ECLI:NL:CRVB:2015:250
Centrale Raad van Beroep
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Verrekening van schadevergoedingen en wettelijke rente met lopende vordering in het bestuursrecht
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 30 januari 2015 uitspraak gedaan op een verzoek om voorlopige voorziening van verzoekster, die in een benarde financiële situatie verkeert met een grote schuldenlast. Verzoekster heeft hoger beroep ingesteld tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland, waarin het college van burgemeester en wethouders van Opsterland werd veroordeeld tot het vergoeden van schadevergoedingen en proceskosten. De Raad heeft eerder bepaald dat het college de renteschade wegens het niet tijdig beslissen op de bijstandsaanvraag van verzoekster moet vergoeden. Echter, het college heeft deze vordering verrekend met andere vorderingen die het op verzoekster heeft, wat leidde tot het verzoek om een voorlopige voorziening.
Tijdens de zitting op 16 januari 2015 heeft verzoekster, bijgestaan door haar advocaat, haar situatie toegelicht. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat er geen acute dreiging van huisuitzetting of afsluiting van energie- en waterlevering bestaat, ondanks de financiële problemen van verzoekster. De voorzieningenrechter heeft de artikelen van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) geraadpleegd en geconcludeerd dat er geen spoedeisend belang is voor het treffen van een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat verzoekster niet voldoende heeft aangetoond dat haar financiële situatie zo urgent is dat de bodemprocedure niet kan worden afgewacht.
Uiteindelijk heeft de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, zonder veroordeling in de proceskosten. Deze uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige afweging van de financiële situatie van verzoekster en de juridische mogelijkheden die het college heeft om vorderingen te verrekenen.