ECLI:NL:RBNNE:2018:4411

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
30 oktober 2018
Publicatiedatum
1 november 2018
Zaaknummer
18/730281-17
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van mensenhandel en veroordeling voor diefstallen met onvoorwaardelijke gevangenisstraf

De rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden, heeft op 30 oktober 2018 uitspraak gedaan in de zaak tegen een 24-jarige man uit Hongarije. De man werd vrijgesproken van mensenhandel, omdat de rechtbank niet bewezen achtte dat hij zijn partner had gedwongen tot prostitutiewerk en het afstaan van verdiensten. De rechtbank concludeerde dat er onvoldoende bewijs was voor het gebruik van dwangmiddelen of uitbuiting in de relatie tussen verdachte en zijn partner, [slachtoffer 1]. De rechtbank oordeelde dat de relatie tussen hen niet gekenmerkt werd door dwang, maar door wederzijdse afspraken en jaloezie.

Desondanks werd de man wel veroordeeld voor vijf diefstallen, waaronder drie insluipingen in woningen, de diefstal van een Mercedes-Benz en een winkeldiefstal. De rechtbank legde een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van negen maanden op, waarbij rekening werd gehouden met de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers. De rechtbank benadrukte dat insluipingen niet alleen materiële schade veroorzaken, maar ook een inbreuk op de privacy van de bewoners met langdurige gevolgen voor hun gevoel van veiligheid. De vordering van de benadeelde partij, [slachtoffer 1], werd niet-ontvankelijk verklaard, omdat het feit niet bewezen was. De rechtbank heeft de artikelen 57, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht toegepast.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 18/730281-17
ter berechting gevoegd parketnummer 18/059018-18
ter terechtzitting gevoegd parketnummer 18/730146-18 en 18/051353-18
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 30 oktober 2018 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1994 te [geboorteplaats] ,
thans gedetineerd te PI Leeuwarden, Holstmeerweg 7 te Leeuwarden.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 16 oktober 2018. Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. R.W. Kuper, advocaat te Leeuwarden.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. S.E. Eijzenga.

