermeld bedraagt echter geen € 48.500,- maar € 8.500,-. Voorafgaand aan het aanbieden van deze factuur aan [bedrijf 9] is het bedrag kennelijk verhoogd van € 8.500,- naar € 48.500,-
Ten aanzien van de overige facturen (03-12-2012 Hangcha , 03-12-2012 MEC, 09-02-2012 Merlo , 22-04-2013 en 25-03-2013) heeft [bedrijf 18] desgevraagd aangegeven dat men deze niet (her-)kent. De desbetreffende objecten zijn zeker nooit geleverd aan enige entiteit van de heer [verdachte] .
Tot slot ten aanzien van het genoemde mailbericht d.d. 23-04-2013 aangaande een betaling ad € 32.000,-. Ook dit mailbericht kent [bedrijf 18] niet.
Vervolgens werden door mij twee facturen afkomstig van [bedrijf 7] , d.d. 29-11-2012 en 25-03-2013 van respectievelijk € 28.848,- en € 44.357,39 met een e-mailbericht de dato 27 maart 2013, kennelijk afkomstig van de directeur van [bedrijf 7] , de heer [medewerker 3] , waarin een betaling van € 44.357,39 vanuit [verdachte] werd bevestigd, bij [bedrijf 7] geverifieerd. De heer [medewerker 3] gaf mij aan dat beide facturen niet binnen de administratie van [bedrijf 7] bekend waren en dat het betreffende e-mailbericht aangaande deze betalingsbevestiging nooit door hem was opgemaakt dan wel verzonden aan de heer [verdachte] .
3. Een schriftelijk bescheid, te weten een factuur van [bedrijf 2] (LL-4), opgenomen op pagina 103 van voornoemd dossier, voor zover inhoudend:
Geadresseerde: [bedrijf 3]
Aan u geleverd en door u afgenomen: fitnessapparatuur van [bedrijf 1] (…) voor een totaalbedrag van € 121.000,-.
4. Een schriftelijk bescheid, te weten een bankafschrift van ING (LL-6), opgenomen op pagina 105 van voornoemd dossier, voor zover inhoudend:
Geadresseerde: [bedrijf 3]
Datum: 23-08-2013
Naam: [bedrijf 2]
Bedrag afschrijving: 121.000,00
Definitief saldo 23-08-2013: EURO 38.138,95
5. Een schriftelijk bescheid, te weten een factuur van [bedrijf 4] , opgenomen op pagina 107 van voornoemd dossier, voor zover inhoudend:
Geadresseerde: [bedrijf 19]
Beschreibung: Manitou Arbeitsbühne
Baujahr: 2010
SN-Nr: 10235718001-504211
Gesamtpreis: € 48.500,00
6. Een schriftelijk bescheid, te weten een factuur van [bedrijf 4] (LL-10), opgenomen op pagina 110 van voornoemd dossier, voor zover inhoudend:
Geadresseerde: [bedrijf 5]
Datum: 25-03-2013
Nummer: 213-2013
Beschreibung: Simplex Bau-aufzug
Gesamtpreis: € 13.500,00
7. Een schriftelijk bescheid, te weten een factuur van [bedrijf 4] , opgenomen op pagina 111 van voornoemd dossier, voor zover inhoudend:
Geadresseerde: [bedrijf 3]
Datum: 03-12-2012
Nummer: 22202-12
Gesamtpreis: € 35.500,00
8. Een schriftelijk bescheid, te weten een factuur van [bedrijf 4] , opgenomen op pagina 112 van voornoemd dossier, voor zover inhoudend:
Geadresseerde: [bedrijf 3]
Datum: 03-12-2012
Nummer: 22291-12
Beschreibung: MEC2684
Gesamtpreis: € 42.500,00
9. Een schriftelijk bescheid, te weten een factuur van [bedrijf 4] , opgenomen op pagina 113 van voornoemd dossier, voor zover inhoudend:
Geadresseerde: [bedrijf 6]
Datum: 09-02-2012
Nummer: 2121-2012
Beschreibung: Merlo Roto
Gesamtpreis: € 38.500,00
10. Een schriftelijk bescheid, te weten een factuur van [bedrijf 4] , opgenomen op pagina 114 van voornoemd dossier, voor zover inhoudend:
Geadresseerde: [bedrijf 5]
Datum: 22-04-2013
Gesamtbetrag: € 32.500,00
11. Een schriftelijk bescheid, te weten een e-mailbericht van [bedrijf 4] (LL-11), opgenomen op pagina 115 van voornoemd dossier, voor zover inhoudend:
Van: [medewerker 2], [bedrijf 4]
Aan: [verdachte]
Die Zahlung haben wir heute morgen erhalten, Total € 32.500,00.
12. Een schriftelijk bescheid, te weten een factuur van [bedrijf 7] (LL-12), opgenomen op pagina 116 van voornoemd dossier, voor zover inhoudend:
Quotation 275
Datum: 25-03-2013
Ship to: [bedrijf 12]
Your price: € 44.357,39
13. Een schriftelijk bescheid, te weten een factuur van [bedrijf 7] (LL-13), opgenomen op pagina 117 van voornoemd dossier, voor zover inhoudend:
Ship to: [bedrijf 12]
Totaalbedrag goederen: € 28.848,00
14. Een schriftelijk bescheid, te weten een e-mailbericht van [bedrijf 7] (LL-14), opgenomen op pagina 119 van voornoemd dossier, voor zover inhoudend:
Van: [medewerker 3] - [bedrijf 7]
Verzonden: 27 maart 2013
Hierbij bevestigen wij de ontvangst van uw betaling vanaf rekening 65.08.12.751 ( [bedrijf 3] ). Een bedrag ad EUR 44.357,39.
15. Een schriftelijk bescheid, te weten een e-mailbericht van [medewerker 4], [bedrijf 4] , d.d. 3 september 2014, opgenomen op pagina 449 e.v. van voornoemd dossier, voor zover inhoudend:
Eine Rechnung konnten wir zuordnen. Nur der Betrag von 48.500 stimmt nicht. Die andere Rechnung ist nicht vons uns erstellt worden.
16. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 31 augustus 2015, opgenomen op pagina 493 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [medewerker 3] :
O = Door [verdachte] zijn facturen gebruikt bij het verkrijgen van financieringen bij [bedrijf 9] met uw gegevens erop. Wij tonen u nu deze quotations en mail. (Document LL-12 t/m LL-14)
V = Herkent u deze formulieren?
