ECLI:NL:RBNNE:2018:4520
Rechtbank Noord-Nederland
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Verzoek om voorlopige voorziening in bestuursrechtelijke zaak betreffende WAO- en WIA-uitkering
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Nederland op 24 oktober 2018 uitspraak gedaan op een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoeker had op 28 januari 2018 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit door verweerder, het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv), over zijn recht op een WAO- dan wel een WIA-uitkering. Dit beroep was geregistreerd onder AWB 18/373. Op 28 september 2018 verklaarde verweerder het bezwaar tegen een eerder besluit ongegrond, waarin werd gesteld dat verzoeker de wachttijd van 104 weken niet had doorlopen. Verzoeker heeft vervolgens op 2 oktober 2018 beroep ingesteld tegen dit besluit, geregistreerd onder AWB 18/2900, en op 26 september 2018 een verzoek om een voorlopige voorziening ingediend.
Tijdens de zitting op 22 oktober 2018 is verzoeker verschenen, terwijl verweerder zich liet vertegenwoordigen door zijn gemachtigde M. Hogeveen. De voorzieningenrechter heeft overwogen dat het verzoek om een voorlopige voorziening niet voldoet aan de vereisten van formele en materiële connexiteit, wat betekent dat het verzoek niet ontvankelijk is. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de verzoeken van verzoeker om een re-integratieverslag en een besluit over een loonsanctie niet betrekking hebben op de inhoud van de bestreden besluiten in de connexe beroepen. Bovendien is er geen sprake van een acuut spoedeisend belang, aangezien verzoeker op non-actief is gesteld maar zijn salaris nog steeds wordt doorbetaald.
De voorzieningenrechter heeft daarom het verzoek om een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk verklaard en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. Deze uitspraak is openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.