ECLI:NL:RBNNE:2018:3903

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
8 oktober 2018
Publicatiedatum
8 oktober 2018
Zaaknummer
18/830073-18
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mensenhandel en seksuele uitbuiting van een Tsjechische vrouw door verdachte

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 8 oktober 2018 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan mensenhandel, meermalen gepleegd. De verdachte heeft gedurende een periode van ongeveer negen maanden een jonge Tsjechische vrouw, die al jaren als verslaafde prostituee werkte, onder druk gezet om haar werkzaamheden in de prostitutie voor hem uit te voeren. Het slachtoffer moest haar verdiensten onder dwang aan de verdachte afstaan, die zelf ook verslaafd was aan harddrugs. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte gebruik maakte van geweld, dreiging en misbruik van de kwetsbare positie van het slachtoffer om haar te dwingen tot prostitutie. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk. De rechtbank heeft in haar overwegingen benadrukt dat de psychische gevolgen van dergelijke uitbuiting voor het slachtoffer groot kunnen zijn en dat de verdachte zich bewust was van de uitbuitingssituatie waarin het slachtoffer zich bevond. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie, die een hogere straf had geëist, afgewezen en een lagere straf opgelegd, rekening houdend met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Groningen
parketnummer 18/830073-18
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 8 oktober 2018 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1985 te [geboorteplaats] ,
thans gedetineerd in de P.I. Leeuwarden, Holstmeerweg 7 te Leeuwarden.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
24 september 2018.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. G.W. van der Zee, advocaat te Groningen. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. S.E. Eijzenga.

Tenlastelegging

Aan verdachte is, na nadere omschrijving van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 1 juli 2017 tot en met 16 april 2018 te Groningen en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
A) een ander, te weten [slachtoffer] , (telkens) door dwang, geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) of door dreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en), door afpersing, fraude, misleiding dan wel door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht, door misbruik van een kwetsbare positie,- heeft geworven, vervoerd, overgebracht, gehuisvest of opgenomen, met het oogmerk van seksuele uitbuiting van die [slachtoffer] (sub 10) en/of
- heeft gedwongen en/of bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten van seksuele aard dan wel onder die omstandighe(i)d(en) enige handeling(en) heeft ondernomen waarvan verdachte en/of verdachtes mededader(s) wist(en) of redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat die [slachtoffer] zich daardoor beschikbaar zou(den) stellen tot het verrichten van arbeid of diensten van seksuele aard (sub 4°) en/of
- heeft gedwongen dan wel bewogen verdachte en/of verdachte(s) mededader(s) te bevoordelen uit de opbrengst van haar [slachtoffer] , seksuele handelingen met en/of voor een derde (sub 9°) en/of
B) (telkens) opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de seksuele uitbuiting van die ander, te weten [slachtoffer] , (sub 6°), bestaande hierin dat verdachte en/of verdachtes mededader,
- tegen die [slachtoffer] heeft/hebben gezegd dat ze E 5000,- en/of telkens E 200,- aan verdachte moest betalen omdat zij drugsschulden bij verdachte zou hebben en/of omdat verdachte chlamydia van haar had gekregen en/of
- die [slachtoffer] telkens naar de tippelzone heeft/hebben gebracht waar zij zich ging prostitueren en/of haar telkens weer heeft/hebben opgehaald en/of haar gecontroleerd of ze wel aan het werk was en/of
- escortafspraken (gedurende de hele dag en/of nacht) via een chatsite en/of Chatgirl.nl en/of Speurders.nl voor die [slachtoffer] heeft/hebben gemaakt en/of zich hierbij voor heeft/hebben gedaan als die [slachtoffer] en/of haar naar adressen en/of plaatsen gebracht waar zij zich ging prostitueren en/of
- zijn telefoonnummer aan klanten van die [slachtoffer] heeft/hebben gegeven en/of
- telkens (een groot deel van) het door die [slachtoffer] in de prostitutie verdiende geld aan verdachte en/of verdachtes mededader laten afstaan en/of op zijn/hun bankrekening(en) laten overmaken en/of
- die [slachtoffer] meermalen heeft/hebben geslagen en/of bedreigd en/of
- een stuk van het haar van die [slachtoffer] heeft/hebben afgeknipt en/of
- tegen die [slachtoffer] heeft/hebben gezegd dat ze niet te lang in de huiskamer van de tippelzone mocht verblijven en/of bepaald wanneer ze mocht roken en/of
- het bankpasje van die [slachtoffer] heeft/hebben ingenomen en/of onder zich gehouden en/of
- die aan drugsverslaafde [slachtoffer] van zich afhankelijk heeft/hebben gemaakt en/of telkens drugs voor die [slachtoffer] heeft/hebben gekocht en/of
- een dreigende sfeer heeft/hebben gecreëerd waardoor die [slachtoffer] zich niet aan de invloed van verdachte en/of verdachtes mededader durfde/kon onttrekken.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd dat de ten laste gelegde mensenhandel kan worden bewezen. Uit de zich in het dossier bevindende bewijsmiddelen kan worden opgemaakt dat sprake was van seksuele uitbuiting waarbij door verdachte met gebruikmaking van de dwangmiddelen geweld, dreiging met geweld, misbruik van een kwetsbare positie en misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht is gehandeld ten opzichte van [slachtoffer] .
