ECLI:NL:RBNNE:2018:781

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
7 maart 2018
Publicatiedatum
7 maart 2018
Zaaknummer
159534 KG ZA 18-25
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot opheffing van conservatoir beslag in kort geding met betrekking tot een koopovereenkomst van onroerend goed

In deze zaak vorderen eisers, [eiser 1] en [eiser 2], de opheffing van door gedaagde, Immo Consult B.V., gelegd conservatoir beslag op hun onroerende zaken. De vordering is gebaseerd op de stelling dat er geen rechtsgeldige koopovereenkomst tot stand is gekomen tussen hen en Immo Consult. De voorzieningenrechter heeft de procedure op 21 februari 2018 mondeling behandeld, waarbij de eisers en hun advocaat, mr. H.A. de Boer, aanwezig waren, evenals de advocaat van Immo Consult, mr. S. Veenema-Bruinsma. De eisers stellen dat het koopvoorstel dat door Immo Consult is gedaan slechts een intentieverklaring was en dat er onduidelijkheden waren over de kadastrale gegevens van het te verkopen object. Immo Consult betwist deze stelling en stelt dat er wel degelijk een koopovereenkomst tot stand is gekomen. De voorzieningenrechter heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig afgewogen en geconcludeerd dat de vordering van Immo Consult summierlijk ondeugdelijk is. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat het belang van de eisers bij opheffing van het beslag zwaarder weegt dan het belang van Immo Consult bij handhaving van het beslag. Daarom heeft de voorzieningenrechter de vordering van de eisers toegewezen en het beslag opgeheven. Tevens is Immo Consult veroordeeld in de proceskosten van de eisers.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling privaatrecht
Locatie Leeuwarden
zaaknummer / rolnummer: C/17/159534 / KG ZA 18-25
Vonnis in kort geding van 7 maart 2018
in de zaak van

1.[eiser 1] ,

wonende te [woonplaats] ,
2.
[eiser 2],
wonende te [woonplaats] ,
eisers,
advocaat mr. H.A. de Boer te Sneek,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
IMMO CONSULT B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde,
advocaat mr. S. Veenema-Bruinsma te Leeuwarden.
Partijen zullen hierna [eiser 1] , [eiser 2] en Immo Consult worden genoemd.
[eiser 1] en [eiser 2] zullen gezamenlijk [eisers] worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 13 februari 2018,
  • de mondelinge behandeling van 21 februari 2018 en de ter gelegenheid daarvan overgelegde producties,
  • de pleitnota van Immo Consult.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiser 1] en [eiser 2] zijn middellijk bestuurders van de besloten vennootschap [de BV] B.V. (hierna: [de BV] ).
2.2.
In de zomer van 2017 heeft Immo Consult het voormalig hotel " [het object] " (hierna: het object) aan de [adres] (kadastraal bekend: [kadastrale aanduiding] te koop aangeboden via Dijkstra Bedrijfsmakelaardij B.V. Tot het object behoort ook het achterliggende parkeerterrein, maar niet het achterliggende perceel (kadastraal bekend: [kadastrale aanduiding] . Dit achterliggende perceel is eigendom van Bouwbedrijf Siemensma B.V. Het object is ontstaan uit het oorspronkelijke kadastrale perceel [kadastrale aanduiding] . Dit oorspronkelijke kadastrale perceel is volledig opgegaan in het object en bestaat thans niet meer.
2.3.
Tijdens een bezichtiging van het object door [eiser 1] en [eiser 2] in aanwezigheid van behandelend makelaar, de heer [makelaar 1] (hierna: [makelaar 1] ), is door [makelaar 1] getoond wat tot het te verkopen object behoorde.
2.4.
Bij e-mailbericht van 24 augustus 2017 om 13.57 uur heeft [makelaar 1] aan [eiser 1] en [eiser 2] geschreven:
"Bijgaand doe ik jullie het tegenvoorstel toekomen inzake de [adres] . Ik heb in deze [de BV] B.V. opgenomen als mogelijk koper.