A = Dit zijn offertes (quotations) met ons logo. Ze kloppen echter niet. Quotation 275 heeft als datum 25-03-2013. Quotation 527 heeft als datum 29-11-2012. Een hoger nummer terwijl de datum eerder ligt. Quotation 275 was een offerte voor een heel ander bedrijf. Quotation 527 is wel een offerte van ons welke naar [bedrijf 12] is gegaan. De inhoud klopt echter niet. Op 29 november 2012 is de eerste offerte door ons gegeven. Dit was voor een totaalbedrag van € 19.444,70. De mail betreft een bevestiging van ontvangst van betaling van Quotation 275. Deze heb ik nooit verzonden aan de heer [verdachte] .
V = Zijn er goederen door [bedrijf 7] geleverd aan [verdachte] of aan een van zijn bedrijven?
A = Ja. Wij hebben 2 kleine dingen geleverd aan [bedrijf 12] en daarnaast later nog een volledige pc aan [bedrijf 14] . Dit was augustus 2013. De rekening hiervan is pas veel later betaald.
V = Wat kunt u verder vertellen over deze facturen?
A = Het is duidelijk dat het vervalsingen zijn.
Bewijsoverwegingen ten aanzien van feit 1
[bedrijf 1] / [bedrijf 2]
Verdachte is in 2013 namens [bedrijf 3] betrokken geweest bij de overname van [bedrijf 2] . Ten behoeve van deze koop heeft verdachte een financiële leaseovereenkomst afgesloten bij [bedrijf 9] . Verdachte heeft verklaard dat hij daartoe diverse documenten heeft overgelegd, waaronder een factuur met betrekking tot fitnessapparatuur van [bedrijf 1] aan [slachtoffer 1] en/of [bedrijf 2] (LL-3, pagina 98), een factuur met betrekking tot de overname van de inventaris van de sportschool van [bedrijf 2] aan [bedrijf 3] gedateerd 21 augustus 2013 (LL-4, pagina 103) en een bankafschrift waaruit blijkt dat op 23 augustus 2013 een bedrag van € 121.000,- is overgeschreven van een bankrekening van [bedrijf 3] naar [bedrijf 2] (pagina 105). De facturen dienden volgens verdachte ter onderbouwing van de reeds aanwezige goederen in de sportschool. Uit het dossier is gebleken dat de factuur van [bedrijf 1] vals is. Verdachte heeft verklaard dat hij zich niet meer kan herinneren van wie hij de factuur van [bedrijf 1] heeft ontvangen. Hij heeft ontkend dat hij wist dat beide facturen vals waren. Wel heeft verdachte bekend dat hij het bestaande bankafschrift heeft vervalst en heeft overgelegd in de financieringsprocedure.
De rechtbank is van oordeel dat het dossier onvoldoende aanknopingspunten bevat om aan te kunnen nemen dat verdachte wist dat de factuur van [bedrijf 1] vals was. De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken ten aanzien van de ten laste gelegde gedragingen met betrekking tot deze factuur.
Ook ontbreekt naar het oordeel van de rechtbank bewijs in het dossier dat verdachte de factuur van [bedrijf 2] heeft vervalst. De rechtbank zal verdachte ook hiervan vrijspreken.
Wel acht de rechtbank bewezen dat verdachte het bankafschrift heeft vervalst en gebruikt op grond van zijn bekennende verklaring en de onderbouwde stelling van aangever dat het betreffende bankafschrift inderdaad vals is. Verdachte heeft doen voorkomen dat [bedrijf 3] een bedrag ter hoogte van € 121.000,-- had overgemaakt naar [bedrijf 2] , conform de factuur. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat bewezen kan worden dat verdachte wetenschap heeft gehad van de valsheid van de factuur van [bedrijf 2] op het moment dat hij deze factuur inbracht in het kader van de financiering.
[bedrijf 4] (hierna: [bedrijf 18] ) en [bedrijf 7] (hierna: [bedrijf 7] )
Verdachte heeft een bekennende verklaring afgelegd ten aanzien van het vervalsen van de ten laste gelegde facturen en het overleggen daarvan aan [bedrijf 9] . Hoewel verdachte ter terechtzitting heeft verklaard zich niets meer te kunnen herinneren ten aanzien van het e-mailbericht van [bedrijf 18] en het e-mailbericht van [bedrijf 7] , acht de rechtbank bewezen dat, gelet op de samenhang met de door verdachte erkende facturen, verdachte deze geschriften valselijk heeft opgemaakt en heeft overgelegd aan [bedrijf 9] .
De rechtbank acht daarmee wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de geschriften ten aanzien van voornoemde bedrijven heeft vervalst, dan wel valselijk heeft opgemaakt, en deze geschriften heeft gebruikt ter verkrijging van geldleningen.
Bewijsmiddelen ten aanzien van feit 4
De rechtbank past de bewijsmiddelen 1 tot en met 16 toe die zijn gebruikt ten aanzien van feit 1, aangevuld met de volgende bewijsmiddelen, die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. De door verdachte ter zitting van 15 april 2019 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Ik heb de curator niet verteld dat de administratie valse stukken bevatte.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor aangever d.d. 2 juni 2015, opgenomen op pagina 728 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [curator] :
Ik ben benoemd als curator in het faillissement van [bedrijf 11] . Wij hebben de administratie meegenomen en onderzoek gedaan naar het bedrijf en in de administratie. Tijdens het onderzoek bleek ons dat het een kluwen was. Verschillende bedrijven waren met elkaar verweven. Ook in de faillissementen van [bedrijf 12] , [bedrijf 13] , [bedrijf 8] , [bedrijf 14] , [bedrijf 15] , [bedrijf 5] , [bedrijf 16] en [bedrijf 17] ben ik door de rechtbank als curator benoemd.
3. Een schriftelijk bescheid, te weten een vonnis van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Assen, d.d. 22 oktober 2014, opgenomen op pagina 738 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend dat [bedrijf 11] in staat van faillissement is verklaard.
4. Een schriftelijk bescheid, te weten een vonnis van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Assen, d.d. 28 oktober 2014, opgenomen op pagina 741 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend dat [bedrijf 12] in staat van faillissement is verklaard.
5. Een schriftelijk bescheid, te weten een vonnis van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Assen, d.d. 6 november 2014, opgenomen op pagina 743 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend dat [bedrijf 8] in staat van faillissement is verklaard.