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het ten laste gelegde en heeft daartoe het volgende aangevoerd.
Verdachte heeft haar slechts gedurende ongeveer een dag, vanwege zijn woede over de chlamydia die hij van [slachtoffer] zou hebben opgelopen, bedreigd dan wel afgeperst. Daardoor heeft [slachtoffer] eenmaal 200 euro aan verdachte betaald.
Er is verder geen sprake geweest van toepassing door verdachte jegens [slachtoffer] van enig dwangmiddel als bedoeld in artikel 273f, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht (Sr). [slachtoffer] was ernstig verslaafd aan harddrugs en tippelde al vele jaren voordat zij met verdachte in contact kwam. [slachtoffer] werkte en werkt in de prostitutie vanwege haar ernstige verslaving en niet omdat verdachte haar daartoe dwong. [slachtoffer] bevond zich niet in een kwetsbare positie; zij was al jaren in Nederland, sprak de Nederlandse taal en had toegang tot hulpverlening. Ook verdachte was ernstig verslaafd en al het geld dat binnenkwam, via de werkzaamheden van [slachtoffer] en de ouders van verdachte, ging op aan drugs die ze gezamenlijk gebruikten. Verdachte heeft daarbij geen oogmerk gehad op de seksuele uitbuiting van [slachtoffer] . [slachtoffer] heeft op 19 juli jl. bij de rechter-commissaris het merendeel weerlegd van hetgeen verdachte ten laste wordt gelegd. Wat ze verdiende deelde ze met verdachte, omdat ze een relatie hadden, zo heeft zij verklaard. Het slaan van verdachte kan niet als dwangmiddel worden aangemerkt nu dit geweld er niet op was gericht [slachtoffer] aan het werk te krijgen.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. De door verdachte op de terechtzitting van 24 september 2018 afgelegde verklaring, voor zover inhoudende:
Ik had een liefdesrelatie met [slachtoffer] . Wij waren beiden verslaafd en alles wat aan geld binnenkwam, zo ook haar verdiensten uit de prostitutie, ging op aan harddrugs. Zij werkte al jaren in de prostitutie toen ik haar leerde kennen en ze had geen vaste woon- of verblijfplaats. Ik had geen werk en geen inkomen. Ik kreeg af en toe geld van mijn ouders. Het is juist dat ik haar naar haar werk bracht en in haar buurt bleef tijdens haar werk. Ook reed ik haar naar escortklanten. Ik regelde escortafspraken voor haar. Ik controleerde haar ook wel en ik beheerde haar geld. Ook werd geld door haar klanten op mijn rekening gestort. Het klopt ook dat ik 5000 euro van haar wilde omdat ik chlamydia van haar had gekregen en dat ik heel boos op haar was. Het verhaal dat ik haar gestript zou hebben onder een viaduct klopt ook. Dat had te maken met die schuld van 5000 euro. Ik heb haar toen 200 euro afgepakt. Ik heb haar gevraagd haar zakken leeg te halen en mij geld te geven. Ik heb wel een beetje druk moeten zetten, met woorden en toon. [getuige 1] was erbij in de auto. Het was donker. Ik heb haar ook wel afgebekt. Ik heb inderdaad wel van haar geprofiteerd en ik zie wel dat ik misbruik van haar heb gemaakt.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 8 januari 2018, opgenomen op pagina 188 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer NNRCC18002-BLEIKBLESA, d.d. 15 juni 2018, inhoudende als relaas van verbalisanten:
Ik, verbalisant [verbalisant] , bevond mij op woensdag 6 september 2017, omstreeks 23.30 uur, in de huiskamer (SPP) van de tippelzone, gevestigd aan de Bornholmstraat 37 te Groningen.
Ter plaatse werd ik aangesproken door een tippelaarster genaamd [slachtoffer] . Zij vertelde mij dat zij problemen had met ene [verdachte] , zijnde [verdachte] . [verdachte] zou haar momenteel bedreigen. Ze zou [verdachte] iedere avond geld moeten geven nadat zij getippeld had.
[verdachte] zou rijden in een zwarte VW-golf voorzien van het kenteken [kenteken] . Even later reed eerdergenoemde personenauto over de baan. Als bijrijder zat [verdachte] in de auto.
(p. 189) [slachtoffer] deelde mij mede dat zij 5000 euro aan [verdachte] moest betalen omdat hij Chlamydia van haar zou hebben opgelopen.
Op donderdag 7 september 2017 werd door de collega's over [slachtoffer] het volgende gemuteerd.