Ik zie jullie reactie met belangstelling tegemoet.
(…)."
2.5.
Volgens een door Immo Consult in het geding gebracht e-mailbericht van [makelaar 1] aan [eiser 1] en [eiser 2] van 24 augustus 2017 om 14.03 uur heeft [makelaar 1] de navolgende bijlagen verstuurd:
" [kadastrale aanduiding] "
2.6.
In een door [makelaar 1] opgesteld "Koopvoorstel inzake het voormalig hotel [het object] gelegen aan de [adres] " van 28 augustus 2017 staat vermeld:
Als reactie op uw telefonische bieding op de hieronder staande omschreven onroerende zaken doe ik u namens verkoper (Immo Consult B.V.) de voorwaarden en condities toekomen waartegen deze bereid is tot verkoop.
Kadastrale Objecten
Het object is in 2008 gesplitst in 79 appartementsrechten
[kadastrale aanduiding]
Omschrijving
Bedrijfsruimte (voorheen in gebruik als hotel [het object] ) met fietsenstaling, tuin, parkeerplaats en verdere toebehoren.
(…)
Koper(s)
[de BV] B.V.
Koopsom
De koopsom bedraagt € 900.000,- kosten koper
(…)
Datum van levering
1 december 2017, of zoveel eerder of later als partijen nader overeenkomen.
(…)
Zekerheidsstelling
Tot zekerheid voor de nakoming van de verplichtingen van koper die voortkomen uit deze koopovereenkomst zal koper uiterlijk op 1/10/17(vrz: handgeschreven aanpassing)
een waarborgsom doen storten voor een bedrag ter grootte van 10% van de overeengekomen koopsom (…).
(…)
Opleveringsniveau en uitsluiting aansprakelijkheid
(…)
Aan verkoper zijn de volgende stukken ter hand gesteld:
- Kadastrale leggers en berichten
- Akte van levering
- Akte van splitsing
(…)
Indien u zich met het gestelde in het vorenstaande kunt verenigen, verzoeken wij u een kopie van deze brief rechtsgeldig ondertekend aan ons te retourneren. Alsdan zullen wij deze bevestiging ter ondertekening voorleggen aan verkoper.
(…)."
[eiser 1] en [eiser 2] hebben het voorstel op 29 augustus 2017 ondertekend, Immo Consult op 30 augustus 2017.
2.7.
[makelaar 1] heeft vervolgens een meer gedetailleerde koopovereenkomst opgesteld, waarin hij de tussen partijen gemaakte afspraken op detailniveau heeft uitgewerkt. Deze koopovereenkomst is niet door [eiser 1] en [eiser 2] ondertekend.
2.8.
Bij e-mailbericht van 31 augustus 2017 heeft [makelaar 1] aan [eiser 1] en [eiser 2] gemaild:
"Ik stuur de plattegronden van [adres] , welke in mijn bezit zijn, via we transfer.
Let wel dat er door de jaren heen e.e.a. is gewijzigd en de plattegronden dus niet geheel overeenkomen met de werkelijke situatie.
(…)."
2.9.
Op 8 september 2017 heeft [makelaar 1] aan [eiser 1] en [eiser 2] gemaild:
"N.a.v. jullie vragen bericht ik jullie als volgt.
(…)
Zoals gisteren besproken behoort het [kadastrale aanduiding] niet tot het verkochte (dit staat ook zo in het koopvoorstel). Met betrekking tot de overbouw verwijs ik naar de akte van levering van het desbetreffende perceel en staat als volgt hierin omschreven.
NOTA II
Het is aan koper bekend dat de feitelijke erfgrens afwijkt van de kadastrale erfgrens en dat sprake is van overbouw. Ten deze wordt verwezen naar hetgeen daarover in het aan het koopcontract gehechte, door [Naam] Makelaardij opgemaakte taxatierapport is vermeld.