6. Een schriftelijk bescheid, te weten een vonnis van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Assen, d.d. 6 november 2014, opgenomen op pagina 745 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend dat [bedrijf 13] in staat van faillissement is verklaard.
7. Een schriftelijk bescheid, te weten een vonnis van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Assen, d.d. 18 november 2014, opgenomen op pagina 747 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend dat [bedrijf 16] , [bedrijf 5] , [bedrijf 17] , [bedrijf 14] en [bedrijf 15] in staat van faillissement zijn verklaard.
8. Een schriftelijk bescheid, te weten een uittreksel uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel ten aanzien van [bedrijf 11] d.d. 4 november 2014, opgenomen op pagina 193 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend dat [bedrijf 8] enig aandeelhouder en bestuurder is.
9. Een schriftelijk bescheid, te weten een uittreksel uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel ten aanzien van [bedrijf 12] d.d. 4 november 2014, opgenomen op pagina 191 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend dat [bedrijf 8] enig aandeelhouder en bestuurder is.
10. Een schriftelijk bescheid, te weten een uittreksel uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel ten aanzien van [bedrijf 13] d.d. 4 november 2014, opgenomen op pagina 199 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend dat [verdachte] bestuurder is.
11. Een schriftelijk bescheid, te weten een uittreksel uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel ten aanzien van [bedrijf 8] d.d. 4 november 2014, opgenomen op pagina 181 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend dat [verdachte] bestuurder is.
12. Een schriftelijk bescheid, te weten een uittreksel uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel ten aanzien van [bedrijf 14] d.d. 4 november 2014, opgenomen op pagina 203 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend dat [bedrijf 13] enig aandeelhouder en bestuurder is.
13. Een schriftelijk bescheid, te weten een uittreksel uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel ten aanzien van [bedrijf 15] d.d. 4 november 2014, opgenomen op pagina 205 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend dat [bedrijf 13] enig aandeelhouder en bestuurder is.
14. Een schriftelijk bescheid, te weten een uittreksel uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel ten aanzien van [bedrijf 5] d.d. 7 november 2014, opgenomen op pagina 189 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend dat [bedrijf 8] enig aandeelhouder en bestuurder is.
15. Een schriftelijk bescheid, te weten een uittreksel uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel ten aanzien van [bedrijf 16] d.d. 7 november 2014, opgenomen op pagina 187 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend dat [bedrijf 8] enig aandeelhouder en bestuurder is.
16. Een schriftelijk bescheid, te weten een uittreksel uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel ten aanzien van [bedrijf 17] d.d. 4 november 2014, opgenomen op pagina 201 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend dat [bedrijf 13] enig aandeelhouder en bestuurder is.
Bewijsoverwegingen ten aanzien van feit 4
De curator die belast was met de afwikkeling van de faillissementen, mr. [curator] , heeft aangifte gedaan van faillissementsfraude. De curator heeft hierin geconcludeerd dat verdachte ten aanzien van de verpande debiteurenvorderingen in de verpandlijsten een groot aantal debiteuren had opgenomen die reeds hadden betaald of niet (meer) bestonden. Daarnaast is volgens de curator een ondeugdelijke administratie van inventaris, machines, gereedschappen en voorraden gevoerd, waardoor de boekwaarde hiervan hoger uitviel dan de waarde van de aangetroffen goederen.
Verdachte heeft hierop gemotiveerd verweer gevoerd. Volgens verdachte heeft de curator onvoldoende onderzoek gedaan naar de administratie van de gefailleerde bedrijven en heeft de curator niet om opheldering gevraagd bij verdachte, terwijl dit wel in de rede lag. Wel heeft verdachte ten aanzien van een aantal in feit 1 vervatte geschriften bekend dat hij deze heeft vervalst, dan wel valselijk heeft opgemaakt, en dat hij deze valse geschriften heeft overgelegd aan [bedrijf 9] teneinde leaseovereenkomsten af te sluiten. De rechtbank heeft hiervoor reeds geoordeeld dat dit feit bewezen kan worden verklaard.
De rechtbank stelt voorop dat bij de beoordeling of verdachte, als bestuurder van een groep rechtspersonen, heeft voldaan aan de wettelijke verplichtingen tot het voeren van een administratie, aansluiting dient te worden gezocht bij de eisen hieromtrent in onder meer artikel 2:10, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek:
Artikel 2:10

1. Het bestuur is verplicht van de vermogenstoestand van de rechtspersoon en van alles betreffende de werkzaamheden van de rechtspersoon, naar de eisen die voortvloeien uit deze werkzaamheden, op zodanige wijze een administratie te voeren en de daartoe behorende boeken, bescheiden en andere gegevensdragers op zodanige wijze te bewaren, dat te allen tijde de rechten en verplichtingen van de rechtspersoon kunnen worden gekend.

[…]

Uit vaste jurisprudentie blijkt dat daaraan is voldaan indien de administratie van de vennootschap zodanig was dat men ‘snel inzicht kan krijgen in de debiteuren- en crediteurenpositie op enig moment’ en ‘deze posities en stand van de liquiditeiten, gezien de aard en omvang van de onderneming, een redelijk inzicht geven in de vermogenspositie’. Naast de debiteuren- en crediteurenpositie en de stand van de liquiditeiten kunnen echter ook andere elementen van belang zijn voor het antwoord op de vraag of de boekhouding aan de daaraan te stellen eisen voldoet. [2] Indien sprake is van fraude, wordt een schending van de administratieplicht sneller aangenomen. [3] Dit vindt onder meer zijn oorzaak in het gegeven dat een administratie waarin valse facturen zijn opgenomen niet alleen voor die facturen, maar ook voor het geheel niet betrouwbaar is en reeds om die reden geen goed inzicht geeft in de aanspraken en verplichtingen van de onderneming.
Gelet op het gevoerde verweer is de rechtbank van oordeel dat thans onvoldoende is vast komen te staan dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de door de curator gestelde verzuimen ten aanzien van de administratie, met uitzondering van het opnemen van valse stukken in de administratie zoals door verdachte is bekend.