Waren op donderdag september 2017 omstreeks 01 .05 uur op de tippelzone aan de
Bornholmstraat in Groningen. Kregen te horen van één van de prostituees dat er een VW
Golf met kenteken [kenteken] rondreed en de dames lastig vielen. Trof de auto aan op de omhangersparkeerplaats, met [verdachte] op de bijrijdersstoel.
(p. 190) Ze gaven aan dat ze wachtten op een [slachtoffer] en dat ze binnen een kwartier weg zouden zijn.
Op donderdag 7 september 2017, omstreeks 21.30 uur hebben wij opnieuw gesproken met [slachtoffer] . Tijdens dit gesprek gaf [slachtoffer] opnieuw het volgende aan:
- Ze wordt bedreigd door [verdachte] .
- Ze heeft 4 weken een relatie met hem gehad en toen ging ook alles op aan allereerst drugs. Hij kreeg toen ook al het geld wat zij verdiende in de prostitutie. Ze hebben in die periode seks gehad en daardoor zou [verdachte] chlamydia hebben opgelopen. [slachtoffer] geeft aan chlamydia te hebben en daarom zou [verdachte] haar bedreigen en 5000 euro van haar willen hebben.
- Ze heef afgelopen 4 dagen 1 x betaald (200 euro).
- Ze wordt bedreigd dat ze klappen krijgt als ze niet betaalt.
- Hij wil iedere dag 200 euro en dat dan 2 maanden lang.
(p. 192) Van het SPP hebben we op 23 september 2017 de volgende mail ontvangen:
"Vanuit het SPP en [naam 1] maken wij ons zorgen om [slachtoffer] omtrent de man die haar
afperst. Het lijkt er op dat hij dat nog steeds doet. Ze is hier gisteren huilend binnen
gekomen en vandaag ook bij [naam 1] (maatschappelijk werkster)."
(p. 193) [slachtoffer] gaf ons op 5 oktober 2017 aan dat ze werkte als escort en hierbij werd rondgereden door [verdachte] .
(p. 195) Op woensdag 18 oktober 2017 omstreeks 22.30 uur spraken wij op de baan met [slachtoffer] . Zij verklaarde ons daarnaar gevraagd samengevat het volgende:
- Ik ben vorige week nog mishandeld door [verdachte] .
- [verdachte] en [getuige 1] rijden mij rond.
- Ik verdien ongeveer 500 euro per dag.
- Ik moet dat geld wel delen door drie plus nog benzine geld.
- [verdachte] regelt alles via chatten.
- [verdachte] zegt dan wat ik moet doen.
- Ik heb nu geen plaats meer om te slapen.
- Ik weet niet meer waar ik moet slapen.
Op 25 oktober 2017, omstreeks 20.15 uur, is gesproken met [getuige 2] aan de [straatnaam] te Groningen.
[getuige 2] is bij ons ambtshalve bekend als tippelaarster op de Bornholmstraat te Groningen.
[getuige 2] vertelde ons dat [verdachte] zwaar verslaafd was aan de coke. Hij zou 4 a 5 gram coke per dag gebruiken. Dit komt ongeveer op 400 à 500 euro per dag uit. [getuige 2] vertelde dat [verdachte] momenteel met [slachtoffer] was. Hij rijdt haar momenteel voor de escort. Na een klant zouden ze samen het opgeleverde geld opgebruiken aan drugs. Volgens [getuige 2] laat deze [verdachte] zich onderhouden door de meiden op de baan.
(p. 196) Van het SPP hebben we op 13 november 2017 de volgende mail ontvangen:
" [slachtoffer] gaf aan wederom geslagen te zijn door [verdachte] . [slachtoffer] had haar make-up verwijderd. Op beide ogen waren blauwe plekken zichtbaar."
Van het SPP hebben we op 1 januari 2018 de volgende mail ontvangen:
"Gisteren was [slachtoffer] op de baan en ze kwam aan de deur om condooms te halen, ze mocht niet naar binnen van haar vriend (pooier), hij stond bij de deur op haar te wachten op een scooter. Volgens [slachtoffer] mocht ze niet naar binnen omdat ze geen spuiten mocht halen, hij controleerde dit bij haar."
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen, d.d. 18 januari 2018, opgenomen op pagina 210 van voornoemd dossier, inhoudende als relaas van verbalisanten:
Op woensdag 17 januari 2018 omstreeks 21 .00 uur vertelde [slachtoffer] ons het volgende:
- Ze ( [slachtoffer] ) heeft geen telefoon meer. De telefoon was stuk.
- Ze deed nog steeds escort.
- Op de vraag: Hoe dat dan kan zonder telefoon hoorden we dat ze antwoordde: " [verdachte] regelt dat met zijn telefoon".
