In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 23 november 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen een zorgverlener (eiseres) en het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) (verweerder) over de geldigheid van een indicatiebesluit. Het indicatiebesluit, dat op 7 oktober 2010 was genomen, werd door het CIZ nietig verklaard omdat er geen geldige zorgaanvraag was ingediend. De rechtbank oordeelde dat de eiseres, als zorgverlener, belanghebbende was in deze procedure, omdat het nietig verklaren van het indicatiebesluit gevolgen had voor de zorg die zij had verleend aan de zorgontvanger (derde-belanghebbende). De rechtbank concludeerde dat de zorgontvanger redelijkerwijs op de hoogte was van de aanvraag om verlenging van haar indicatie en dat het bestreden besluit van het CIZ vernietigd moest worden wegens het ontbreken van een deugdelijke feitelijke grondslag. De rechtbank heeft het indicatiebesluit herleefd verklaard en het bezwaar van de zorgontvanger tegen het indicatiebesluit ongegrond verklaard. Tevens heeft de rechtbank bepaald dat het CIZ de proceskosten van de eiseres dient te vergoeden.