Ik heb deze koopakte als bijlage toegevoegd.
Voor de rest is deze zover eigenaar bekend altijd zo geweest.
(…)."
2.10.
Vervolgens heeft [makelaar 1] [eiser 1] en [eiser 2] bij e-mailbericht van 11 oktober 2017 gemeld dat aan het kadaster opdracht is gegeven voor een grensreconstructie.
2.11.
Op 31 oktober 2017 heeft [makelaar 1] aan [eiser 1] en [eiser 2] gemaild:
"Bijgaand doe ik jullie de uitkomsten van het kadaster toekomen. (…) Naar aanleiding van de uitkomst en de verzamelde informatie heb ik onderstaand antwoord van notaris [notaris] ontvangen:
"(…)
Het is mogelijk dat in deze kwestie een beroep op verjaring kan worden gedaan.
(…)
Indien het beroep op verjaring niet slaagt, kan worden teruggevallen op de regeling van artikel 5:54
BW.
(…)
Concreet houdt deze regeling in deze situatie in dat tegen schadeloosstelling van Bouwbedrijf Siemensma B.V. door deze vennootschap een erfdienstbaarheid moet worden verleend of een gedeelte van het perceel moet worden overgedragen aan de eigenaar van het hotel.
Het lijkt mij dat op deze laatste regeling zonder meer kan worden teruggevallen.
(…)."
2.12.
Bij brief van 22 november 2017 heeft Immo Consult [de BV] gewezen op haar verzuim de waarborgsom tijdig te voldoen, alsmede op de naderende uiterste datum van levering. [de BV] heeft de waarborgsom onbetaald gelaten en haar medewerking aan de levering geweigerd, omdat er volgens haar geen koopovereenkomst tussen partijen tot stand is gekomen.
2.13.
Blijkens een in opdracht van Immo Consult op 4 januari 2018 door Makelaardij Terpstra B.V. uitgevoerde taxatie van het object, bedraagt de marktwaarde van het object
€ 550.000,-.
2.14.
Immo Consult heeft de voorzieningenrechter van Rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden, op 25 januari 2018 verzocht om, ter verzekering van haar vorderingen uit hoofde van de koopovereenkomst, ten laste van [de BV] , [de BV] Holding B.V., [eiser 1] en [eiser 2] , conservatoir beslag te mogen leggen op een aantal onroerende zaken van [eiser 1] en [eiser 2] , alsmede onder een viertal banken, ING Bank, Rabobank, FGH Bank en Volksbank. Het verlof is bij beschikking van 25 januari 2018 verleend, ten laste van [de BV] voor een bedrag van € 1.100.000,- en ten laste van [de BV] Holding, [eiser 1] en [eiser 2] voor een bedrag van € 450.000,-. Op 31 januari 2018 is vervolgens conservatoir beslag gelegd.
2.15.
De eis in de hoofdzaak is inmiddels ingesteld.

3.De vordering

3.1.
[eisers] vordert om de door Immo Consult gelegde beslagen door te halen dan wel Immo Consult te gelasten binnen één dag na het wijzen van het vonnis ten deze de beslagen te doen doorhalen, bij gebreke waarvan Immo Consult, voor iedere dag dat zij daarmee in gebreke blijft, een dwangsom van € 1.000.000,- per dag verbeurt aan [eisers] , met veroordeling van Immo Consult in de proceskosten.
3.2.
Immo Consult voert verweer.
3.3.