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen, d.d. 29 januari 2018, opgenomen op pagina 211 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als relaas van verbalisant:
Op 28 januari 2018 te 23.06 uur ontving ik een mail van de hulpverlening, Leger des Heils van het Straat Prostitutie Project van de tippelzone te Groningen, inhoudende:
"Vanavond was [slachtoffer] erg onrustig, heen en weer aan het lopen in de huiskamer. Haar telefoon ging continu over, toen ik haar vroeg wie haar zo vaak belt gaf ze aan dat het [verdachte]
was. [slachtoffer] gaf aan dat ze van [verdachte] niet heel lang in de huiskamer mag zijn maar ze moet eigenlijk op de baan aan het werk.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen, d.d. 29 januari 2018, opgenomen op pagina 211A e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als relaas van verbalisanten:
Op maandag 29 januari 2018 te 23.08 uur ontvingen wij een mail van het SPP met de volgende informatie:
" [slachtoffer] mocht van [verdachte] vanavond niet de huiskamer in. Ze gaf toe dat het met [verdachte] te maken had. Hij hield [slachtoffer] in de gaten, toen ik haar condooms, tosti en koffie bij de deur heb gegeven. Later op de avond kwam [slachtoffer] toch wel naar binnen om panty's te halen.
[verdachte] wachtte haar in de bekende Renault van [getuige 1] bij de inrit van de baan op en [slachtoffer] stapte meteen bij hem in."
(p. 211B) Op donderdag 8 februari 2018, omstreeks 2100 uur, hebben wij een verblijfsdocument B8, uitgereikt aan [slachtoffer] . Dit vond plaats in de huiskamer van het SPP aan de Bornholmstraat te Groningen.
[slachtoffer] wilde direct na het ontvangst van haar verblijfsvergunning de huiskamer verlaten. Ze moest naar " [verdachte] " die buiten op haar stond te wachten. Als ze te lang weg zou blijven zou [verdachte] mogelijk denken dat ze aangifte tegen hem zou doen waren de woorden van [slachtoffer] .
6. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor, d.d. 17 april 2018, opgenomen op pagina 295 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [getuige 3] :
(p. 300) A: [slachtoffer] doet alles voor [verdachte] omdat ze van hem houdt. [verdachte] maakt daar goed gebruik van tot misbruik. Ik heb 2 dingen gezien wat niet ok is. Dat ze pizza moest eten in een hoek op de grond. Ook heb ik gezien dat hij haar een keer een klap gaf om niets. Hij bepaalde wanneer ze mocht roken. Als zij ziek is moet ze bruin hebben. Het kwam dan wel voor dat hij tegen haar zei dat ze nog niet ziek kon zijn en dan mocht ze niet gebruiken. Hij bepaalde alles, zelfs of ze een lange broek aan mocht of niet. Hij behandelde haar als een hond.
V: Heeft hij ook met [slachtoffer] rondgereden voor seksafspraken?
A: Ja. [slachtoffer] leverde al het geld wat ze verdiende bij hem in. Dat heb ik zelf gezien. Hij bepaalde wat er gebeurde bij haar.
A: Als zij een klant had leverde ze eerst het geld van de klant in bij [verdachte] en ging dan sexen met de klant. Hij kwam toen vaak bij mij te gebruiken. De dope was dan van [slachtoffer] .
V: Maakte [verdachte] ook de seksafspraken voor [slachtoffer] ?
A: Ja dat deed hij ook via de chat. Hij regelde de tijd en afspraken met de klant.
7. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor, d.d. 1 mei 2018, opgenomen op pagina 303 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [getuige 3] :
(p. 308) A: Wat ik gezien heb is dat hij de afspraken maakte voor haar. Hij bepaalde alles voor haar. Hij had haar geld. Ik heb wel eens gezien dat hij haar een klap gaf op de bank en haar als een klein kind behandelde door haar in de hoek te zetten.
V: Je hebt verteld over het regelen van klanten. En als [slachtoffer] dan niet wilde?
A: Dan werd hij boos. Hij zei dan dat hij niks meer zou doen niet meer chatten en dan gaan we ook niet meer roken. En dan zei [slachtoffer] : Ja ik ga wel weer".
V: Hoe vaak heb je meegemaakt dat [verdachte] klanten regelde voor [slachtoffer] ?
A: Het ergste is dat [slachtoffer] ervoor werkte en hij het weer uitgaf. Als [slachtoffer] zeg maar 50 euro had verdiend, haar eigen geld, dan kreeg ze maar twee trekjes van [verdachte] .
8. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor, d.d. 24 april 2018, opgenomen op pagina 349 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [getuige 4] :
(p. 350) Ik ken [verdachte] het laatste anderhalf jaar van de baan toen hij samen was met [slachtoffer] . Beiden hadden een relatie. [verdachte] dwong haar en onderdrukte haar. Hij dwong haar in de prostitutie. Het geld wat zij verdiende in de prostitutie stak hij in zijn zak. [verdachte] maakte misbruik van haar en rookte al het geld op aan drugs. Het geld wat [slachtoffer] verdiende in de prostitutie.