Verdachte heeft als bestuurder opzettelijk valse facturen opgesteld en gebruikt, die daarmee onderdeel zijn gaan uitmaken van de administratie van de vennootschappen. Hij heeft daarmee bewust onduidelijkheid geschapen met betrekking tot de aanspraken en verplichtingen van de ondernemingen en in de goederen die in de vennootschappen al dan niet aanwezig waren, waarop pandrecht was gevestigd. Niet alleen heeft verdachte [bedrijf 9] een onjuiste voorstelling van zaken gegeven, ook heeft hij na het faillissement de curator niet ingelicht over de aanwezigheid van de valse facturen in de administratie. De rechtbank is op grond van het voorgaande van oordeel dat verdachte niet heeft voldaan aan de wettelijke plicht tot het voeren van een administratie dat te allen tijde de rechten en verplichtingen van de rechtspersoon konden worden gekend, ten gevolge waarvan de afhandeling werd bemoeilijkt.
Hoewel de rechtbank vaststelt dat deze valse stukken geen betrekking hebben op alle ten laste gelegde vennootschappen, is de rechtbank van oordeel dat het feit wel bewezen kan worden verklaard ten aanzien van alle vennootschappen. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat de administratie van de vennootschappen waarvan hij (middellijk) bestuurder en aandeelhouder in zekere mate met elkaar verweven was. Deze verwevenheid blijkt ook uit de aangifte van de curator en de faillissementsverslagen. De rechtbank is derhalve van oordeel dat het feit, zoals ten laste gelegd, wettig en overtuigend kan worden bewezen.
De vraag of het bewezenverklaarde gekwalificeerd kan worden als een strafbaar feit, zal de rechtbank hieronder beantwoorden.
Bewijsmiddelen ten aanzien van feit 5
De rechtbank past de bewijsmiddelen 1, 2, 3, 4 en 16 toe die zijn gebruikt ten aanzien van feit 1, aangevuld met de volgende bewijsmiddelen, die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
1. Een schriftelijk bescheid, te weten een financiële leaseovereenkomst, ondertekend op 8 november 2013 door [verdachte] namens [bedrijf 5] , opgenomen op pagina 407 e.v. van voornoemd dossier, voor zover inhoudend:
De ondergetekenden:
I. [bedrijf 5] , hierna te noemen: Cliënt,
II. [bedrijf 9] , hierna te noemen: [bedrijf 9] ,
verklaren te zijn overeengekomen:
(…)
1. a. [bedrijf 9] verklaart aan Cliënt een geldlening te hebben verstrekt c.q. te zullen verstrekken en Cliënt verklaart deze geldlening te aanvaarden en na verstrekking terzake aan [bedrijf 9] verschuldigd te zijn een bedrag, in hoofdsom groot: Eur 80.000,00
b. Cliënt zal de geldlening uitsluitend mogen aanwenden voor de aanschaf en verkrijging in volledige en onbezwaarde eigendom van het Object.
2. a. Tot zekerheid voor de voldoening van al hetgeen [bedrijf 9] van Cliënt blijkens haar administratie te vorderen heeft of mocht hebben, uit hoofde van de onderhavige Financiële Lease-overeenkomst, dan wel uit welken anderen hoofde dan ook, verpandt de Cliënt hierbij het object aan [bedrijf 9] , die dit in pand aanneemt.
(…)
3. Omschrijving Object:
• Een printer
• Een personal computer (…)
• Een beeldscherm (…)
2. Een schriftelijk bescheid, te weten een factuur van [bedrijf 7] , opgenomen op pagina 410 van voornoemd dossier, voor zover inhoudend:
From: [bedrijf 7]
Ship to: [bedrijf 12]
Description:
  • HP Design jet: € 10.500,00
  • HP WS460C: € 2.980,00
  • Monitor: € 894,00
3. Een schriftelijk bescheid, te weten een financiële leaseovereenkomst, ondertekend op 25 september 2013 door [verdachte] namens [bedrijf 5] , opgenomen op pagina 400 e.v. van voornoemd dossier, voor zover inhoudend:
De ondergetekenden:
I. [bedrijf 5] , hierna te noemen: Cliënt,
II. [bedrijf 9] , hierna te noemen: [bedrijf 9] ,
verklaren te zijn overeengekomen:
(…)
1. a. [bedrijf 9] verklaart aan Cliënt een geldlening te hebben verstrekt c.q. te zullen verstrekken en Cliënt verklaart deze geldlening te aanvaarden en na verstrekking terzake aan [bedrijf 9] verschuldigd te zijn een bedrag in hoofdsom groot: Eur 50.000.00
b. Client zal de geldlening uitsluitend mogen aanwenden voor de aanschaf en verkrijging in volledige en onbezwaarde eigendom van het Object.
2. a. Tot zekerheid voor de voldoening van al hetgeen [bedrijf 9] van Cliënt blijkens haar administratie te vorderen heeft of mocht hebben, uit hoofde van de onderhavige Financiële Lease-overeenkomst, dan wel uit welken anderen hoofde dan ook, verpandt de Cliënt hierbij het object aan [bedrijf 9] , die dit in pand aanneemt.
(…)
3. Omschrijving Object: Een HP LX850.
4. Een schriftelijk bescheid, te weten een factuur van [bedrijf 7] , opgenomen op pagina 403 van voornoemd dossier, voor zover inhoudend:
From: [bedrijf 7]
Ship to: [bedrijf 12]
Description: 1 HP LX850: € 50.000,00
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van relaas d.d. 15 juni 2016, opgenomen op pagina 8 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
Contract [kenmerk] [bedrijf 1]
• Op dezelfde datum, 23 augustus 2013 werd het bedrag van € 115.238,00 overgeboekt door [bedrijf 9] naar rekeningnummer [rekeningnummer] ten name van [bedrijf 5] BV.
• Op 26 augustus werd er van rekening [rekeningnummer] een bedrag van
€ 115.239,33 overgeboekt naar rekening [rekeningnummer] ten name van [bedrijf 3] .
• Op 26 augustus 2013 werd er van rekening [rekeningnummer] een bedrag van € 100.000,00 overgeboekt naar rekening [rekeningnummer] ten name van [bedrijf 19] .
• Op 26 augustus 2013 werd er van rekening [rekeningnummer] een bedrag van
€ 37.500,00 overgeboekt naar rekening [rekeningnummer] ten name van [bedrijf 14] .
• Op 26 augustus 2013 werd er van rekening [rekeningnummer] een bedrag van € 50.000,00 overgeboekt naar rekening [rekeningnummer] ten name van [bedrijf 12] , omschrijving: afwikkeling SBO incl. jur. kosten.