Tenlastelegging

Aan verdachte is in de zaak met parketnummer 18/730281-17 ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 1 oktober 2015 tot en met 1 juni 2016 te Leeuwarden
A) een ander te weten [slachtoffer 1] , (telkens) door dwang, geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) of door dreiging met geweld of (een) andere feitlijkhe(i)d(en), door afpersing, fraude, misleiding dan wel door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht, door misbruik van een kwetsbare positie,
- heeft geworven, vervoerd, overgebracht, gehuisvest of opgenomen, met het oogmerk van seksuele uitbuiting van die [slachtoffer 1] (sub 1°) en/of
- heeft gedwongen en/of bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten van seksuele aard dan wel onder die omstandighe(i)d(en) enige handeling(en) heeft ondernomen waarvan verdachte en/of verdachtes mededader(s) wist(en) of redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat die [slachtoffer 1] zich daardoor beschikbaar zou(den) stellen tot het verrichten van arbeid of diensten van seksuele aard (sub 4°) en/of
- heeft gedwongen dan wel bewogen verdachte te bevoordelen uit de opbrengst van haar, [slachtoffer 1] , seksuele handelingen met en/of voor een derde (sub 9°) en/of
B) (telkens) opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de seksuele uitbuiting van die ander te weten naam [slachtoffer 1] , (sub 6°),
bestaande hierin dat verdachte,
- die [slachtoffer 1] heeft laten werken als prostituee in een club (onder meer " [naam club] ") en/of
- telkens het door die [slachtoffer 1] in de club verdiende geld aan hem heeft laten afstaan en/of opgehaald en/of
- wilde dat die [slachtoffer 1] zoveel mogelijk geld verdiende als prostituee en/of
- kleding en/of drugs voor zich heeft laten betalen van het door die [slachtoffer 1] in de prostitutie verdiende geld en/of
- die [slachtoffer 1] een vuistslag in het gezicht heeft gegeven en/of meermalen,
althans eenmaal, elders tegen het lichaam van die [slachtoffer 1] heeft geslagen en/of
- die [slachtoffer 1] tegen de muur heeft geslagen en/of
- die [slachtoffer 1] heeft bespuugd en/of
- tegen die [slachtoffer 1] heeft gezegd dat het hem niet interesseerde hoe ze haar geld zou verdienen als hij de kinderen maar weer zou zien en/of anders zou hij haar vermoorden, althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of
- tegen die [slachtoffer 1] heeft gezegd dat hij het kind wel uit haar buik zou schoppen en/of
- het paspoort van die [slachtoffer 1] onder zich heeft gehouden en/of
- een voor die [slachtoffer 1] angstige en/of afhankelijke sfeer heeft gecreëerd waardoor die [slachtoffer 1] ervan werd weerhouden om te stoppen met de prostitutiewerkzaamheden.
Aan verdachte is in de zaak met parketnummer 18/730146-18 ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 27 april 2018 te Leeuwarden met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een woning (gelegen aan of bij de [straatnaam] ) heeft weggenomen een (tas met inhoud, te weten een) of meer autosleutel(s) van een (personen)auto (van het merk Mercedes) en/of een Mac Book (van het merk Apple), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
2.
hij op of omstreeks 27 april 2018 te Leeuwarden (bij een woning gelegen aan of bij de [straatnaam]) een (personen)auto (van het merk Mercedes-Benz, voorzien van het kenteken [kenteken] ), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [benadeelde partij 1]
(gevestigd te Hoofddorp) heeft weggenomen, met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of die weg te nemen (personen)auto onder zijn bereik heeft gebracht door middel van (een) valse sleutel(s), te weten (een) autosleutel(s) van die voornoemde (personen)auto welke verdachte (kort) daarvoor zich wederrechtelijk had toegeëigend, in elk geval als gevonden voorwerp onder zich had;
althans, indien ter zake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij te Leeuwarden en/of elders in Nederland en/of in Duitsland op of omstreeks 27 april 2018 opzettelijk wederrechtelijk een motorrijtuig, (een (personen)auto van het merk Mercedes, voorzien van het kenteken [kenteken] ), toebehorende aan [benadeelde partij 1] , gevestigd te Hoofddorp, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, als bestuurder heeft gebruikt op de weg, [straatnaam] , en/of een of meer andere weg(en) in Nederland en/of Duitsland, in elk geval op een of meer weg(en) in Nederland;
De in deze tenlastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voor zover daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd.
3.
hij in of omstreeks de periode omvattende de dagen 19 maart 2018 en 20 maart 2018 te Hurdegaryp, in elk geval in de gemeente Tytsjerksteradiel, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een woning (gelegen aan of bij de [straatnaam] ) heeft weggenomen een notebook/laptop (van het merk Lenovo), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
althans, indien ter zake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij in of omstreeks de periode van 19 maart 2018 tot en met 20 maart 2018, in elk geval in de maand maart 2018, te Hurdegaryp, in elk geval in de gemeente Tytsjerksteradiel, en/of te Leeuwarden, in elk geval in de gemeente Leeuwarden, een goed te weten een notebook (van het merk Lenovo) heeft verworven, voorhand en gehad, en/of overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist of redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.
Aan verdachte is in de zaak met parketnummer 18/051353-18 ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 13 maart 2018, te Leeuwarden, een televisie, een Playstation 4, een hoeveelheid (Playstation)headsets, een harde schijf, een hoeveelheid (Playstation)spellen, een laptop/computer, een hoeveelheid sieraden, een (blauwe) (rug)tas, een (zwarte) (laptop-/computer)tas, een (zwart-witte) plunjezak, een hoeveelheid parfumflessen en/of een hoeveelheid geld, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 6] , althans aan een ander dan aan verdachte, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
2. parketnummer 18/059018-18
hij op of omstreeks 26 maart 2018 te Assen een pakje (Marlboro Light) sigaretten , in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [benadeelde partij 2] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het in de zaak met parketnummer
18/730281-17 ten laste gelegde, het in de zaak met parketnummer 18/730146-18 onder 1., 2. primair en 3. primair ten laste gelegde en het in de zaak met parketnummer 18/051353-18 onder 1. en 2. (parketnummer 18/059018-18) ten laste gelegde.
Ten aanzien van het in de zaak met parketnummer 18/730281-17 ten laste gelegde, te weten mensenhandel gepleegd ten opzichte van [slachtoffer 1] (hierna: [slachtoffer 1] ), heeft de officier van justitie het volgende aangevoerd. De ten laste gelegde sub-onderdelen 1, 4, 6 en 9 kunnen worden bewezen. Verdachte heeft gebruik gemaakt van de dwangmiddelen geweld, misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en misbruik van een kwetsbare positie. Verdachte heeft [slachtoffer 1] vervoerd, overgebracht of opgenomen met het oogmerk haar uit te buiten (sub 1), heeft [slachtoffer 1] ertoe gebracht zich te prostitueren (sub 4) en heeft van haar werkzaamheden geprofiteerd (sub 6 en 9).
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft in de zaak met parketnummer 18/730281-17 betoogd dat verdachte integraal moet worden vrijgesproken. Zij heeft daartoe aangevoerd dat de aangifte van [slachtoffer 1] onvoldoende wordt ondersteund als het gaat om het gebruik van dwangmiddelen. Verdachte had een gelijkwaardige relatie met [slachtoffer 1] en [slachtoffer 1] werd nergens toe gedwongen. Verdachte heeft getracht om zelf werk te zoeken, maar toen dit niet mogelijk bleek, is in goed overleg besloten dat [slachtoffer 1] in de prostitutie zou gaan werken om het gezin te kunnen onderhouden. Er is onvoldoende bewijs voor gebruik van geweld door verdachte, en voor zover een geval van mishandeling wel zou kunnen worden bewezen, is dit onvoldoende om als dwangmiddel te kunnen worden aangemerkt.
De raadsvrouw heeft in de zaak met parketnummer 18/730146-18 betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het onder 1., 2. primair en 3. primair en subsidiair ten laste gelegde.
Ten aanzien van de onder 1. ten laste gelegde insluiping waarbij een laptop en een autosleutel zijn weggenomen uit een woning aan de [straatnaam] in Leeuwarden heeft verdachte verklaard dat deze spullen in de (niet afgesloten) auto lagen. Er kan niet worden bewezen dat verdachte in de woning is geweest.
Ten aanzien van de onder 2. ten laste gelegde diefstal van de auto kan het opzet op de wederrechtelijke toe-eigening niet worden bewezen, nu verdachte heeft verklaard dat hij de auto wilde terugbrengen. Het onder 2. subsidiair ten laste gelegde joyriden kan wel bewezen worden.
De onder 3. primair ten laste gelegde insluiping in een woning aan [straatnaam] in Hurdegaryp waarbij een laptop is weggenomen kan evenmin worden bewezen nu niet kan worden vastgesteld dat verdachte in de betreffende woning is geweest. Verdachte was weliswaar in het bezit van de in deze woning gestolen laptop, maar verdachte ontkent dat hij wist dat deze laptop was gestolen. Derhalve kan de subsidiair ten laste gelegde heling evenmin bewezen worden.