(p. 351) Ik zag dat [verdachte] op chatgirl op zijn telefoon klanten regelde. Ook maakte hij
op speurders.nl advertenties voor [slachtoffer] . Hij regelde dus volledig alle klanten voor [slachtoffer] en maakte alle afspraken. Hij appte ook met klanten en deed zich voor als [slachtoffer] . [slachtoffer] was daardoor 24 uur per dag werkzaam voor [verdachte] . Als hij weer een afspraak had moest zij weer aan het werk en haar ding doen.
Dat was volgens mij in oktober 2017. [verdachte] had volgens zijn zeggen chlamydia opgelopen van
[slachtoffer] . [slachtoffer] moest daarom 200 euro per dag betalen aan [verdachte] . Omdat [slachtoffer] 1 keer niet betaald had werd ze door [verdachte] , [naam 2] en [getuige 1] mishandeld. Onder het viaduct bij de Bornholmstraat. Ook werd ze daar door alle drie geslagen. Daarna vond hetzelfde ritueel plaats in de woning van [naam 2] aan de [straatnaam] te Groningen. Dezelfde avond daarna trof ik [slachtoffer] weer op de tippelzone. Zij vertelde mij dit verhaal. [slachtoffer] zag er niet uit. Ze zat onder de blauwe plekken. Deze blauwe plekken zaten op haar armen, op haar zij, en op haar benen. Tevens heeft [slachtoffer] drugs nodig, dat is haar medicijn. [verdachte] weet dat en zodoende heeft hij macht over haar.
(p. 352) Ik weet dat [verdachte] de bankpas van [slachtoffer] onder zich had. Hij liet daar geld op overschrijven van klanten die moesten betalen voor de seksuele diensten van [slachtoffer] . [slachtoffer] vertelde mij dat [verdachte] haar bankpas had afgepakt en dat hij telkens geld van haar rekening op nam.
9. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor, d.d. 6 april 2018, opgenomen op pagina 281 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [getuige 5] :
(p. 284) V: Nog even voor de duidelijkheid, het gaat om prostitutie-afspraken die u heeft met [slachtoffer] ?
A: Ja.
V: Hoe betaalt u dan?
A: De laatste paar keer is er overgemaakt naar een ING rekening. Ze heeft twee rekeningnummers gegeven. Eentje staat op naam van [verdachte] .
10. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen ING rekening [verdachte] , d.d. 27 maart 2018, opgenomen op pagina 261 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als relatering van verbalisant:
Van de ING zijn gegevens ontvangen over twee betaalrekeningen op naam van [verdachte]
van de periode 1 januari 2017 tot en met 26 maart 2018.
(p. 262) Op een bankrekeningnummer zijn zes bijschrijvingen te zien afkomstig van [getuige 5] . [verdachte] zijn telefoon is afgetapt in maart 2018 waarbij tussen 15 en 17 maart diverse malen contact is met [mobielnummer] welke tenaamgesteld staat op [getuige 5] , [straatnaam] Groningen. Volgens GBA-gegevens staat hier [getuige 5] ingeschreven. Bij één van de overschrijvingen op 14 februari wordt in de omschrijving de naam ' [slachtoffer] 'genoemd.
11. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen, d.d. 28 mei 2018, opgenomen op pagina 401 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als relatering van verbalisanten:
Op 24 mei 2018, omstreeks 10.00 uur hebben wij, verbalisanten, gesproken met [getuige 6]
.
(p. 402) [getuige 6] vertelde dat [verdachte] haar vertelde dat [slachtoffer] geld verdiende op de tippelzone en dat [verdachte] haar ook naar klanten bracht. [verdachte] vertelde dat hij het geld van [slachtoffer] af pakte en daar drugs voor kocht voor hem en haar.
12. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen, d.d. 4 april 2018, opgenomen op pagina 252 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als relatering van verbalisanten:
Op 7 maart 2018 vertelde [slachtoffer] tegen een hulpverleenster en daarna aan
verbalisanten dat [verdachte] haar bankpasje zou hebben. [verdachte] zou samen met tippelaarster [getuige 3]
[verdachte] dope gehaald hebben en dit betaald hebben met geld van de rekening van [slachtoffer] .
(p. 255) Op de genoemde camerabeelden herkennen wij de man die op 6 en 9 maart 2018 de pinpas van [slachtoffer] gebruikt als: [verdachte] .
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank het volgende.
De rechtbank overweegt allereerst als volgt.
De rechtbank heeft geconstateerd dat [slachtoffer] geen aangifte heeft gedaan en in haar verklaring bij de politie op 17 april 2018 en tegenover de rechter-commissaris minder belastend heeft verklaard dan zij eerder heeft gedaan jegens verbalisanten en getuigen zoals opgenomen in de hiervoor weergegeven bewijsmiddelen. De rechtbank ziet geen reden om te twijfelen aan hetgeen [slachtoffer] volgens de verbalisanten en getuigen heeft gezegd, nu dit voldoende steun vindt in de overige (delen van de) bewijsmiddelen.
