Uitspraak
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
1.[eiser 1] , eiser in de zaak 17/4442
2.[Eiseres 2] , eiseres in de zaak 17/4443 en
3.[eiser 3] , eiser in de zaak 18/1112,
Op de volgende onderdelen voldoet u niet aan de administratieplicht dan wel de volgende
In het kader van het boekenonderzoek bij u betreffende de aangiften:
Betreft: Uitspraak op bezwaar inzake informatiebeschikking [eiser 3] en [Eiseres 2] , RSIN [aanslagnummer]"
Betreft: Uitspraak op bezwaar inzake informatiebeschikking [eiser 1] en [Eiseres 2] , RSIN [aanslagnummer]".
U heeft namens belanghebbende, [eiser 3] en [Eiseres 2] , RSIN [aanslagnummer] , op 8 december 2016 bezwaar gemaakt tegen de informatiebeschikking (..)”
U heeft namens belanghebbende, [eiser 1] en [Eiseres 2] , RSIN [aanslagnummer] , op 8 december 2016 bezwaar gemaakt tegen de informatiebeschikking (..)”
Bijgaand zend ik u het formele beroepschrift met één productie in bovengenoemde zaak met het verzoek dit in behandeling te nemen.
"De heer [eiser 1] en [Eiseres 2] ."moet worden aangemerkt als twee in één geschrift vervatte informatiebeschikkingen en uitspraken op bezwaar, die respectievelijk zijn genomen en gedaan
(1) ten aanzien van [eiser 1] in persoon (betreffende de IB), en
(2) ten aanzien van de V.O.F. (betreffende de OB en de LH).
De informatiebeschikking en de uitspraak op bezwaar gericht aan
"De heer [eiser 3] en [Eiseres 2] "moet worden aangemerkt als één enkele informatiebeschikking en uitspraak op bezwaar, die louter is genomen en gedaan ten aanzien van [eiser 3] in persoon (betreffende de IB). De rechtbank zal voor het vervolg daarom van de aldus aangeduide voorwerpen van beroep uit gaan.
De heer [eiser 1] heeft eerst op 20 december 2017 de rechtsbijstand ingeroepen van de ondergetekende. Deze datum viel op de laatste dag waarop nog beroep tegen de uitspraak op bezwaar bij de rechtbank ingediend kon worden . In deze krappe tijdspanne heeft de ondergetekende niet onderkend dat er zowel een uitspraak op bezwaar bestond gericht aan de heren [eiser 1] en [eiser 3] persoonlijk, als aan de vennootschap onder firma, waarvan zij beiden de enige vennoten zijn, te weten [Eiseres 2] Dat is de reden dat er niet afzonderlijk een beroep is ingediend op naam van de heer [eiser 3] persoonlijk.
als zodanig. Het is daarom logisch dat in dit verband de informatiebeschikking gegrond op artikel 52 van de AWR (ook) is gericht aan [Eiseres 2] als zodanig.
[eiser 1] en [Eiseres 2] ". Het gaat dus om twee verschillende personen (zie 1.5 en 1.7). Eiser stelt vervolgens dat
" [Eiseres 2] ."zo moet worden gelezen, dat daar (mede) staat:
"de beide vennoten persoonlijk". Dat is niet goed te volgen, nu de heer [eiser 1] dan (in dezelfde beschikking) tweemaal in persoon zou zijn aangeschreven.
[eiser 1] en [Eiseres 2] "niet tevens ziet op [eiser 3] persoonlijk. Het (inderdaad tijdig ingediende) inleidende beroepschrift tegen die uitspraak op bezwaar (zie 1.8) kan evenmin worden opgevat als ingediend namens [eiser 3] in persoon.
voor wat betreft de bezorgomzetde primaire verkoopregistratie zou kunnen vormen, waarmee in zoverre zou zijn voldaan aan artikel 52, eerste lid van de AWR. In dat geval hadden de kopie verkoopbonnen ook moeten worden bewaard. Ook als de rechtbank er veronderstellenderwijs van uit gaat dat de kopie verkoopbonnen voor wat betreft de bezorgomzet de primaire verkoopregistratie had kunnen vormen, verbindt de rechtbank aan het niet bewaren daarvan in dit geval toch geen zelfstandige gevolgen. Onweersproken is immers dat de betreffende omzet slechts een deel van de totale omzet vertegenwoordigt, terwijl de rechtbank hiervoor (zie 7.1 tot en met 7.10) al heeft geoordeeld dat een (integrale) primaire verkoopregistratie ontbrak. Hetzelfde geldt voor de incidentele aantekeningen van de bezorgadressen, waarbij de rechtbank nog opmerkt dat vanwege het incidentele karakter daarvan de betekenis voor een sluitende primaire verkoopregistratie niet op voorhand duidelijk is geworden.
Kamerstukken II1988/89, 21 287, nr. 3, p. 17) en met de opvattingen zoals die kenbaar zijn uit de op 17 oktober 2016 openbaar gemaakte ‘Handreiking wet-Dezentjé’, kenmerk 2016-0000158067 (zie paragraaf 7.2, Richtlijnen, Onderdeel 1.3).
Kamerstukken II1988/89, 21 287, nr. 3, p. 17) en met de opvattingen zoals die kenbaar zijn uit de op 17 oktober 2016 openbaar gemaakte ‘Handreiking wet-Dezentjé’, kenmerk 2016-0000158067 (zie paragraaf 7.2, Richtlijnen, Onderdeel 1.3).
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar;
- handhaaft de informatiebeschikking, doch uitsluitend voor zover daarin het volgende is geconstateerd:
- vernietigt de informatiebeschikking voor het overige;
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde uitspraak op bezwaar;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 46 aan eiser te vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 501.
Verkoopregistratie en kasadministratie
- vernietigt de informatiebeschikking voor het overige;
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde uitspraak op bezwaar;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 333 aan eiseres te vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 501.