De raadsvrouw heeft ten aanzien van de zaak met parketnummer 18/051353-18 betoogd dat verdachte van beide feiten moet worden vrijgesproken gelet op zijn ontkenning.
Oordeel van de rechtbank
Parketnummer 18/730281-17
Op grond van de inhoud van het dossier [1] en het onderzoek ter terechtzitting gaat de rechtbank uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Verdachte en [slachtoffer 1] kregen een relatie toen zij beiden minderjarig waren en in een instelling in Hongarije verbleven. [slachtoffer 1] raakte na enkele jaren zwanger van verdachte. In 2013 kwamen zij samen met hun dochtertje naar Nederland. De moeder van verdachte woonde reeds in Nederland en had een woning in Leeuwarden alwaar verdachte, [slachtoffer 1] en hun dochtertje mochten wonen. Op enig moment besloot [slachtoffer 1] om terug te gaan naar Hongarije, om in mei 2014 terug te keren en weer bij verdachte (en zijn moeder) te gaan wonen. De moeder van [slachtoffer 1] , [getuige 1] (hierna: [getuige 1] ), was inmiddels ook in Nederland en hielp verdachte en [slachtoffer 1] , ook financieel. Verdachte had aanvankelijk werk in Zeeland, maar was daarmee gestopt. Op een gegeven moment raakte het geld van verdachte en [slachtoffer 1] op. [getuige 1] was al bekend met prostitutiewerk in Nederland en zou er weer mee gaan beginnen. [slachtoffer 1] en verdachte besloten toen dat [slachtoffer 1] in dezelfde club als haar moeder in de prostitutie zou gaan werken.
Terwijl [slachtoffer 1] werkte, verbleef verdachte bij zijn tante in Leeuwarden en zorgde hij daar voor hun (inmiddels twee) kinderen. [slachtoffer 1] werkte in verschillende gelegenheden in Noord-Nederland en het gezin leefde van haar inkomsten. [slachtoffer 1] en verdachte waren beiden jaloers en hadden vaak ruzie.
In 2015 zijn [slachtoffer 1] , verdachte en de kinderen voor vijf maanden teruggegaan naar Hongarije. [slachtoffer 1] ging daar als danseres in een club werken. In februari 2016 kwam het gezin weer terug naar Nederland. Ze hadden onderdak bij de tante van verdachte en [slachtoffer 1] ging weer in de prostitutie werken. Verdachte werkte niet of nauwelijks. Van de verdiensten van [slachtoffer 1] werd het levensonderhoud voor het gezin, waaronder verdachte, betaald. Na vertrek bij de tante van verdachte had het gezin geen vaste verblijfplaats meer en sliepen ze op wisselende plekken, onder meer bij een club waar [slachtoffer 1] werkte en in een auto. Halverwege februari 2016 werden de kinderen uit huis geplaatst. Na overleg tussen [slachtoffer 1] en verdachte ging [slachtoffer 1] werken als prostituee bij [naam club] in Leeuwarden. Ze werkte niet veel en had weinig klanten. De klanten die ze had, betaalden wel goed. [slachtoffer 1] en verdachte huurden bij de eigenaar van de club tevens een woning in Leeuwarden. De huur werd betaald van de inkomsten van [slachtoffer 1] . Van wat er over bleef, werden veelal drugs gekocht. [slachtoffer 1] en verdachte raakten beiden verslaafd aan cocaïne.
In mei 2016 stopte [slachtoffer 1] met het prostitutiewerk. Ze had gemiddeld € 1.500,00 in de maand verdiend. In juni 2016 is de relatie tussen [slachtoffer 1] en verdachte verbroken.
De rechtbank dient - kort gezegd - de vraag te beantwoorden of [slachtoffer 1] door verdachte werd uitgebuit. De rechtbank overweegt in dit verband het volgende.
Uit de totstandkomingsgeschiedenis van artikel 273f (oud) van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) en de jurisprudentie volgt dat mensenhandel is gericht op uitbuiting. Bij de strafbaarstelling van mensenhandel staat het belang van het individu steeds voorop. Dat belang is het behoud van zijn of haar lichamelijke en geestelijke integriteit en persoonlijke vrijheid. De in dit artikel opgenomen verboden gedragingen beïnvloeden de wil, waaronder is begrepen de keuzemogelijkheid van het slachtoffer, in die zin dat zij leiden tot het ontbreken van vrijwilligheid, waartoe ook behoort het ontbreken of de vermindering van de mogelijkheid een bewuste keuze te maken. Dit gebrek aan een vrije keuze en afhankelijkheid komt nader tot uitdrukking in de verschillende bestanddelen van artikel 273f Sr, waarbij deze gedragingen alleen bestraft kunnen worden als ze zijn begaan onder omstandigheden waarbij (oogmerk van) uitbuiting kan worden verondersteld. [2]
Het (oogmerk van) uitbuiting is in de wet niet gedefinieerd, anders dan in het tweede lid door de opsomming van een aantal vormen van uitbuiting, waaronder uitbuiting van een ander in de prostitutie. Uitbuiting veronderstelt altijd een zekere mate van onvrijwilligheid of onderwerping van degene die wordt uitgebuit. In het geval van prostitutiewerkzaamheden zal er - gelet op de aard van het werk en de forse inbreuk op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer - in het geval van gebruik van enig dwangmiddel en enig financieel gewin bij de verdachte al snel sprake zijn van uitbuiting. Wanneer gebruik is gemaakt van enig dwangmiddel, is instemming van het slachtoffer met de beoogde of bestaande uitbuiting niet relevant.
Voor bewezenverklaring van de aan verdachte onder 1. ten laste gelegde sub-onderdelen 1, 4, en 9 van lid 1, art. 237f Sr is vereist dat sprake is van toepassing van dwangmiddelen door verdachte. De rechtbank zal de dwangmiddelen bespreken waarvan tot bewezenverklaring is gerequireerd door de officier van justitie.
-
geweld
Uit het dossier komt naar voren dat de relatie tussen [slachtoffer 1] en verdachte niet goed was en dat met enige regelmaat geweld werd gebruikt. Er wordt niet consistent verklaard over wie het geweld aanwendde (alleen verdachte of beiden) en wanneer er geweld plaatsvond. Alleen ten aanzien van een voorval waarbij verdachte [slachtoffer 1] sloeg in [naam club] in Leeuwarden verklaren zowel [slachtoffer 1] als haar collega [getuige 2] . Ook wordt door verschillende personen vermoed/ingevuld dat [slachtoffer 1] werd geslagen door verdachte, maar van enig ander concreet geval waarbij [slachtoffer 1] door verdachte werd mishandeld, is onvoldoende gebleken. Over de aanleiding van de ruzies en het geweld tussen verdachte en [slachtoffer 1] zijn zowel [slachtoffer 1] als verdachte duidelijk: dit kwam van beide kanten voort uit jaloezie.
Uit geen enkele verklaring in het dossier komt naar voren dat het gebruikte geweld op enigerlei wijze in verband stond met het al dan niet werken in de prostitutie (of het al dan niet afdragen van verdiensten daarvan) door [slachtoffer 1] . Evenmin kan de rechtbank vaststellen dat het geweld door verdachte als instrument werd gebruikt om in het algemeen zijn wil aan [slachtoffer 1] op te leggen. Nu een causaal verband met het (blijven) werken in de prostitutie en het (blijven) afstaan van geld niet kan worden vastgesteld, acht de rechtbank het gebruik van geweld als dwangmiddel in de zin van artikel 273f Sr niet bewezen.
-
misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en misbruik van een kwetsbare positie
In de wetsgeschiedenis wordt ten aanzien van het uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht de vergelijking gemaakt met de mogelijkheid zich op te stellen als ‘een mondige Nederlandse prostitué(e)’. Mondig betekent dat hij of zij zelfstandig kan bepalen of en wanneer en voor wie er wordt gewerkt en ook dat hij of zij zelf de beschikking heeft over de inkomsten uit dat werk. [3] Een kwetsbare positie kan onder andere het gevolg zijn van illegale binnenkomst of illegaal verblijf, verslaving of een psychische of lichamelijke handicap. [4]
De rechtbank constateert in dit verband dat [slachtoffer 1] en verdachte beiden hebben verklaard dat [slachtoffer 1] na gezamenlijk overleg in de prostitutie is gaan werken toen [slachtoffer 1] moeder besloot prostitutiewerk te gaan doen. [slachtoffer 1] verdiensten kwamen (aanvankelijk) ten goede van het gezin, zoals zij beoogde(n). Niet uit de verklaringen van [slachtoffer 1] , maar evenmin uit enige andere verklaring volgt dat [slachtoffer 1] niet zelf kon bepalen of en wanneer ze ging werken en of ze haar verdiensten zou delen met haar gezin - en na de uithuisplaatsing van de kinderen - alleen met verdachte.
Bovendien wijst de rechtbank erop dat [slachtoffer 1] niet illegaal in Nederland was, dat ze verschillende familieleden in Nederland had, dat ze - getuige de verklaringen van haar collega's - vanaf enig moment de Nederlandse taal enigszins sprak en dat ze het zich kon permitteren om weinig te werken. Naar het oordeel van de rechtbank is dan ook onvoldoende gebleken dat sprake was van misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht of misbruik van een kwetsbare positie.
Gelet op het voorgaande kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden bewezen dat verdachte gebruik heeft gemaakt van de dwangmiddelen waarvan tot bewezenverklaring is gerequireerd door de officier van justitie. De rechtbank heeft evenmin aanwijzingen voor gebruik van enig ander dwangmiddel door verdachte of van gebruik van enig dwangmiddel ten opzichte van [slachtoffer 1] door anderen.
Daar gebruik van dwangmiddelen en in het verlengde daarvan uitbuiting onderdeel uitmaken van alle ten laste gelegde sub-onderdelen van artikel 273f Sr lid 1 - ook van het onder
sub-onderdeel 6 ten laste gelegde voordeeltrekken - zal de rechtbank verdachte integraal vrijspreken van dit feit.

