Beoordeling van het bewijs
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft vrijspraak voor het primair ten laste gelegde en veroordeling voor het subsidiair ten laste gelegde gevorderd.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het ten laste gelegde. Zij heeft daartoe aangevoerd dat de gang van zaken zoals uiteengezet door verdachte niet wordt weerlegd door het dossier, terwijl de verklaring van aangever wel wordt weerlegd, voornamelijk door forensisch onderzoek. De verklaring van verdachte is aannemelijker. Ten aanzien van het primair ten laste gelegde heeft de raadsvrouw aangevoerd dat verdachte geen opzet heeft gehad op dodelijk letsel. Ook kan op grond van algemene ervaringsregels niet worden gesteld dat het enkele steken met een mes - niet in de buurt van vitale lichaamsdelen - een aanmerkelijke kans op de dood oplevert.
Oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van het primair ten laste gelegde
De rechtbank is -met de officier van justitie en de raadsvrouw- van oordeel dat het primair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard. Verdachte zal daarom hiervan worden vrijgesproken.
Ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. De door verdachte op de terechtzitting van 4 september 2018 afgelegde verklaring, voor zover inhoudende:
Op 16 november 2017 heb ik uit het dressoir een mes gepakt.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 17 november 2017, opgenomen op pagina 34 van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2017303287 d.d. 8 januari 2018, inhoudende als verklaring van [slachtoffer] :
Op 16 november 2017 zijn [verdachte] en ik naar mijn huis vertrokken aan de [straatnaam] te Heerenveen. We hadden die avond een aantal biertjes gehad en ook beide coke gebruikt. Bij mij thuis heb ik met twee flessen shampoo gegooid. [verdachte] pakte vervolgens de shampooflessen en spoot één leeg. Ik werd kwaad. We kregen gedoe om de telefoons. Zij had mijn telefoon en ik die van haar. Ik werd door [verdachte] geslagen met de telefoon die zij in haar rechterhand had. Ze raakte mij op mijn hoofd. (…) Vanuit het niets werd ik in mijn onderarm gestoken. Ik zag dat [verdachte] het mes in haar rechterhand vast had. Ik herkende het mes als mijn eigen koksmes, welke in de dressoir la ligt. Het mes is ongeveer 30 centimeter lang.
3. Een geneeskundige verklaring, op 15 december 2017 opgemaakt en ondertekend door M. Beiboer, forensisch arts FMG, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als zijn/haar verklaring:
De wond is op de SEH gehecht (4 hechtingen) door de traumachirurg. Er is verdenking op dieper gelegen letsel (zenuw- of peesletsel). Daarom is de onderarm links met gips gespalkt en is het slachtoffer verwezen naar een plastisch chirurg van het MCL in Leeuwarden.
Subjectieve klachten
Het slachtoffer klaagt over pijn onder de wond van de linker onderarm en hij kan zijn vingers niet goed strekken.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 17 november 2017, opgenomen op pagina 42 van voornoemd dossier, inhoudende als relaas van verbalisanten:
Op 17 november 2017, omstreeks 0:00 uur, kregen wij de opdracht om te gaan naar de [straatnaam] te Heerenveen i.v.m. een steekpartij. De vrouw ( [verdachte] ) zou vermoedelijk de man ( [slachtoffer] ) hebben gestoken. Wij hoorden verdachte meermaals zeggen: "Ik heb het gedaan, ik heb hem neergestoken omdat hij mij mishandeld heeft", of woorden van gelijke strekking.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 17 november 2017, opgenomen op pagina 44 van voornoemd dossier, inhoudende als relaas van verbalisanten:
Wij verbalisanten namen de verdachte [verdachte] over om haar over te brengen naar het cellencomplex. Wij hoorden haar onderweg meerdere malen zeggen:
- " Ik heb hem gestoken, in zijn arm"
- " Hij mishandelde mij, ik heb hem teruggepakt"
Toen wij verbalisanten waren gearriveerd op het cellencomplex te Leeuwarden hoorden wij haar zeggen: "Die kankerhond, had ik hem maar doodgestoken, het is zijn verdiende loon." Ik verbalisant [verbalisant] hoorde de verdachte tegen mij zeggen: "Hij ging naar de gang. Ik pakte een mes uit dat laatje en stak hem neer. Ik stak maar 1 keer."
6. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal sporenonderzoek d.d. 23 november 2017, opgenomen op pagina 78 van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van verbalisant:
Het onderzoek werd verricht in een woning bij [slachtoffer] te [straatnaam] , Heerenveen. Ik zag op het deurkozijn van de toegangsdeur, foto 13, op de laminaatvloer, tapijt en muur in de gang, foto's 14-16, bloed.
7. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 17 november 2017, opgenomen op pagina 60 van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [getuige] :
Op 16 november 2017 lag ik op bed toen ik opeens mijn overbuurman [slachtoffer] hoorde schreeuwen: "Help me, help me, ik ga dood, ik ben neergestoken." Ik wachtte op de politie en toen zag ik [verdachte] lopen. Ik zag dat ze een mes in haar hand had, een soort slagersmes met een lemmet van zo'n 20 a 25 centimeter. Ik hoorde [verdachte] toen zeggen: "Hij sloeg mij, dus ik heb hem neergestoken."
8. Een aanvullende geneeskundige verklaring, op 19 februari 2018 opgemaakt en ondertekend door M. Beiboer, forensisch arts FMG, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als zijn/haar verklaring:
Inmiddels heeft de GGD aanvullende informatie ontvangen van de plastisch chirurg van het MCL: E.C.A. Verschuur en van het hand en polstherapiecentrum te Sneek.
Er bleek inderdaad sprake van dieper gelegen peesletsel in de linker onderarm en door de plastisch chirurg werd op 13-12-2017 een tweede operatie uitgevoerd. Er werden 2 pezen weer aan elkaar gehecht, waarbij er 1 met behulp van een verlengingsplastiek werd hersteld. Vervolgens kreeg betrokkene gedurende 2 weken gips. Hierna is betrokkene verwezen naar het Hand & Pols therapiecentrum te Sneek, om de functie van de hand/vingers te oefenen.
Conclusie
Blijvend letsel: Er kan sprake zijn van blijvend letsel.
Bewijsoverwegingen
Verdachte is subsidiair zware mishandeling ten laste gelegd.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat zij het mes heeft gepakt nadat zij door aangever mishandeld werd en dat zij dit mes naast haar zij, met de punt naar voren gericht heeft gehouden, met de bedoeling dat aangever van haar af zou blijven. Op het moment dat verdachte met het mes de gang in liep, kwam aangever op haar af en is hij in het mes gelopen, waarna aangever riep dat hij gestoken was.
Dat verdachte voorafgaand aan het onderhavige incident in de woonkamer door aangever is vastgepakt en geslagen, zoals verdachte heeft verklaard, vindt geen steun in bewijsmiddelen afkomstig uit andere bronnen dan verdachte. Hetzelfde geldt voor de verklaring van verdachte dat aangever in de hal (dreigend) op haar af kwam lopen. De rechtbank ziet ook overigens onvoldoende aanknopingspunten om uit te gaan van deze verklaringen van verdachte.
De rechtbank komt op grond van de bewijsmiddelen tot de volgende vaststelling van feiten. Verdachte en het slachtoffer bevonden zich in de woning van het slachtoffer. Zij waren onder invloed van alcohol en hadden cocaïne gebruikt. Er ontstond onenigheid. Aangever gooide met shampooflessen. Verdachte spoot vervolgens een van de flessen leeg op de grond. Aangever werd kwaad. Er ontstond onenigheid over telefoons. Verdachte had een telefoon in haar hand en sloeg aangever met de telefoon op zijn hoofd. Toen verdachte zich op een gegeven moment alleen in de kamer bevond, heeft zij het mes uit het dressoir gepakt. Op dat moment bevond aangever zich niet in het zicht van verdachte. Verdachte hield het mes, met de punt naar voren, langs haar zij. Verdachte liep de gang in, trof daar aangever en stak hem, met een stekende beweging, in zijn arm.