• Op 26 augustus 2013 werd er van rekening [rekeningnummer] een bedrag van € 10.000,00 overgeboekt naar rekening [rekeningnummer] ten name van [bedrijf 5] .
Contract 31163225956 [bedrijf 7]
• Op 11 november 2013 werd het bedrag van € 80.000,00 overgeboekt door [bedrijf 9] naar rekening [rekeningnummer] ten name van [bedrijf 5] .
• Op 11 november 2013 werd een bedrag van € 23.000,00 doorgestort naar rekening [rekeningnummer] ten name van [bedrijf 12] .
• Dit geld wordt gebruikt om 15 maal salaris te betalen op verschillende rekeningen.
• Op 11 november 2013 werd een bedrag van € 24.000,00 doorgestort naar rekening [rekeningnummer] ten name van [bedrijf 12] .
• Dit geld wordt gebruikt om 18 maal salaris en 1 maal huur te betalen op verschillende rekeningen.
• Van het restantbedrag worden er enkele rekeningen betaald, het tekort wordt met ruim € 16.000,00 euro teruggebracht en er wordt tweemaal een bedrag overgeboekt naar rekeningen op naam van [bedrijf 8] .
Contract 31163178567 [bedrijf 7]
• Op 27 september 2013 werd het bedrag van € 50.000,00 overgeboekt door [bedrijf 9] naar rekening [rekeningnummer] ten name van [bedrijf 5] .
• Op 27 september 2013 werd dit bedrag van € 50.000,00 overgeboekt door [bedrijf 5] naar rekening [rekeningnummer] onder vermelding van deb. 5278 fact. 2013100497 LX 850.
• Op 30 september 2013 werd een bedrag van € 25.000,00 overgeboekt naar rekening [rekeningnummer] ten name van [pensioenfonds] , zijnde het pensioenfonds voor schilders.
• Verder werden in korte tijd een groot aantal rekeningen betaald aan derden.
Bewijsoverwegingen ten aanzien van feit 5
De rechtbank stelt op grond van de bewijsmiddelen vast dat verdachte de in de tenlastelegging genoemde bedragen op de bankrekening van [bedrijf 5] heeft ontvangen naar aanleiding van een drietal financiële leaseovereenkomsten tussen deze vennootschap en [bedrijf 9] .
De rechtbank heeft ten aanzien van het geldbedrag van € 115.238,-- in feit 1 reeds overwogen dat bewezen kan worden dat verdachte stukken die ten grondslag lagen aan de kredietaanvraag heeft vervalst, dan wel valselijk heeft opgemaakt.
Ten aanzien van andere ten laste gelegde geldbedragen volgt uit de bewijsmiddelen dat door verdachte facturen van [bedrijf 7] ter hoogte van € 50.000,-- en van € 14.374,-- zijn overgelegd aan [bedrijf 9] ten behoeve van de verkrijging van de kredietbedragen van respectievelijk
€ 50.000,-- en € 80.000,--. Nu uit correspondentie tussen [bedrijf 9] en [bedrijf 7] volgt dat [bedrijf 7] niet bekend is met factuurbedragen van deze orde van grootte aan een van de vennootschappen van verdachte, kan naar het oordeel van de rechtbank worden vastgesteld dat de genoemde facturen vals zijn. Verdachte heeft ten aanzien van de facturen van onder andere [bedrijf 7] in feit 1 bekend dat hij facturen heeft vervalst met betrekking tot goederen die reeds in de vennootschap aanwezig waren en dat hij deze facturen heeft overgelegd aan [bedrijf 9] teneinde een krediet te ontvangen. Hoewel verdachte geen specifieke verklaring heeft afgelegd over de stukken die ten grondslag liggen aan de kredietverstrekking van € 80.000,-- en € 50.000,-, is de rechtbank van oordeel dat op grond van zijn verklaring ten aanzien van andere valse facturen op naam van [bedrijf 7] , die in dezelfde periode zijn overgelegd, kan worden vastgesteld dat verdachte in elk geval op de hoogte was van de valsheid van de facturen van [bedrijf 7] . Ten aanzien van de overige facturen die ten grondslag liggen aan de kredietverstrekking van € 80.000,-- volgen uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting geen aanknopingspunten dat deze vals zijn.
Desondanks heeft verdachte de genoemde valse facturen van [bedrijf 7] ingediend bij kredietverstrekker en deze zodoende bewogen de bedragen uit te betalen. Naar het oordeel van de rechtbank kan zonder meer worden aangenomen dat [bedrijf 9] de leaseovereenkomsten niet zou hebben gesloten en de kredietbedragen niet zou hebben uitbetaald, indien [bedrijf 9] op de hoogte zou zijn geweest van de valsheid van de daartoe overgelegde stukken. Dat de goederen, zoals verdachte heeft gesteld en voor zover dit al te verifiëren is, reeds aanwezig waren in een van de vennootschappen waarvan hij (al dan niet middellijk) bestuurder en aandeelhouder was, doet daar niet aan af. Uit de leaseovereenkomsten volgt immers dat [bedrijf 5] de geldlening uitsluitend mocht aanwenden voor de aanschaf en verkrijging in volledige en onbezwaarde eigendom van de goederen die daarbij verpand werden op grond van de aangeleverde facturen. Uit het voorgaande volgt naar het oordeel van de rechtbank dat de geldbedragen onmiddellijk afkomstig waren uit enig misdrijf, te weten het opzettelijk gebruik maken van valse geschriften, en dat verdachte dit ook wist.
Uit de bewijsmiddelen blijkt voorts dat de geldbedragen in een zeer korte periode (deels) zijn doorgestort naar andere bankrekeningen van vennootschappen, waarvan verdachte (middellijk) bestuurder en aandeelhouder was, en dat bedragen zijn gestort op rekeningen van derden.