Parketnummer 18/730146-18

De rechtbank constateert ten aanzien van het onder 1. en 2. ten laste gelegde dat uit de hierna op te nemen bewijsmiddelen volgt dat op 27 april 2018 (in de nacht/vroege ochtend) uit een woning aan de [straatnaam] in Leeuwarden een tas met daarin een laptop (MacBook) en autosleutels van een Mercedes-Benz meegenomen. De Mercedes-Benz van aangever bleek weg te zijn en de tas werd zonder de laptop en autosleutels in de tuin van aangever teruggevonden. In de loop van de ochtend werd de betreffende auto met daarin (liggend) verdachte in Duitsland op een industrieterrein aangetroffen. De laptop lag ook in de auto. In de navigatie van de TomTom stond Boedapest als laatst ingevoerde bestemming. Verdachte heeft deze plaats zelf ingevoerd. In de fouillering van verdachte werd aangetroffen een treinkaartje voor het traject Boedapest - München gedateerd 26 april 2018.
Verdachte heeft verklaard dat hij niet in de woning is geweest, maar dat de tas met de laptop in de (onafgesloten) auto stond. Hij liet de tas achter en besloot in de auto te gaan rijden. Hij had Boedapest zomaar ingevoerd in de TomTom; hij wilde slechts een ritje maken en was van plan om de auto daarna terug te brengen. Hij was echter moe en het lukte niet meer om de auto terug te brengen omdat hij werd aangehouden.
De rechtbank overweegt dat de aangifte wordt ondersteund door het aantreffen van verdachte in de weggenomen auto met de weggenomen laptop. Gelet op het invoeren van Boedapest als bestemming in de TomTom en gelet op het bij verdachte aangetroffen treinkaartje waaruit kan worden afgeleid dat verdachte een dag eerder vanuit Boedapest naar München (en vervolgens Nederland) is gekomen, acht de rechtbank de zojuist weergegeven verklaring van verdachte met betrekking tot de toedracht en zijn bedoeling volstrekt ongeloofwaardig. De rechtbank gaat bij de bewezenverklaring dan ook uit van de aangifte en zal de onder 1. ten laste gelegde diefstal van de tas met daarin de autosleutels en laptop bewezen verklaren, alsmede de onder 2. primair ten laste gelegde diefstal van de auto door middel van een valse sleutel.
De rechtbank constateert ten aanzien van het onder 3. ten laste gelegde dat uit de hierna op te nemen bewijsmiddelen volgt dat op 20 maart 2018 tussen 0:00 uur en 08:15 uur een laptop uit een woning in Hurdegaryp is weggenomen. Verdachte heeft deze laptop op 20 maart 2018 omstreeks 15:40 uur ingeleverd bij [bedrijf 1] in Leeuwarden.
Verdachte heeft verklaard dat hij de betreffende laptop al enkele maanden in zijn bezit had.
De rechtbank zal geen acht slaan op deze verklaring van verdachte, aangezien de laptop tot en met 19 maart 2018 nog in het bezit van aangever [slachtoffer 4] was. Gelet op het feit dat verdachte kort na de diefstal in het bezit van de gestolen laptop was en hiervoor geen plausibele verklaring heeft gegeven, houdt de rechtbank het ervoor dat verdachte de laptop zelf uit de woning van aangever heeft gestolen. De rechtbank acht de primair ten laste gelegde diefstal van de laptop dan ook bewezen.