Op de stellingen en verweren van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De voorzieningenrechter stelt bij de beoordeling voorop dat opheffing van een conservatoir beslag op grond van artikel 705 lid 2 Rv onder meer wordt bevolen indien summierlijk blijkt van de ondeugdelijkheid van het door de beslaglegger ingeroepen recht of van het onnodige van het beslag, of, zo het beslag is gelegd voor een geldvordering, indien voor deze vordering voldoende zekerheid is gesteld. Volgens vaste rechtspraak van de Hoge Raad (o.a. HR 14 juni 1996, NJ 1997, 481, ECLI:NL:HR:1996:ZC2105 en HR 17 april 2015, ECLI:NL:HR:2015:1074) ligt het in het voorliggende geval op de weg van [eisers] om, met inachtneming van de beperkingen van een kort geding, aannemelijk te maken dat het voortduren van het beslag niet kan worden gerechtvaardigd. Er zal evenwel beslist moeten worden aan de hand van hetgeen door alle partijen naar voren is gebracht en summierlijk met bewijsmateriaal is onderbouwd. Die beoordeling kan niet geschieden los van de in een zodanig geval vereiste afweging van de wederzijdse belangen, waarbij dient te worden beoordeeld of het belang van de beslaglegger bij handhaving van het beslag op grond van de door deze naar voren gebrachte omstandigheden zwaarder dient te wegen dan het belang van de beslagene bij opheffing van het beslag (vgl. HR 25 november 2005, NJ 2006, 148).
4.2.
[eisers] stelt, verkort weergegeven, dat de vordering die Immo Consult op hem stelt te hebben, ondeugdelijk is omdat er geen koopovereenkomst tot stand is gekomen tussen Immo Consult en [de BV] . Het "koopvoorstel terzake het voormalig hotel [het object] , gelegen aan de [adres] " is slechts een intentieverklaring volgens [eisers] Partijen waren in onderhandeling en er moest nog van alles worden uitgezocht.
Bij het bestuderen van de koopakte is [de BV] gebleken dat er sprake was van onduidelijkheden met betrekking tot wat er ter verkoop was aangeboden en wat er daadwerkelijk was. Zo bleken bijvoorbeeld de kadastrale nummers niet te kloppen. In de intentieverklaring wordt sectie [kadastrale aanduiding] genoemd en in de kadastrale gegevens staat sectie [kadastrale aanduiding] vermeld. Ook staat daarin vermeld dat een gedeelte van het getoonde perceel ( [kadastrale aanduiding] ) al eerder was verkocht. Verder bleek het terrein achter het gebouw er niet bij te horen en de achtertuin van het voormalige hotel bleek op andermans grond te staan. Immo Consult had slechts [kadastrale aanduiding] in eigendom, terwijl de makelaar [de BV] [kadastrale aanduiding] én [kadastrale aanduiding] als te verkopen perceel heeft laten zien. Over dit hele terrein is onderhandeld. Het veel kleinere terrein [kadastrale aanduiding] , in feite zelfs zonder achtermuur van het gebouw, wilde [de BV] niet kopen. De feitelijke kadastrale eigendomssituatie is geheel anders dan waarover onderhandeld is en waarvoor de koopintentie is getekend. [de BV] is daarom niet tot ondertekening van de koopovereenkomst overgegaan en heeft de onderhandelingen beëindigd. De vordering van Immo Consult is daarom niet valide en het beslag onrechtmatig, aldus [eisers] Voor het geval de voorzieningenrechter van mening is dat er wel een koop tot stand is gekomen, dan is deze koop vernietigbaar wegens dwaling of bedrog. Uit het taxatierapport is gebleken dat het object slechts € 550.000,- waard was, terwijl Immo Consult het object heeft verkocht voor € 900.000,-. Dit grenst aan oplichting volgens [eisers] In beide gevallen roept [de BV] de nietigheid van de koopovereenkomst in of ontbindt zij de koopovereenkomst op deze gronden. Subsidiair vordert [eisers] opheffing van de bankbeslagen, omdat het beslag op de woonhuizen van [eisers] voldoende verhaal biedt.
4.3.