De vraag of de bewezenverklaarde handelingen kunnen worden gekwalificeerd als witwassen, zal de rechtbank hieronder beantwoorden.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht feiten 1, 4 en 5 wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1.
hij in de periode van 19 mei 2010 tot en met 28 september 2014 in Nederland geschriften die bestemd waren om te dienen tot het bewijs van enig feit, namelijk facturen en een bankafschrift en e-mailberichten, valselijk heeft opgemaakt en/of heeft vervalst, immers heeft hij
- valselijk een bankafschrift opgesteld en in strijd met de waarheid vermeld dat van de rekening van [bedrijf 3] een bedrag van 121.000 euro is overgemaakt aan [bedrijf 2] en dat het afschrift dateerde van 23-08-2013 en dat het definitieve saldo 38.138,95 euro bedroeg en
- valselijk een factuur van [bedrijf 4] opgesteld en in strijd met de waarheid vermeld dat de machine uit het bouwjaar 2010 kwam en dat deze machine het SN-Nr nummer 102357180001-504211 kende en dat het bedrag 48.500 euro bedroeg en
- valselijk een factuur van [bedrijf 4] opgesteld en in strijd met de waarheid vermeld dat een Simplex bouwmachine is aangeschaft en dat het bedrag 13.000,00 euro bedroeg en dat de factuur dateerde van 25-03-2013 en dat de factuur geadresseerd was aan [bedrijf 5] en dat de factuur nummer 213-2013 kende en
- valselijk een factuur van [bedrijf 4] opgesteld en in strijd met de waarheid vermeld dat het bedrag 35.500,00 euro bedroeg en dat de factuur dateerde van 03-12-2012 en dat de factuur geadresseerd was aan [bedrijf 3] en dat de factuur nummer 22202-12 kende en
- valselijk een factuur van [bedrijf 4] opgesteld en in strijd met de waarheid vermeld dat een MEC2684 is aangeschaft en dat het bedrag 42.500,00 euro bedroeg en dat de factuur dateerde van 03-12-2012 en dat de factuur geadresseerd was aan [bedrijf 3] en dat de factuur nummer 22291-12 kende en
- valselijk een factuur van [bedrijf 4] opgesteld en in strijd met de waarheid vermeld dat een Merlo Roto is aangeschaft en het bedrag 38.500,00 euro bedroeg en dat de factuur dateerde van 09-02-2012 en dat de factuur geadresseerd was aan [bedrijf 6] en dat de factuur nummer 2121-2012 kende en
- valselijk een factuur van [bedrijf 4] opgesteld en in strijd met de waarheid vermeld dat het bedrag 32.500,00 euro bedroeg en dat de factuur dateerde van 22-04-2013 en dat de factuur geadresseerd was aan [bedrijf 5] en
- valselijk een e-mailbericht van [bedrijf 4] opgesteld en in strijd met de waarheid vermeld dat de betaling van 32.500,00 euro ontvangen is en
- valselijk een factuur van [bedrijf 7] opgesteld en in strijd met de waarheid vermeld dat deze factuur dateerde van 25-3-2013 en dat het bedrag 44.357,39 euro bedroeg en dat deze Quotation 275 als kenmerk had en
- valselijk een factuur van [bedrijf 7] opgesteld en in strijd met de waarheid vermeld dat het bedrag 28.848,00 euro bedroeg en
- valselijk een e-mailbericht van [bedrijf 7] opgesteld en in strijd met de waarheid vermeld dat de betaling van 44.357,39 euro ontvangen is,
met het oogmerk om die geschriften als echt en onvervalst te gebruiken
en
hij in de periode van 19 mei 2010 tot en met 28 september 2014 in Nederland opzettelijk gebruik heeft gemaakt van vervalste en/of valselijk opgemaakte geschriften die bestemd waren om tot bewijs van enig feit te dienen, namelijk van vervalste en/of valselijk opgemaakte facturen en bankafschrift en e-mailberichten, als waren die geschriften echt en onvervalst, immers heeft hij die geschriften ter verkrijging van geldleningen overlegd aan [bedrijf 9] , en bestaande die valsheid hieruit dat
- in een factuur van [bedrijf 2] valselijk en in strijd met de waarheid stond vermeld dat de fitnessapparatuur is geleverd aan [bedrijf 3] en
- in een bankafschrift valselijk en in strijd met de waarheid stond vermeld dat van de rekening van [bedrijf 3] een bedrag van 121.000 euro is overgemaakt aan [bedrijf 2] en dat het afschrift dateerde van 23-08-2013 en dat het definitieve saldo 38.138,95 euro bedroeg en
- in een factuur van [bedrijf 4] valselijk en in strijd met de waarheid stond vermeld dat de machine uit het bouwjaar 2010 kwam en dat deze machine het SN-Nr nummer 102357180001-504211 kende en dat het bedrag 48.500 euro bedroeg en
- in een factuur van [bedrijf 4] valselijk en in strijd met de waarheid stond vermeld dat dat een Simplex bouwmachine is aangeschaft en dat het bedrag 13.000,00 euro bedroeg en dat de factuur dateerde van 25-03-2013 en dat de factuur geadresseerd was aan [bedrijf 5] en dat de factuur nummer 213-2013 kende en
- in een factuur van [bedrijf 4] valselijk en in strijd met de waarheid stond vermeld dat het bedrag 35.500,00 euro bedroeg en dat de factuur dateerde van 03-12-2012 en dat de factuur geadresseerd was aan [bedrijf 3] en dat de factuur nummer 22202-12 kende en
- in een factuur van [bedrijf 4] valselijk en in strijd met de waarheid stond vermeld dat een MEC2684 is aangeschaft en dat het bedrag 42.500,00 euro bedroeg en dat de factuur dateerde van 03-12-2012 en dat de factuur geadresseerd was aan [bedrijf 3] en dat de factuur nummer 22291-12 kende en
- in een factuur van [bedrijf 4] valselijk en in strijd met de waarheid stond vermeld dat een Merlo Roto is aangeschaft en het bedrag 38.500,00 euro bedroeg en dat de factuur dateerde van 09-02-2012 en dat de factuur geadresseerd was aan [bedrijf 6] en dat de factuur nummer 2121-2012 kende en
- in een factuur van [bedrijf 4] valselijk en in strijd met de waarheid stond vermeld dat het bedrag 32.500,00 euro bedroeg en dat de factuur dateerde van 22-04-2013 en dat de factuur geadresseerd was aan [bedrijf 5] en
- in een e-mailbericht van [bedrijf 4] valselijk en in strijd met de waarheid stond vermeld dat de betaling van 32.500,00 euro ontvangen is en
- in een factuur van [bedrijf 7] valselijk en in strijd met de waarheid stond vermeld dat deze factuur dateerde van 25-3-2013 en dat het bedrag 44.357,39 euro bedroeg en dat deze Quotation 275 als kenmerk had en
- in een factuur van [bedrijf 7] valselijk en in strijd met de waarheid stond vermeld dat het bedrag 28.848,00 euro bedroeg en
- in een e-mailbericht van [bedrijf 7] valselijk en in strijd met de waarheid stond vermeld dat de betaling van 44.357,39 euro ontvangen is;
4.
