Uitspraak
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
uitspraak van de enkelvoudige belastingkamer van 9 mei 2019 in de zaken tussen
[eiser] , te [woonplaats] , eiser,
de inspecteur van de Belastingdienst/kantoor Groningen, verweerder
Procesverloop
Overwegingen
Für eine richtige Steuererhebung möchte ich Sie um Übermittlung einer Übersicht der
Vermögensstand auf den betreffenden Konten am 1. Februar 2013, 1. Januar 2014 und 31. Dezember 2014.”.
EU savings tax – Authorization for the Voluntary Disclosure’.
The Swiss Federal Tax Administration (FTA) informed us about a request for
nietzou worden achterhaald. Als dat het geval is, is er sprake van vrijwillige verbetering. De rechtbank gaat derhalve niet mee in het spiegelbeeldige standpunt van verweerder dat
geenvrijwillige verbetering mogelijk is wanneer er objectief bezien de serieuze mogelijkheid bestond dat de onjuistheid van de aangifte wél bekend zou worden.
geensprake is van een vrijwillige verbetering in de zin van artikel 67n AWR. Verweerder heeft deze bewijslastverdeling ter zitting bevestigd. De rechtbank gaat in het vervolg ook van deze bewijslastverdeling uit.
nietvanuit mocht gaan dat er een serieuze kans bestond dat verweerder zijn bankrekening bij UBS
nietop het spoor zou komen. Dat komt erop neer, dat verweerder moet bewijzen dat er objectief gezien
geenserieuze kans (meer) bestond dat de inspecteur het verzwegen vermogen
nietzou ontdekken, oftewel dat de kans op niet-ontdekking in wezen verwaarloosbaar klein was.
geenserieuze mogelijkheid bestond dat zijn buitenlandse bankrekening bij het onderzoek van de Belastingdienst
nietzou worden achterhaald (zie 3.2. en 3.4.). De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat de feiten en omstandigheden van dit geval (de handelwijze van eiser) weliswaar aanleiding geven tot het vermoeden dat hij heeft geanticipeerd op het onderzoek van verweerder, maar dat dit vermoeden door eiser voldoende is ontzenuwd door (onweersproken) te stellen dat UBS zelf al eerder een beleid was gaan voeren om de relatie met klanten die vermogen verzwegen voor de Belastingdienst, op te zeggen. De rechtbank wijst er hierbij op, dat tussen de klantcontacten van eiser met UBS (zie 1.13.) en de ruime media-aandacht over het groepsverzoek geruime tijd is verstreken. Verder overweegt de rechtbank dat de omstandigheid dat eiser eind 2013/begin 2014 wellicht bewust heeft getracht het verzwegen vermogen buiten het zicht van de Nederlandse Belastingdienst te blijven houden, niets zegt over de relevante omstandigheden ten tijde van de inkeer op 30 juni 2016.
nietonder het groepsverzoek viel (1.14.). Gelet op de datum van de brief van UBS (7 augustus 2014) enerzijds en het moment waarop eiser zijn bankrekening bij UBS had opgeheven (februari 2014) anderzijds, is dat ook niet vreemd. Het is immers goed mogelijk dat UBS de brief van 7 augustus 2014 nooit aan eiser heeft gestuurd, omdat hij op dat moment al geen klant meer was.
criminal chargeen de redelijke termijn.