Immo Consult betwist de gestelde ondeugdelijkheid van haar vordering en voert daartoe aan, samengevat weergegeven, dat tijdens de bezichtiging van het object door [makelaar 1] is aangewezen wat er tot het te verkopen object behoorde: inderdaad ook het achterliggende parkeerterrein, maar niet het achterliggende perceel [kadastrale aanduiding] ). Uitdrukkelijk is tijdens de bezichtigingen niet gesproken over het achterliggende perceel of anderszins de indruk gewekt dat dit perceel ook onderwerp van verkoop zou zijn. Bovendien heeft [makelaar 1] bij e-mail van 24 augustus 2017 om 14.03 uur de kadastrale leggers aan [eisers] verstrekt, zodat over het onderwerp en de omvang van de verkoop geen misverstanden konden bestaan. Na de bezichtigingen hebben partijen onderhandeld over de koopprijs. Partijen hebben uiteindelijk overeenstemming bereikt over een bedrag van € 900.000,-. [eiser 1] en [eiser 2] hebben het koopvoorstel - als middellijk bestuurders van [de BV] - ondertekend, waarmee de koopovereenkomst tot stand is gekomen. Partijen hebben immers overeenstemming bereikt op alle essentiële punten. Het feit dat [makelaar 1] nadien nog een meer gedetailleerde akte heeft opgesteld doet daar niet aan af volgens Immo Consult. Uit de bewoordingen van de koopovereenkomst zelf volgt dat overeenstemming was bereikt over het onderwerp (en de exacte omvang) van de verkoop, namelijk [kadastrale aanduiding] . Het achterliggende perceel is volgens Immo Consult pas enige tijd na ondertekening van de koopovereenkomst ter sprake gekomen. Toen is ook gesproken over de achtermuur van het object, welke enigszins op het achterliggende perceel blijkt te staan. In dit kader heeft een grensreconstructie plaatsgevonden. Dit doet echter niet af aan het feit dat op 29 augustus 2017 reeds overeenstemming was bereikt, en dit betekent evenmin dat het achterliggende perceel onderdeel uitmaakt van de overeenkomst. Immo Consult betwist voorts dat sprake is van dwaling en/of bedrog. Ten tijde van het ondertekenen van de koopovereenkomst was de taxatie nog niet verricht. Immo Consult heeft het object in 2008 gekocht voor een bedrag van € 1.674.375,-, zodat er voor haar geen enkele aanleiding bestond om te denken dat de overeengekomen prijs te hoog zou zijn. Bovendien heeft [eisers] het object uitgebreid bezichtigd. Men wist wat men kocht. Immo Consult betwist voorts dat het beslag op de woonhuizen van [eisers] voldoende verhaal biedt.
4.4.
De voorzieningenrechter overweegt als volgt. Het "Koopvoorstel inzake het voormalig hotel [het object] gelegen aan de [adres] " bevat een aanbod aan [eisers] om het kadastrale object Gemeente Drachten, [kadastrale aanduiding] , te kopen voor een bedrag van € 900.000,-. Verder bevat het aanbod een leveringsdatum van 1 december 2017. Dit aanbod is op 29 augustus 2017 door [eisers] aanvaard als middellijk bestuurder van [de BV] . Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter is daarmee een koopovereenkomst tussen [de BV] en Immo Consult tot stand gekomen. Uit het Koopvoorstel volgt niet dat het slechts om een intentieverklaring zou gaan. Ook is de voorzieningenrechter niet gebleken dat de kadastrale nummers niet zouden kloppen. Onweersproken is door Immo Consult aangevoerd dat het object is ontstaan uit het oorspronkelijke kadastrale perceel [kadastrale aanduiding] , alsmede dat dit perceel volledig is opgegaan in het object met kadastraal [kadastrale aanduiding] . Voorts volgt