hij in de periode van 19 mei 2010 tot en met 1 mei 2015 in Nederland, als bestuurder van rechtspersonen, te weten
- [bedrijf 11] , welke rechtspersoon bij vonnis van de arrondissementsrechtbank Noord-Nederland, locatie Assen, op 22 oktober 2014 in staat van faillissement is verklaard, en
- [bedrijf 12] , welke rechtspersoon bij vonnis van de arrondissementsrechtbank Noord-Nederland, locatie Assen, op 28 oktober 2014 in staat van faillissement is verklaard en
- [bedrijf 13] , welke rechtspersoon bij vonnis van de arrondissementsrechtbank Noord-Nederland, locatie Assen, op 6 november 2014 in staat van faillissement is verklaard en
- [bedrijf 8] , welke rechtspersoon bij vonnis van de arrondissementsrechtbank Noord-Nederland, locatie Assen, op 6 november 2014 in staat van faillissement is verklaard en
- [bedrijf 14] , welke rechtspersoon bij vonnis van de arrondissementsrechtbank Noord-Nederland, locatie Assen, op 18 november 2014 in staat van faillissement is verklaard en
- [bedrijf 15] , welke rechtspersoon bij vonnis van de arrondissementsrechtbank Noord-Nederland, locatie Assen, op 18 november 2014 in staat van faillissement is verklaard en
- [bedrijf 5] , welke rechtspersoon bij vonnis van de arrondissementsrechtbank Noord-Nederland, locatie Assen, op 18 november 2014 in staat van faillissement is verklaard en
- [bedrijf 16] , welke rechtspersoon bij vonnis van de arrondissementsrechtbank Noord-Nederland, locatie Assen, op 18 november 2014 in staat van faillissement is verklaard en
- [bedrijf 17] , welke rechtspersoon bij vonnis van de arrondissementsrechtbank Noord-Nederland, locatie Assen, op 18 november 2014 in staat van faillissement is verklaard,
voor het faillissement van die rechtspersonen terwijl deze faillissementen zijn gevolgd, opzettelijk niet heeft voldaan aan of heeft bewerkstelligd dat werd voldaan aan de wettelijke verplichtingen tot het voeren van een administratie, ten gevolge waarvan de afhandeling werd bemoeilijkt;
5.
hij in de periode van 19 mei 2010 tot en met 28 september 2014 in Nederland onderstaande geldbedragen heeft overgedragen en/of omgezet en/of gebruik daarvan heeft gemaakt, immers heeft verdachte
- een geldbedrag van 115.230,00 euro overgeboekt en doorgeboekt naar bankrekeningen van diverse andere BV’s waarvan hij bestuurder en/of enig aandeelhouder was en
- een geldbedrag van 14.374,00 euro doorgestort naar diverse andere bankrekeningen en daarmee salarissen, huur en diverse rekeningen betaald en
- een geldbedrag van 50.000,00 euro overgeboekt naar andere bankrekeningen en gestort in een pensioenfonds voor schilders en een aantal rekeningen betaald,
terwijl hij, verdachte, wist dat dat geldbedrag onmiddellijk afkomstig was uit enig misdrijf.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Feit 4
De rechtbank stelt vast dat de tekst van de tenlastelegging die betrekking heeft op feit 4, zoals bewezen is verklaard, is toegesneden op de delictsomschrijving van artikel 344a lid 2 sub 2 van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr), dat in werking is getreden op 1 juli 2016. Het bewezenverklaarde omvat de periode van 19 mei 2010 tot en met 1 mei 2015. De rechtbank stelt voorts vast dat het bewezen verklaarde niet als een van de artikelen met betrekking tot faillissementsfraude, welke van kracht waren ten tijde van het bewezen verklaarde, kan worden gekwalificeerd. De verdachte dient derhalve te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
Feit 5
Nu verdachte zelf de leaseovereenkomsten heeft gesloten met [bedrijf 9] en daartoe de valse stukken heeft overgelegd, terwijl op basis daarvan kredieten zijn verstrekt, kan naar het oordeel van de rechtbank worden vastgesteld dat de geldbedragen afkomstig zijn uit enig eigen misdrijf.
De rechtbank stelt voorop dat noch de tekst van art. 420bis Sr noch de wetsgeschiedenis eraan in de weg staat dat iemand die een in die bepaling omschreven gedraging verricht ten aanzien van een voorwerp dat afkomstig is uit enig door hemzelf begaan misdrijf, wordt veroordeeld wegens witwassen. Dit betekent niet dat elke gedraging die in art. 420bis, eerste lid, Sr is omschreven, onder alle omstandigheden de kwalificatie witwassen rechtvaardigt.
Uit de wetsgeschiedenis volgt dat ook in het geval het witwassen de opbrengsten van eigen misdrijf betreft, van de witwasser in beginsel een handeling wordt gevergd die erop is gericht "om zijn criminele opbrengsten veilig te stellen". Gelet hierop moet worden aangenomen dat indien vaststaat dat het enkele verwerven of voorhanden hebben door de verdachte van een voorwerp dat afkomstig is uit een door hemzelf begaan misdrijf niet kan hebben bijgedragen aan het verbergen of verhullen van de criminele herkomst van dat voorwerp, die gedraging niet als witwassen kan worden gekwalificeerd.
In het bijzondere geval dat het overdragen, gebruik maken of omzetten van een uit eigen misdrijf afkomstig voorwerp plaatsvindt onder omstandigheden die niet wezenlijk verschillen van de situatie waarin de verdachte een uit eigen misdrijf verkregen voorwerp verwerft of voorhanden heeft, is eveneens voor de strafbaarheid daarvan een gedraging vereist die een op het daadwerkelijk verbergen of verhullen van de criminele herkomst van het voorwerp gericht karakter heeft.