De rechtbank komt hiertoe mede op grond van de uitspraken die verdachte direct na het incident heeft gedaan tegen de politie en een buurvrouw, alsmede gelet op hetgeen de politie haar na de aanhouding heeft horen zeggen. Deze uitlatingen passen niet bij de verklaringen die verdachte in haar latere verhoor bij de politie en ter terechtzitting heeft afgelegd. In haar eerste uitlatingen na de gebeurtenissen heeft verdachte expliciet en meerdere keren gezegd: “Ik heb hem gestoken”. Dat zij daarmee slechts heeft bedoeld dat verdachte gewond is geraakt door het mes dat zij vasthield, acht de rechtbank niet aannemelijk. Verdachtes opmerkingen bieden geen enkel aanknopingspunt voor die lezing. Zij heeft op geen enkele wijze aangegeven dat het niet haar bedoeling was dat hij geraakt werd. Integendeel, zij voegde er nog aan toe: “Had ik hem maar doodgestoken”. Deze uitlatingen vallen niet te rijmen met de latere verklaringen van verdachte, waarin zij aangeeft dat zij geen stekende beweging heeft gemaakt, dat aangever in het mes is gelopen en dat zij aangever geen pijn heeft willen doen”.
De rechtbank overweegt voorts dat de gang van zaken zoals verdachte ter terechtzitting heeft beschreven niet waarschijnlijk is. De rechtbank acht het niet aannemelijk dat aangever in het mes is gelopen, onder meer gelet op het ontstane letsel. Naar het oordeel van de rechtbank is het bovendien niet aannemelijk dat aangever, gelet op de grootte van het mes, dit over het hoofd zou hebben gezien.
De rechtbank gaat derhalve voorbij aan de verklaringen die verdachte tijdens de verhoren bij de politie en ter terechtzitting hierover heeft afgelegd en komt tot de conclusie dat verdachte aangever met een stekende beweging in zijn onderarm heeft gestoken.
Onder zwaar lichamelijk letsel op grond van artikel 82 van het Wetboek van Strafrecht wordt onder meer begrepen: ziekte die geen uitzicht op volkomen genezing overlaat en voortdurende ongeschiktheid tot uitoefening van ambts- of beroepsbezigheden. Ook buiten deze gevallen kan lichamelijk letsel als zwaar worden beschouwd indien dat voldoende belangrijk is om naar gewoon spraakgebruik als zodanig te worden aangeduid.
Uit de meest recente letselverklaring blijkt dat aangever twee operaties heeft moeten ondergaan, waarbij onder andere zijn pezen aan elkaar zijn gehecht. Daarna is aangever doorverwezen naar het Hand & Pols therapie centrum te Sneek, alwaar hij de functies van de hand en vingers moest oefenen. Ter terechtzitting is gebleken dat aangever nog altijd fysieke beperkingen in zijn dagelijks leven ervaart. Daarnaast is de kans aanwezig dat aangever blijvend letsel aan het onderhavige incident zal overhouden.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat er in onderhavige zaak sprake is van zwaar lichamelijk letsel.
Met betrekking tot het opzet stelt de rechtbank voorop dat voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg – zoals hier het zwaar lichamelijk letsel – aanwezig is indien de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat dit gevolg zal intreden.
De beantwoording van de vraag of een gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Daarbij komt betekenis toe aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Het zal in alle gevallen moeten gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten.
De rechtbank heeft vastgesteld, zoals hiervoor is overwogen, dat verdachte met het mes een stekende beweging naar aangever heeft gemaakt en hem daarbij in de onderarm heeft geraakt, waardoor hij letsel heeft opgelopen zoals hiervoor beschreven. De rechtbank is gelet op deze feiten en omstandigheden van oordeel dat de gedragingen van verdachte naar hun uiterlijke verschijningsvorm kunnen worden aangemerkt als zozeer te zijn gericht op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel dat het, behoudens aanwijzingen voor het tegendeel, niet anders kan zijn geweest dan dat verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans op dat gevolg heeft aanvaard. Van dergelijke aanwijzingen is de rechtbank niet gebleken. Het subsidiair tenlastegelegde is in zoverre wettig en overtuigend bewezen.