uit het Koopvoorstel niet dat het achterliggende perceel met [kadastrale aanduiding] tot het ter verkoop aangeboden perceel behoort. [eisers] stelt weliswaar dat de makelaar het gehele terrein [kadastrale aanduiding] ) heeft laten zien als te verkopen perceel, maar dit is gemotiveerd betwist door Immo Consult, zodat niet zonder meer van de juistheid van deze stelling van [eisers] kan worden uitgegaan. Het verweer van Immo Consult dat [eisers] ermee bekend kon zijn dat het achterliggende perceel niet tot het te verkopen object behoorde, omdat de kadastrale gegevens op 24 augustus 2017 om 14.03 uur aan [eisers] zijn verstuurd, is door [eisers] betwist. Volgens [eisers] heeft hij alleen de e-mail van [makelaar 1] van 24 augustus 2017 om 13.57 uur ontvangen. Deze mail bevat geen kadastrale gegevens. Voornoemde stellingen en verweren van partijen vereisen daarom nadere bewijslevering en daarvoor leent de onderhavige procedure zich niet. Wel staat vast dat de achtermuur van het object op het achterliggende perceel ( [kadastrale aanduiding] ) staat. De feitelijke grens komt niet (geheel) overeen met de kadastrale grens, zodat het ook nog maar de vraag is in hoeverre bekendheid met de kadastrale leggers tot een juiste voorstelling van zaken zou hebben geleid. Feiten of omstandigheden waaruit volgt dat [eisers] hierop is gewezen door Immo Consult voorafgaand aan het sluiten van de koopovereenkomst, zijn niet door Immo Consult tot haar verweer aangevoerd en zijn de voorzieningenrechter ook overigens niet gebleken. Wat hier ook van zij, gesteld noch gebleken is dat [de BV] de ontbinding of vernietiging van de koopovereenkomst op deze grond heeft ingeroepen, zodat [de BV] naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter gehouden is tot nakoming van de koopovereenkomst.
4.5.
Gelet op het feit dat [de BV] geen partij is in de onderhavige procedure, ziet de voorzieningenrechter zich vervolgens gesteld voor de vraag of de door Immo Consult gestelde vordering op [eisers] uit hoofde van bestuurdersaansprakelijkheid (ex artikel 6:162 BW), bestaande uit schadevergoeding ter hoogte van het positief contractsbelang, summierlijk ondeugdelijk is. [eisers] heeft in dit verband betwist dat hij als middellijk bestuurder van [de BV] onrechtmatig heeft gehandeld jegens Immo Consult. [de BV] bestaat al langere tijd en is niet opgericht om als lege B.V. te fungeren zoals Immo Consult betoogt. [de BV] is financieel in staat om af te nemen, aldus [eisers] , dus van onrechtmatig handelen is geen sprake.
4.6.
Volgens Immo Consult heeft [eisers] bewerkstelligd dat [de BV] een koopovereenkomst is aangegaan, terwijl hij op dat moment al wist dat [de BV] haar betalingsverplichting niet zou kunnen nakomen en geen verhaal zou bieden, althans niet zonder dat [eisers] het bedrag van € 900.000,- (tijdig) zou (laten) fourneren. [eisers] heeft bewerkstelligd dat [de BV] geen financiering heeft aangetrokken, aldus Immo Consult. Vervolgens heeft [eisers] volgens Immo Consult bewerkstelligd dat de koopovereenkomst ook daadwerkelijk niet werd en wordt nagekomen, door nakoming simpelweg te weigeren. [eisers] wist dat door deze weigering [de BV] haar verplichtingen niet langer zou kunnen nakomen en geen verhaal zou bieden voor de als gevolg daarvan optredende schade. Dit heeft te gelden als onzorgvuldig en onrechtmatig handelen waarvan [eisers] een persoonlijk ernstig verwijt kan worden gemaakt, aldus Immo Consult.
4.7.