De rechtbank heeft, gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, geoordeeld dat de in feit 5 genoemde voorwerpen afkomstig zijn uit een door de verdachte zelf begaan misdrijf en bewezen verklaard dat verdachte de geldbedragen heeft witgewassen door deze over te dragen, om te zetten en/of daarvan gebruik te maken. De rechtbank heeft echter niet kunnen vaststellen dat de verdachte één of meer handelingen heeft verricht die gericht zijn geweest op het daadwerkelijk verbergen of verhullen van de criminele herkomst van het voorwerp, nu uit de bewijsmiddelen blijkende feiten en omstandigheden enkel kan worden afgeleid dat de verdachte de geldbedragen enkel heeft overgemaakt naar andere (traceerbare) rekeningen van zijn andere vennootschappen en daarmee vorderingen van derden heeft voldaan. De rechtbank acht niet aannemelijk dat verdachte daarmee het zicht op de herkomst van de geldbedragen heeft willen bemoeilijken. Dit betekent dat het onder 5 bewezen verklaarde niet kan worden gekwalificeerd en daarom geen strafbaar feit oplevert. De verdachte dient derhalve te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
Feit 1
Het bewezen verklaarde levert op:
1. valsheid in geschrift, meermalen gepleegd.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van feiten 1, 2 primair en 5 wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. De officier van justitie heeft daartoe aangevoerd dat een gevangenisstraf op zijn plaats is bij dergelijke feiten en dat als strafverzwarend dient te worden aangemerkt dat verdachte de feiten als professioneel ondernemer, gedurende langere tijd en meermalen heeft gepleegd. Ook heeft verdachte hierover niet gesproken met de curator. Daarnaast dient rekening gehouden met het tijdsverloop en het feit dat verdachte geen strafblad heeft.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gepleit voor oplegging van de maximale taakstraf, voor zover de bewezenverklaarde feiten dit rechtvaardigen, en een voorwaardelijke gevangenisstraf. De raadsman heeft hiertoe aangevoerd dat, hoewel de eis van een gevangenisstraf voorstelbaar is, de bepleite strafmodaliteiten meer passend zijn gelet op de overschrijding van de redelijke termijn, de vaststellingsovereenkomst met de [benadeelde partij] en [bedrijf 9] inhoudende dat verdachte aan de bank en [bedrijf 9] in 36 maanden een schadebedrag van in totaal € 54.000 zal vergoeden, de gevolgen die een onvoorwaardelijke gevangenisstraf met zich mee zou brengen voor verdachte en het feit dat verdachte geen persoonlijk voordeel heeft genoten uit de strafbare feiten.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en het reclasseringsrapport, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan valsheid in geschrift. Verdachte was (middellijk) bestuurder van een aantal vennootschappen. Om liquiditeitskrapte in deze vennootschappen op te lossen heeft hij verschillende kredieten afgesloten bij een bank onder verpanding van goederen. Daartoe heeft verdachte doelbewust valse facturen, e-mailberichten en een bankafschrift opgemaakt en aan de bank overgelegd. De bank is daardoor bewogen de kredieten te verstrekken, waarbij de bank is benadeeld voor een bedrag van nagenoeg
€ 400.000,--. Tevens heeft verdachte misbruik gemaakt van het vertrouwen dat in het maatschappelijk verkeer pleegt te worden gesteld en ook moet kunnen worden gesteld in schriftelijke stukken met een bewijsbestemming. Tegen dergelijk misbruik dient krachtig opgetreden te worden.
De rechtbank heeft in aanmerking genomen dat verdachte niet eerder is veroordeeld.
De rechtbank neemt als uitgangspunt de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) die gelden ten aanzien van fraude. Bij een benadelingsbedrag tussen € 250.000,-- en € 500.000,-- wordt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 12 tot 18 maanden als oriëntatiepunt gehanteerd.
De rechtbank acht strafverzwarend dat verdachte gedurende een langere periode meerdere keren doelbewust de keuze heeft gemaakt om op deze laakbare wijze financiering te verkrijgen.
De rechtbank acht van belang dat verdachte met de [benadeelde partij] en [bedrijf 9] een regeling heeft getroffen voor het vergoeden van de geleden schade. Verdachte heeft ter terechtzitting meegedeeld dat hij weer inkomen heeft en dat hij maandelijks het overeengekomen schadebedrag betaald. De oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf zal tot gevolg hebben dat verdachte (tijdelijk) geen inkomen zal hebben en dat daarmee het voornemen om de schade te vergoeden zal worden doorkruist. De rechtbank ziet daarom af van oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
De rechtbank zal, alles afwegende, een voorwaardelijke gevangenisstraf van na te noemen duur alsmede de maximale taakstraf opleggen. Naar het oordeel van de rechtbank is verdachte, nu wordt afgezien van het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf, reeds voldoende gecompenseerd voor de overschrijding van de redelijke termijn.

Benadeelde partij

[benadeelde partij] heeft zich ten aanzien van feit 3 als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van € 201.454,40 ter vergoeding van materiële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet ontvankelijk dient te worden verklaard gelet op de geëiste vrijspraak ten aanzien van feit 3 en de vaststellingsovereenkomst die tussen verdachte en de [benadeelde partij] is gesloten ter vergoeding van de geleden schade.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet ontvankelijk dient te worden verklaard nu vrijspraak ten aanzien van dit feit is bepleit en verdachte reeds een vaststellingsovereenkomst heeft gesloten met de [bedrijf 9] en de [benadeelde partij] over het vergoeden van de schade.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht het feit niet bewezen waaruit de schade zou zijn ontstaan. De benadeelde partij zal reeds daarom niet ontvankelijk worden verklaard in de vordering.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57 en 225 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 2 en 3 is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 4 en 5 ten laste gelegde bewezen als voormeld maar niet te zijn een strafbaar feit.
Ontslaat verdachte ter zake van alle rechtsvervolging.
Verklaart het onder 1 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden.

Bepaalt dat deze gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op 2 jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.

een taakstraf voor de duur van 240 uren.

Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 120 dagen zal worden toegepast.
Beveelt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf geheel in mindering zal worden gebracht naar de maatstaf van 2 uren per dag inverzekeringstelling.
Ten aanzien van feit 3:
Verklaart de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij] niet ontvankelijk. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. van Bruggen, voorzitter, mr. L.W. Janssen en
mr. C.H. Beuker, rechters, bijgestaan door mr. B.E. Oosterhout, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 13 mei 2019.
Mr. Beuker is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.De vennootschappen worden hierna tevens aangeduid zonder de toevoeging ‘BV’.
2.Hoge Raad 11 juni 1993, ECLI:NL:HR:1993:ZC0994 (
3.Vgl. Rechtbank Gelderland 26 februari 2014, ECLI:NL:RBGEL:2014:4745, r.o. 2.11.