Parketnummer 18/051353-18

De rechtbank acht de onder 1. ten laste gelegde diefstal uit een woning in Leeuwarden wettig en overtuigend bewezen op basis van de hierna opgenomen bewijsmiddelen. Het verweer van verdachte inhoudende dat iemand anders het moet hebben gedaan en dat hij een bij de diefstal weggenomen kettinkje op straat had gevonden, wordt weersproken door de inhoud van de bewijsmiddelen, in het bijzonder door de verklaringen van de getuigen [getuige 3] en [getuige 4] in combinatie met het proces-verbaal van aanhouding.
De rechtbank acht de onder 2. ten laste gelegde winkeldiefstal van een pakje sigaretten bij de [benadeelde partij 2] in Assen wettig en overtuigend bewezen op basis van de hierna opgenomen bewijsmiddelen. Het ter terechtzitting gevoerde verweer van verdachte, inhoudende dat hij het pakje bij hem aangetroffen sigaretten (Marlboro Light) al eerder had gekocht bij de [bedrijf 2] , verwerpt de rechtbank gelet op de inhoud van de bewijsmiddelen. Uit de verklaring van getuige [getuige 5] , een medewerkster van de [benadeelde partij 2] , volgt namelijk dat het betreffende pakje sigaretten gescand kon worden in de [benadeelde partij 2] en dat merkproducten van andere winkelketens niet door de scanners van de [benadeelde partij 2] gescand kunnen worden.

BewijsmiddelenDe rechtbank past in de zaak met parketnummer 18/730146-18 onder 1., 2. primair en 3. primair de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven. Ieder bewijsmiddel is - ook in onderdelen - slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.