Aan verdachte is ten laste gelegd artikel 237f, eerste lid, Sr, de sub-onderdelen 1, 4, 6 en 9. Uit de wettekst van de sub-onderdelen 1 en 6 volgt dat voor bewezenverklaring hiervan is vereist dat sprake is van (oogmerk van) uitbuiting. Uit de jurisprudentie [1] volgt dat de in sub-onderdelen 4 en 9 omschreven gedragingen eveneens alleen strafbaar zijn indien zij zijn begaan onder omstandigheden waarbij uitbuiting kan worden verondersteld. Uitbuiting moet derhalve worden aangemerkt als een impliciet bestanddeel van deze sub-onderdelen. In lid 2 van artikel 237f Sr is bepaald dat onder uitbuiting in ieder geval uitbuiting in de prostitutie valt.
De rechtbank leidt uit de gebezigde bewijsmiddelen af dat alle aan verdachte ten laste gelegde sub-onderdelen van genoemde bepaling bewezen verklaard kunnen worden, waarbij jegens [slachtoffer] de dwangmiddelen geweld, dreiging met een andere feitelijkheid, misbruik van een uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en misbruik van een kwetsbare positie zijn toegepast.
Misbruik van een uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en misbruik van een kwetsbare positie
Met betrekking tot het dwangmiddel misbruik van een kwetsbare positie geldt dat dit begrip in lid 6 van artikel 237f Sr is gedefinieerd in die zin dat daaronder mede wordt begrepen “een situatie waarin een persoon geen andere werkelijke of aanvaardbare keuze heeft dan het misbruik te ondergaan.”
Met betrekking tot het dwangmiddel misbruik van uit feitelijk overwicht voorvloeiend overwicht geldt blijkens de wetsgeschiedenis dat, waar het de prostitutie betreft, dit misbruik kan worden verondersteld indien de prostitué(e) in een situatie verkeert of komt te verkeren die niet gelijk is aan de omstandigheden waarin een mondige prostitué(e) in Nederland pleegt te verkeren.
De rechtbank overweegt dat [slachtoffer] zwaar verslaafd was aan drugs en een stabiele thuissituatie ontbeerde. [slachtoffer] kreeg een liefdesrelatie met verdachte die haar geborgenheid en houvast bood. Vanuit die situatie is verdachte [slachtoffer] gaan dwingen haar prostitutiewerkzaamheden, die zij tot dan toe verrichtte om in haar eigen verslaving te kunnen voorzien, ten behoeve van hem uit te gaan voeren. Verdachte dwong haar daarbij haar inkomsten aan hem af te staan. Verdachte regelde - al dan niet in aanwezigheid van [slachtoffer] -zelfstandig escortafspraken voor haar en bracht haar naar klanten.
Verder oefende hij grote druk op haar uit om zoveel mogelijk te blijven werken en controleerde hij haar doen en laten. Verdachte heeft haar daarbij zoveel mogelijk weggehouden bij de huiskamer van de tippelzone, zijnde een locatie waar opvang, hulp en bescherming wordt geboden aan verslaafde prostituees. Door haar daar weg te houden heeft hij haar een stuk opvang, hulp en bescherming onthouden hetgeen haar afhankelijkheid van hem vergrootte. Haar afhankelijkheid van hem werd tevens vergroot doordat verdachte de beschikking had over de telefoon die [slachtoffer] van de hulpverlening had gekregen (en waarmee hij toegang had tot haar klanten) en haar bankpasjes en omdat [slachtoffer] door het afstaan van haar geld, zelf niet over financiële middelen beschikte.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij [slachtoffer] zoveel mogelijk bij de huiskamer weg wilde houden omdat hij wilde voorkomen dat zij daar steeds nieuwe spuiten kreeg. Verdachte zou haar van de heroïnegebruik af hebben willen houden. De rechtbank volgt verdachte niet in deze verklaring. Indien verdachte [slachtoffer] werkelijk in die zin had willen helpen, had het immers voor de hand gelegen juist de hulp van de huiskamer in te roepen.
Verder is de rechtbank, anders dan de verdediging, van oordeel dat uit voornoemde feitelijke omstandigheden volgt dat [slachtoffer] zich ten opzichte van verdachte in een afhankelijke positie bevond waarin zij geen andere reële keuze had dan in de prostitutie te blijven werken. De positie waarin zij verkeerde was niet vergelijkbaar met de positie van een mondige prostituee in Nederland. [slachtoffer] verkeerde aldus in een uitbuitingssituatie en verdachte maakte daar misbruik van. De omstandigheid dat zij, voordat zij verdachte leerde kennen, ook al als prostituee werkte, zoals door de raadsvrouw is aangevoerd, of dat verdachte ook vanuit een verslaving handelde, maakt niet dat van een dergelijke dwang geen sprake was.
