In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Noord-Nederland op 19 oktober 2017, stond de verdachte terecht voor een steekincident dat plaatsvond op 13 maart 2016 in Groningen. De verdachte, geboren in 1994, werd bijgestaan door haar advocaat mr. G.W. van der Zee, terwijl het openbaar ministerie werd vertegenwoordigd door mr. T.H. Pitstra. De tenlastelegging omvatte onder andere de poging tot doodslag en zware mishandeling van het slachtoffer, alsook het voorhanden hebben van pepperspray. Tijdens de zitting op 5 oktober 2017 werd het verweer van de verdachte gevoerd, waarbij zij een beroep deed op noodweer-exces. De rechtbank oordeelde dat er sprake was van een noodweersituatie, maar dat de reactie van de verdachte, het steken met een mes, disproportioneel was. De rechtbank concludeerde dat de verdachte niet strafbaar was voor de poging tot zware mishandeling, omdat haar handelen voortkwam uit een hevige gemoedstoestand veroorzaakt door de dreigende houding van het slachtoffer. De rechtbank sprak de verdachte vrij van het primair ten laste gelegde, maar verklaarde het subsidiair ten laste gelegde bewezen, evenals het voorhanden hebben van pepperspray. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie dagen, met aftrek van de tijd die zij in voorarrest had doorgebracht.