1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 27 april 2018, opgenomen op pagina 44 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer Z-18-052-DEFPV-JUS-V001 d.d. 21 juni 2018, inhoudende als verklaring van [slachtoffer 2] :
Ik doe aangifte van diefstal uit mijn woning aan de [straatnaam] in Leeuwarden en diefstal van ons voertuig tussen 27 april 2018 te 02:30 uur en 27 april 2018 te 09:20 uur. Het voertuig is voorzien van het kenteken [kenteken] en staat op naam van [benadeelde partij 1] . Toen ik de woning aan de achterzijde verliet, merkte ik dat de tuindeur niet was afgesloten. Ik zag dat onze auto was weggenomen. Ik zag de tas van mijn vriendin [slachtoffer 3] staan in onze tuin. De tas is uit de woning weggenomen. De autosleutel was uit de tas weggenomen. Tevens zat een Apple Mac Book niet meer in de tas.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 7 mei 2018, opgenomen op pagina 53 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als relaas van verbalisant(en):
Op 3 mei 2018 sprak ik, verbalisant, telefonisch met aangever [slachtoffer 2] . Hij deelde mij mede:
- dat hij zijn auto, de Mercedes met kenteken [kenteken] , heeft opgehaald uit Duitsland,
- dat hij zag dat bij het starten van de navigatie van zijn auto in het menu van de navigatie als een na laatste bestemming was ingevoerd Keulen en als laatste bestemming Boedapest,
- dat deze laatste 2 navigatiebestemmingen niet door hem waren ingevoerd.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van relaas d.d. 21 juni 2018, opgenomen op pagina 6 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als relaas van verbalisant(en):
In het door de politie te Achim opgemaakte rapport staat onder anderen vermeld:
- dat een in Nederland gestolen personenauto merk Mercedes-Benz met het kenteken [kenteken] werd aangetroffen op 27 april 2018 te 10:28 uur;
- dat in de auto liggend op de achterbank een persoon werd aangetroffen en dat deze persoon is genaamd [verdachte] ;
- dat in de auto werd een laptop aangetroffen;
- dat in de fouillering van [verdachte] een treinkaartje van Boedapest naar München van 26 april 2018 werd aangetroffen.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor d.d. 21 juni 2018, opgenomen op pagina 71 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van verdachte:
Ik ben op 27 april 2018 in de auto gaan zitten en ben weggereden. Ik heb in de TomTom Boedapest ingevoerd als bestemming.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 27 april 2018, opgenomen op pagina 76 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [slachtoffer 4] :
Ik doe aangifte van insluiping/diefstal uit mijn woning aan [straatnaam] te Hurdegaryp tussen 19 maart 2018 te 00:00 uur (
de rechtbank begrijpt: 20 maart om 00:00 uur)en 20 maart 2018 te 08:15 uur. Mijn laptop, merk Lenovo, serienummer PF0WC0SS-PFGXB7A29116, stond op de eettafel. Op 20 maart 2018 rond 08:15 uur zag ik dat de laptop weg was.
6. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 19 april 2018, opgenomen op pagina 92 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [getuige 6] :
Op 20 maart 2018 omstreeks 15:40 uur heeft een man een laptop bij [bedrijf 1] Leeuwarden ingeleverd van het merk Lenovo met serienummer PF0WC0SS-PFGXB7A29116. Volgens het paspoort was de naam van de man [verdachte] .
7. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor d.d. 21 juni 2018, opgenomen op pagina 82 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van verdachte:
Ik heb op 20 maart 2018 een laptop ingeleverd bij de [bedrijf 1] in Leeuwarden.
De rechtbank past in de zaak met parketnummer 18/051353-18 onder 1. en 2. de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven. Ieder bewijsmiddel is - ook in onderdelen - slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 13 maart 2018, opgenomen op pagina 43 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2018060900 d.d. 25 maart 2018, inhoudende als verklaring van [slachtoffer 6] :
Op dinsdag 13 maart 2018 omstreeks 9:30 uur ben ik vertrokken uit mijn woning, [straatnaam] te Leeuwarden. Ik ben vergeten de achterdeur op slot te doen. Omstreeks 12:45 uur kwam ik thuis. Ik zag dat de televisie weg was weggenomen. Ik zag dat de Playstation 4 en de headset was weggenomen. Ik zag dat mijn sieraden kistje overhoop was gehaald. Mijn zoon zag dat zijn laptop van school was weggenomen. Dit betrof een HP, deze zat in een laptop tas. Bij de Playstation zaten een harde schijf en spellen. Deze zijn ook weggenomen. Ook is een blauwe rugtas van mijn zoon weggenomen. Ook is uit mijn zoon zijn portemonnee geld weggenomen: 2x tien euro en 3x vijf euro. Ik zag ook dat ze bij de boodschappentassen hadden gekeken. Ik weet niet of ze een hebben meegenomen. U vraagt mij ook of er een gouden kettinkje is weggenomen met kinderhoofdje erop. Dit klopt met " [naam] " zijn naam erin.
Weggenomen goederen:
Sieraden: gouden ketting met drie ronde hangertjes
parfum (Paco Rabanne One Million)
Geld: 35 euro
Televisie Sony Bravia
Playstation 4
Headset Playstation
Computer HP Portable
Blauwe rugzak
6 Playstation spellen
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aanhouding d.d. 21 juni 2018, opgenomen op pagina 25 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als relaas van verbalisant(en):
Op dinsdag 13 maart 2018 kreeg ik een melding om uit te kijken naar een persoon die mogelijk op zoek was naar een woning om in te breken. Vervolgens kreeg ik omstreeks 10:15 uur van de meldkamer het bericht dat de man met de 3/4 zandkleurige jas door een deelnemer van Burgernet was gezien en dat hij op dat moment op het voetpad, onder het viaduct bij de Swingmastate, in westelijke richting zou lopen. Ik zag een man lopen in een 3/4 zandkleurige jas. Ik vroeg hem naar zijn legitimatiebewijs en zag dat de man mij een Hongaars paspoort overhandigde op naam van [verdachte] . Daar ik op dat
moment nog geen specifieke verdenking had, heb ik [verdachte] zijn weg laten vervolgen.
Ik heb hem daarna in mijn zicht gehouden omdat ik de situatie nog niet vertrouwde. Kort daarop hoorde ik van de meldkamer dat de burgernetmelder zei dat [verdachte] eerder twee tassen bij zich droeg en deze mogelijk ergens gedumpt had. Collega's zijn op zoek gegaan naar de tassen waarop ik de man opnieuw heb aangesproken en heb gevraagd of hij even bij wilde wachten omdat wij nog iets uit moesten zoeken. Ik kreeg vervolgens van de collega's te horen dat er tassen waren aangetroffen bij het viaduct met daarin een laptop en een televisie. Dit waren volgens de burgernetmelder die bij de collega's stond de tassen die [verdachte] eerder met zich voerde.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 13 maart 2018, opgenomen op pagina 46 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [getuige 3] :
Op dinsdag 13 maart 2018 omstreeks 10:00 uur kreeg ik een "Burgernetmelding”. De melding luidde dat er een verdachte situatie was op de Sassingastins en dat ik moest uitkijken naar een licht getinte of een blanke man met een "kaki" kleur jas en mogelijk donkere broek. Op de kruising Sassingastins/Schierstins zag ik een man uit de Sassingastins komen lopen. Hij droeg een "kaki" kleur jas. Ik zag deze man zeulen met 3 tassen. Ik zag dat deze man een zwarte tas over zijn schouder droeg. Het was volgens mij een laptoptas. Ik zag dat de man in zijn linkerhand een grote witte tas droeg. Uit deze tas stak iets zwarts. Ik herkende dit als een flatscreen tv. Ik zag dat deze man in zijn andere hand een blauwe tas beet hield. Die blauwe tas zat ook vol met spullen. Ik heb met de politie gebeld en doorgegeven dat er een jongeman liep met tassen met in 1 van die tassen een flatscreen. Ik zag de man even later weer lopen maar nu zonder de tassen. Na enkele minuten zag ik een motoragent. Ik heb deze agent aangewezen waar de man liep. Ik zag deze agent naar de man reed en hem liet stoppen. Kort hierop zag ik dat de motoragent deze man liet gaan. Ik heb toen direct weer naar de politie gebeld. Ik heb gezegd dat deze man de 3 tassen in de buurt van het viaduct moet achtergelaten hebben. Kort hierop zag ik dat agenten achter een van de pilaren van het viaduct keken en 3 tassen aantroffen. Ik herkende deze tassen onmiddellijk en voor 100% als de 3 tassen die de man bij zich had.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 13 maart 2018, opgenomen op pagina 52 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [getuige 4] :
Op 13 maart 2018 hoorde ik van mijn man [getuige 3] dat er iets aan de hand was op de Sassingastins. [getuige 3] is lid van burgernet. Ik zag een man lopen op de Schierstins. Ik zag dat de man 3 tassen bij zich had. Ik zag hem lopen met een blauwe rugzak, een shopper met een flatscreen tv erin en een zwarte tas. [getuige 3] belde met burgernet. Even later was de man weg. Toen zag ik de man weer lopen, over het fietspad richting station Cammingaburen. Ik zag een motoragent aan komen rijden. Ik zag dat deze agent met deze man heeft staan praten en dat deze man toen weer mocht gaan. Mijn man belde weer met burgernet. Kort hierop kwam er een politieauto bij het viaduct. Mijn man sprak deze politiemensen aan. Ik zag dat de politie tassen vond achter een pijler van het viaduct. Ik zag deze tassen toen de politie ze had gevonden. Ik herkende deze 3 tassen 100% als de tassen die de man bij zich had.
5. Een schriftelijk bescheid, te weten een kennisgeving van inbeslagneming, opgenomen op pagina 5 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende:
Plaats : Franckenastate, 8925 LA Leeuwarden
Datum en tijd : 13 maart 2018 te 10:36 uur
Omstandigheden : spullen waren onder een viaduct achtergelaten door verdachte
Beslagene : [verdachte]
Volgnummer 1
Object : Computer (Spel)
Merk/type : Playstation 4
Volgnummer 2
Object : Zak (Rugzak)
Kleur : Blauw
Bijzonderheden : Met boven aan opschrift [naam]
Volgnummer 3
Bijzonderheden : 6 playstation spellen voor ps4
Volgnummer 4
Object : Tas (Computer)
Kleur : Zwart
Volgnummer 5
Object : Computer (Notebook)
Merk/type : HP
Volgnummer 6
Object : Ketting
Kleur : Goudkleurig
Bijzonderheden : Met drie ronde medaillons met ingegraveerde kinderkopjes
Volgnummer 7
Object : Televisie (Flatscreen)
Merk/type : Sony
Kleur : Zilverkleurig
Volgnummer 8
Object : Ketting
Aantal/eenheid : 2 stuks
Kleur : Goudkleurig
Volgnummer 9
Object : Zak (Plunjezak)
Bijzonderheden : Bigbag zwart met wit
Volgnummer 12
Object : Parfumerieën
Merk/type : Hilfiger
Volgnummer 14
Object : Parfumerieën
Merk/type : Paco Rabanne One Million
Volgnummer 15
Object : Headset
Merk/type : Playstation
Volgnummer 16
Object : Headset
Bijzonderheden : Zat in voorvak zwarte laptoptas
6. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van relaas d.d. 22 april 2018, opgenomen op pagina 20 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als relaas van verbalisant(en):
Bij de insluiting werd verdachte [verdachte] aan de kleding onderzocht. Hierbij werd onder andere aangetroffen:
- 2 zwarte stoffen handschoenen
- 3 gouden kettinkjes waaronder 1 met drie ronde plaatjes met gezichtjes ingegraveerd
- een geldbedrag bestaande uit 1 bb van 10, 3 van 5 euro en voor 2,90 euro aan muntgeld (inbeslaggenomen).
7. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 13 maart 2018, opgenomen op pagina 6 van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2018072292 d.d. 26 maart 2018, inhoudende als verklaring van [getuige 7] :
Onderneming: [benadeelde partij 2] Vestigingsplaats: Assen
Op 26 maart 2018 omstreeks 12.40 uur heeft 2e ondergetekende H. Knip gezien dat meneer 2 pakjes Marlboro light pakte uit het rek. Voorbij de kassa had hij nog 1 in de hand. Hij zag dat deze persoon zonder het goed te hebben betaald en zonder deze ter betaling te hebben aangeboden, de kassa(s) passeerde en zich begaf in de richting van de uitgang. De persoon gaf op te zijn: [verdachte] .
8. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 13 maart 2018, opgenomen op pagina 6 van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2018072292 d.d. 26 maart 2018, inhoudende als verklaring van [getuige 5] :
Op 26 maart 2018 was ik aan het werk in de supermarkt [benadeelde partij 2] te Assen. Ik zag dat er een man vanuit de winkel naar deze eerste kassa liep. Ik zag dat hij naar het gedeelte liep waar de sigaretten uitgestald zijn en zag dat hij met zijn rechterhand twee pakjes sigaretten pakte en vervolgens achter voornoemde vrouw langsliep en de kassa passeerde zonder de pakjes sigaretten af te rekenen. Ik liep vervolgens naar deze man toe, hij stond inmiddels voorbij de kassa in het gedeelte van de winkel en sprak deze man aan omdat hij winkeldiefstal had gepleegd. Hij zei dat ik maar op de camera moest kijken want de sigaretten waren van hem. Ik zag dat hij nog 1 pakje sigaretten van het merk Marlboro Light in zijn rechterhand had. Ik heb vervolgens het pakje sigaretten dat de man in zijn hand had gescand met een scanner van de winkel en de scanner gaf aan dat het pakje sigaretten bij ons hoorde, uit onze winkel kwam. Elke winkel heeft voor merkartikelen zijn eigen scanmethode. Wij kunnen geen merkartikelen van andere winkels scannen zoals bijvoorbeeld van de [bedrijf 2] .