Geweld en dreiging met een andere feitelijkheid
Met betrekking tot deze dwangmiddelen overweegt de rechtbank dat verdachte [slachtoffer] in ieder geval éénmaal hard heeft geslagen. Gelet op de omstandigheden waaronder dit geweld heeft plaatsgevonden, zoals uit de bewijsmiddelen is gebleken, plaatst de rechtbank dit geweld in de context van de door verdachte gecreëerde sfeer van druk en dwang gericht op het onder de duim houden van [slachtoffer] zodat zij haar prostitutiewerkzaamheden zou blijven voortzetten en haar verdiensten aan hem zou blijven afstaan. De rechtbank is daarmee, anders dan de verdediging, van oordeel dat daarmee aan het causaliteitsvereiste is voldaan.
Verder overweegt de rechtbank dat verdachte boos werd op [slachtoffer] en dreigde geen drugs voor haar te halen indien zij niet wilde werken. Gelet op de ernstige verslavingsproblematiek van [slachtoffer] en haar afhankelijkheid van drugs werd zij hierdoor gedwongen haar prostitutiewerkzaamheden voort te zetten. De rechtbank is van oordeel dat het op deze wijze handelen van verdachte als dreigen met een andere feitelijkheid moet worden aangemerkt.
Uitbuiting
Nu naar het oordeel van de rechtbank vaststaat dat [slachtoffer] er met toepassing van voornoemde dwangmiddelen door verdachte toe is gebracht om zich te prostitueren en verdachte hier financieel voordeel uit heeft gehaald, is de rechtbank van oordeel dat verdachte [slachtoffer] heeft uitgebuit. Dat verdachte daadwerkelijk handelde met het oogmerk van uitbuiting, vloeit naar het oordeel van de rechtbank voort uit hetgeen reeds is overwogen ten aanzien van de dwangmiddelen misbruik van een kwetsbare positie en misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht.
Het op deze wijze financieel voordeel behalen uit werkzaamheden die door een ander in de prostitutie worden verricht, terwijl er sprake is van dwang, zoals de rechtbank hiervoor reeds heeft overwogen, leidt tot uitbuiting als bedoeld in artikel 273f Sr.
De rechtbank is derhalve, anders dan de verdediging, van oordeel dat sprake was van uitbuiting van [slachtoffer] door verdachte en dat verdachte daar ook het oogmerk op heeft gehad.
De omstandigheid dat [slachtoffer] al als prostituee werkzaam was alvorens zij verdachte leerde kennen, betekent niet dat daarom van uitbuiting geen sprake is geweest. Immers een situatie van uitbuiting kan ook ontstaan nadat aanvankelijk vrijwilligheid bij het slachtoffer bestond, indien dwangmiddelen als voornoemd, zoals bij [slachtoffer] , worden toegepast ten aanzien van iemand die reeds in de prostitutie werkte. Het verweer van de raadsvrouw wordt daarom verworpen.
De rechtbank acht met de officier van justitie en de verdediging niet bewezen dat verdachte de feiten tezamen en in vereniging met een of meer anderen heeft gepleegd, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
De rechtbank acht tevens niet bewezen dat verdachte een stuk van het haar van [slachtoffer] heeft afgeknipt, zodat hij ook van dat onderdeel van de tenlastelegging zal worden vrijgesproken.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
hij in de periode van 1 juli 2017 tot en met 16 april 2018 te Groningen en elders in Nederland,
A) een ander, te weten [slachtoffer] , telkens door geweld of door dreiging met een andere feitelijkheid, door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en door misbruik van een kwetsbare positie,
- heeft vervoerd en overgebracht, met het oogmerk van seksuele uitbuiting van die [slachtoffer] (sub 1o ) en
- heeft gedwongen en/of bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten van seksuele aard (sub 4°) en
- heeft gedwongen dan wel bewogen verdachte te bevoordelen uit de opbrengst van haar [slachtoffer] , seksuele handelingen met een derde (sub 9°) en
B) telkens opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de seksuele uitbuiting van die ander, te weten [slachtoffer] , (sub 6°), bestaande hierin dat verdachte,
- tegen die [slachtoffer] heeft gezegd dat ze E 5000,-, of telkens E 200,- aan verdachte moest betalen omdat verdachte chlamydia van haar had gekregen en
- die [slachtoffer] telkens naar de tippelzone heeft gebracht waar zij zich ging prostitueren en haar telkens weer heeft opgehaald en haar gecontroleerd of ze wel aan het werk was en
- escortafspraken via een chatsite en/of Chatgirl.nl en/of Speurders.nl voor die [slachtoffer] heeft gemaakt en/of zich hierbij voor heeft gedaan als die [slachtoffer] en haar naar adressen en plaatsen gebracht waar zij zich ging prostitueren en
- zijn telefoonnummer aan klanten van die [slachtoffer] heeft gegeven en
- telkens het door die [slachtoffer] in de prostitutie verdiende geld aan verdachte laten afstaan en/of op zijn bankrekening laten overmaken en
- die [slachtoffer] heeft geslagen en
- tegen die [slachtoffer] heeft gezegd dat ze niet te lang in de huiskamer van de tippelzone mocht verblijven en bepaald wanneer ze mocht roken en