De voorzieningenrechter overweegt als volgt. Concrete feiten of omstandigheden waaruit volgt dat [de BV] dan wel haar middellijk bestuurders niet in staat zijn om het bedrag van € 900.000,- te (laten) fourneren, zijn niet door Immo Consult aangevoerd en zijn de voorzieningenrechter ook overigens niet gebleken. De door Immo Consult gestelde wetenschap bij [eisers] dat [de BV] haar verplichtingen niet zou kunnen nakomen is evenmin komen vast te staan. Ook is de voorzieningenrechter niet gebleken dat [de BV] de koopovereenkomst niet nakomt vanwege het ontbreken van liquide middelen. Zoals hiervoor overwogen in rechtsoverwegingen 4.2. en 4.4. vloeit de niet-nakoming voort uit het geschil over de omvang van het gekochte perceel en de omstandigheid dat de feitelijke grens niet overeenkomt met de kadastrale grens. Van een persoonlijk ernstig verwijt aan de zijde van [eisers] is dan ook in deze procedure niet gebleken. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft Immo Consult onvoldoende adequaat onderbouwd dat [eisers] onrechtmatig jegens haar heeft gehandeld, zodat niet is komen vast te staan dat Immo Consult een (opeisbare) schadevordering op [eisers] heeft. Dit betekent dat summierlijk is gebleken van de ondeugdelijkheid van de schadevordering van Immo Consult op [eisers] en daarmee van de (summierlijke) ondeugdelijkheid van het door Immo Consult ingeroepen recht jegens [eisers]
4.8.
Gelet op het belang van [eisers] om te kunnen beschikken over zijn bankrekeningen, onder meer voor levensonderhoud, afgezet tegen het belang van Immo Consult bij handhaving van het beslag als waarborg voor verhaal van haar gepretendeerde vordering, is de voorzieningenrechter voorshands van oordeel dat het belang van [eisers] bij opheffing van de ten laste van hem gelegde beslagen (op het woonhuis en de bankrekeningen), zwaarder dient te wegen dan het belang van Immo Consult bij handhaving daarvan, mede gelet op de summierlijke ondeugdelijkheid van de vordering van Immo Consult.
4.9.
Het voorgaande leidt tot de slotsom dat de door [eisers] gevorderde (veroordeling tot) opheffing van het conservatoir beslag toewijsbaar is. De voorzieningenrechter is in kort geding bevoegd om zelf in zijn uitspraak beslagen op te heffen. Om praktische redenen moet deze bevoegdheid worden aanvaard, zo heeft de Hoge Raad bepaald in zijn arrest van 18 oktober 1991 (ECLI:NL:HR:1991:ZC0375). In geval van een bevel tot opheffing, zouden immers ter zake van de uitvoering van dit bevel nodeloos nieuwe complicaties kunnen rijzen, in het bijzonder wanneer de beslaglegger tegen wie het bevel is gericht, onwillig of niet in staat is aan de uitvoering van dit bevel mee te werken. De voorzieningenrechter zal daarom het door Immo Consult ten laste van [eisers] gelegde beslag opheffen op de wijze als in het dictum te bepalen, en de gevorderde veroordeling van Immo Consult tot opheffing van het beslag afwijzen, alsmede de in dat verband gevorderde dwangsommen.
4.10.
Immo Consult zal als de grotendeels in het ongelijk te stellen partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eisers] worden vastgesteld op:
- dagvaarding € 98,01
- griffierecht 291,00
- salaris advocaat
816,00
Totaal € 1.205,01.
De voorzieningenrechter zal de proceskostenveroordeling ambtshalve uitvoerbaar bij voorraad verklaren.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
heft op de op 31 januari 2018 ten laste van [eiser 1] en [eiser 2] gelegde beslagen, zoals omschreven in het beslagrekest van Immo Consult van 25 januari 2018,
5.2.
veroordeelt Immo Consult in de proceskosten, aan de zijde van [eiser 1] en [eiser 2] tot op heden vastgesteld op € 1.205,01,
5.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.E. Biesma en in tegenwoordigheid van mr. A. Hut, griffier, in het openbaar uitgesproken op 7 maart 2018. [1]

Voetnoten

1.type: 698/ah