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het in de zaak met parketnummer 18/730146-18 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1.
hij op 27 april 2018 te Leeuwarden met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning, [straatnaam] , heeft weggenomen een tas met inhoud, te weten een autosleutel van een personenauto van het merk Mercedes-Benz en een Mac Book van het merk Apple, toebehorende aan [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] ;
2. primair
hij op 27 april 2018 te Leeuwarden bij een woning, [straatnaam] , een personenauto van het merk Mercedes-Benz, voorzien van het kenteken [kenteken] , dat toebehoorde aan [benadeelde partij 1] heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte die weg te nemen personenauto onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, te weten een autosleutel van die voornoemde personenauto welke verdachte daarvoor zich wederrechtelijk had toegeëigend;
3. primair
hij op 20 maart 2018 te Hurdegaryp met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning, [straatnaam] , heeft weggenomen een laptop van het merk Lenovo, toebehorende aan [slachtoffer 4] .
De rechtbank acht het in de zaak met parketnummer 18/051353-18 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1.
hij op 13 maart 2018, te Leeuwarden, een televisie, een Playstation 4, een hoeveelheid Playstation headsets, een harde schijf, een hoeveelheid Playstation spellen, een laptop, een hoeveelheid sieraden, een blauwe rugtas, een zwarte laptoptas, een zwart-witte plunjezak, een hoeveelheid parfumflessen en een hoeveelheid geld, dat toebehoorde aan een ander dan aan verdachte, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
2. parketnummer 18/059018-18
hij op 26 maart 2018 te Assen een pakje Marlboro Light sigaretten toebehorend aan een ander te weten aan [benadeelde partij 2] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde in de zaak met parketnummer 18/730146-18 levert op:
1. Diefstal
2. primair Diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel.
3. primair Diefstal
Het bewezen verklaarde in de zaak met parketnummer 18/051353-18 levert op:
1. Diefstal
2. (18/059018-18) Diefstal
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het in de zaak met parketnummer 18/730281-17, het in de zaak met parketnummer 18/730146-18 onder 1., 2. primair en 3. primair ten laste gelegde en het in de zaak met parketnummer 18/051353-18 onder 1. en 2. ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden waarvan 6 maanden met een proeftijd van twee jaren.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft gepleit voor oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest, te weten zes maanden.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting, het verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 19 september 2018, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsvrouw.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan vijf diefstallen, waaronder drie insluipingen in woningen, een diefstal van een auto van het merk Mercedes-Benz en een winkeldiefstal. Bij de insluipingen nam hij telkens laptops weg, maar in één geval ook allerlei andere elektronica zoals een flatscreentelevisie en een spelcomputer, alsmede zeer persoonlijke goederen zoals sieraden. Verdachte heeft door het begaan van deze feiten aangetoond geen enkel respect te hebben voor de eigendommen van een ander. Insluipingen veroorzaken niet alleen materiële schade, maar maken ook een forse inbreuk op de privacy van de bewoners. Het is algemeen bekend dat dergelijke feiten nog lange tijd voor gevoelens van onveiligheid kunnen zorgen bij de bewoners van de desbetreffende woningen. Voor winkeliers zijn winkeldiefstallen ergerlijke feiten die niet alleen voor vermogensschade maar ook ergernis en overlast zorgen. Verdachte heeft geen rekening gehouden met deze gevolgen, maar heeft alleen gedacht aan zijn eigen financiële gewin.
De rechtbank heeft tevens in aanmerking genomen dat verdachte, blijkens het uittreksel uit de justitiële documentatie, eerder onherroepelijk is veroordeeld wegens winkeldiefstal.
Nu verdachte wordt vrijgesproken van mensenhandel ten aanzien van zijn vriendin - een feit waarvoor doorgaans gevangenisstraffen van aanzienlijke duur worden opgelegd - komt de rechtbank uit op een wezenlijk lagere straf dan geëist door de officier van justitie.
Voor enig vergelijk met betrekking tot de vermogensdelicten heeft de rechtbank gekeken naar de landelijke oriëntatiepunten van het LOVS. Als uitgangspunt voor een insluiping wordt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee maanden gehanteerd. Als uitgangspunt voor diefstal van een auto wordt een taakstraf van 120 uren (omgerekend 60 dagen gevangenisstraf) gehanteerd. Voor een eenvoudige winkeldiefstal met recidive wordt een geldboete van € 200,00 (omgerekend vier dagen gevangenisstraf) en een week gevangenisstraf voorwaardelijk gehanteerd.
De rechtbank hanteert voornoemde straffen als uitgangspunt, waarbij wordt opgemerkt dat een taakstraf of geldboete niet aan de orde is, onder meer gelet op de hoeveelheid feiten die verdachte (in een korte periode) heeft gepleegd. Ten aanzien van de diefstal van de auto weegt de rechtbank in strafverzwarende zin mee dat het gaat om een auto van aanzienlijke waarde en dat de rechtbank ervan uitgaat dat verdachte vanuit Hongarije naar Nederland is gekomen met als enige doel om deze auto (al dan niet op bestelling) te stelen. Alles overwegend acht de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van negen maanden passend en geboden.

