In deze zaak, die voor de Rechtbank Noord-Nederland is behandeld, gaat het om een geschil tussen twee partijen over de niet-nakoming van een koopovereenkomst betreffende een recreatiewoning. De eisers, [A] c.s., hebben de gedaagden, [C] c.s., aangeklaagd omdat zij de koopprijs niet tijdig hebben voldaan. De rechtbank heeft vastgesteld dat de koopovereenkomst op 5 oktober 2017 is getekend, maar dat [C] c.s. niet aan hun betalingsverplichtingen hebben voldaan. Na verschillende ingebrekestellingen en een ontbinding van de koopovereenkomst door [A] c.s., hebben zij aanspraak gemaakt op een contractuele boete van 10% van de koopprijs, alsook op vergoeding van buitengerechtelijke kosten en beslagkosten.
De rechtbank heeft in haar vonnis van 24 april 2019 geoordeeld dat [C] c.s. in verzuim zijn met de nakoming van hun verplichtingen uit de koopovereenkomst. De rechtbank heeft de vordering van [A] c.s. tot betaling van de boete en de kosten toegewezen, en [C] c.s. veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 139.500,00, alsook de kosten van beslaglegging en proceskosten. De vordering in reconventie van [C] c.s. om de koopovereenkomsten te vernietigen, werd afgewezen, omdat de rechtbank oordeelde dat [C] c.s. niet voldoende bewijs hebben geleverd dat de handtekening van [D] zonder haar medeweten was geplaatst. De rechtbank concludeerde dat de koopovereenkomst rechtsgeldig was en dat [C] c.s. aansprakelijk zijn voor de gevolgen van hun niet-nakoming.