- het bankpasje van die [slachtoffer] onder zich heeft gehouden en
- die aan drugsverslaafde [slachtoffer] van zich afhankelijk heeft gemaakt en
- een dreigende sfeer heeft gecreëerd waardoor die [slachtoffer] zich niet aan de invloed van verdachte durfde/kon onttrekken.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
Mensenhandel, meermalen gepleegd.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren, met als bijzondere voorwaarden een meldplicht en verplichte urinecontroles op harddrugsgebruik.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft gepleit voor een deels voorwaardelijke gevangenisstraf, met een onvoorwaardelijk deel gelijk aan de duur van het voorarrest. Daaraan kunnen als bijzondere voorwaarden een meldplicht en verplichte urinecontroles op middelengebruik worden verbonden. Andere bijzondere voorwaarden zijn naar de mening van de raadsvrouw niet nodig, maar zij heeft aangegeven zich op dit punt aan het oordeel van de rechtbank te refereren.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting, het over hem opgemaakte reclasseringsrapport en de psychologische rapportage, het hem betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsvrouw.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich gedurende een periode van ongeveer negen maanden schuldig gemaakt aan mensenhandel. Het slachtoffer, een jonge Tsjechische vrouw die al vele jaren als verslaafde prostituee werkzaam was, is door verdachte dusdanig onder druk gezet dat zij haar werkzaamheden in de prostitutie, voor hem ging uitvoeren, waarbij zij haar verdiensten onder druk en dwang aan hem moest afstaan.
Verdachte die in de bewezen verklaarde periode ook zelf verslaafd was aan harddrugs gebruikte de verdiensten van het slachtoffer om in zijn eigen drugsgebruik te kunnen voorzien. Verdachte wist daarbij dat het slachtoffer zich in uitbuitingssituatie bevond.
Mensenhandel waarbij het slachtoffer in de prostitutie wordt gebracht, is een vergaande vorm van uitbuiting waarbij de lichamelijke en geestelijke integriteit van het slachtoffer ondergeschikt worden gemaakt aan de zucht naar geldelijk gewin van de uitbuiter.
De psychische gevolgen van dergelijke uitbuiting kunnen voor een slachtoffer, zo is algemeen bekend, groot zijn.
De rechtbank acht een deels voorwaardelijke gevangenisstraf als gevorderd door de officier van justitie in beginsel gerechtvaardigd.
De rechtbank heeft tevens in aanmerking genomen dat verdachte, blijkens het hem betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 24 augustus 2018, niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
Blijkens het psychologische rapport d.d. 9 augustus 2018, opgemaakt door J.M. de Jonge, is er bij verdachte sprake van ADHD en cocaïnegebruik. Vanwege de ontkennende houding van verdachte heeft de deskundige geen verminderde toerekeningsvatbaarheid kunnen vaststellen. De rechtbank overweegt evenwel dat verdachte de feiten heeft begaan terwijl hij kampte met een ernstige harddrugsverslaving en dat die omstandigheid van invloed zal zijn geweest op zijn handelen.
Verdachte heeft ter terechtzitting aangegeven dat hij geen behandeling voor zijn verslavingsproblematiek nodig heeft. Hij gebruikt sedert zijn detentie geen drugs meer en hij is zeer gemotiveerd wat van zijn leven te maken aldus verdachte. Oplegging van een meldplicht en verplichte urinecontroles op middelengebruik als bijzondere voorwaarden, zou kunnen dienen als stok achter de deur, zo heeft hij ter terechtzitting verklaard.
De rechtbank zal aan verdachte geen behandeling zoals genoemd opleggen, nu hij deze afwijst.
De rechtbank acht het opleggen van de bijzondere voorwaarden meldplicht en middelencontrole zonder een behandelingsverplichting eveneens niet zinvol en zal daartoe dan ook niet overgaan. De rechtbank zal volstaan met de oplegging van een deels voorwaardelijke gevangenisstraf van na te noemen duur. Gelet op de persoonlijke omstandigheden van verdachte, zal de rechtbank een gevangenisstraf opleggen van kortere duur dan gevorderd door de officier van justitie, met daaraan verbonden een proeftijd van 3 jaren. Een strafafdoening als bepleit door de raadsvrouw doet naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende recht aan de ernst van de feiten.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 57 en 273f van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

Een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden.

Bepaalt dat van deze gevangenisstraf
een gedeelte, groot 8 maandenniet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op 3 jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.B. de Wit, voorzitter, mr. F.J. Agema en mr. O.J. Bosker, rechters, bijgestaan door W. Brandsma, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 8 oktober 2018.
Mr. De Wit is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.2 HR 24 november 2015, ECLI:NL:HR:2015:3309, HR 5 april 2016, ECLI:NL:HR:2016:554.