Inbeslaggenomen goederen

De rechtbank is van oordeel dat het in de zaak met parketnummer 18/051353-18 inbeslaggenomen voorwerp, te weten € 27,90, moet worden teruggegeven aan de zoon van aangever [slachtoffer 6] , nu het belang van strafvordering zich daartegen niet verzet.

Benadeelde partij

[slachtoffer 1] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van € 6.000,00 ter vergoeding van materiële schade en € 5.000,00 ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum dat de schade is ontstaan.
De rechtbank acht het feit niet bewezen waaruit de schade zou zijn ontstaan. De benadeelde partij zal daarom niet ontvankelijk worden verklaard in de vordering. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 57, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte in de zaak met parketnummer 18/730281-17 is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in de zaak met parketnummer 18/730146-18 onder 1., 2. primair en 3. primair en het in de zaak met parketnummer 18/051353-18 onder 1. en 2. (parketnummer 18/059018-18) ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van negen maanden.

Beveelt dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Ten aanzien van parketnummer 18/051353-18, feit 1:
Gelast de teruggaveaan de zoon van aangever [slachtoffer 6] ( [straatnaam] , [woonplaats] ) van het in beslag genomen en nog niet teruggegeven geldbedrag van € 27,90.
Ten aanzien van parketnummer 18/730281-17:
Bepaalt dat de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] niet-ontvankelijk is en dat deze slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Bepaalt dat deze benadeelde partij en verdachte de eigen kosten dragen.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H.M. Dölle, voorzitter, mr. J.V. Nolta en mr. M.B. de Wit, rechters, bijgestaan door mr. C.L. van der Woude, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 30 oktober 2018.
Mr. Nolta is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het proces-verbaal met nummer 2016049644, gesloten op 8 december 2017.
2.HR 24 november 2015, ECLI:NL:HR:2015:3309, HR 5 april 2016, ECLI:NL:HR:2016:554.
3.Kamerstukken II 1988/89, 21027, 3, p. 3 e.v. en 5.
4.Kamerstukken II 2011/12, 33309, 3, p. 16.