Beoordeling van het bewijs
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd dat de ten laste gelegde mensenhandel kan worden bewezen. Uit de zich in het dossier bevindende bewijsmiddelen kan worden opgemaakt dat sprake was van seksuele uitbuiting waarbij door verdachte met gebruikmaking van de dwangmiddelen geweld, dreiging met geweld, misbruik van een kwetsbare positie en misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht is gehandeld ten opzichte van [slachtoffer] .
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het ten laste gelegde en heeft daartoe het volgende aangevoerd.
Verdachte heeft haar slechts gedurende ongeveer een dag, vanwege zijn woede over de chlamydia die hij van [slachtoffer] zou hebben opgelopen, bedreigd dan wel afgeperst. Daardoor heeft [slachtoffer] eenmaal 200 euro aan verdachte betaald.
Er is verder geen sprake geweest van toepassing door verdachte jegens [slachtoffer] van enig dwangmiddel als bedoeld in artikel 273f, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht (Sr). [slachtoffer] was ernstig verslaafd aan harddrugs en tippelde al vele jaren voordat zij met verdachte in contact kwam. [slachtoffer] werkte en werkt in de prostitutie vanwege haar ernstige verslaving en niet omdat verdachte haar daartoe dwong. [slachtoffer] bevond zich niet in een kwetsbare positie; zij was al jaren in Nederland, sprak de Nederlandse taal en had toegang tot hulpverlening. Ook verdachte was ernstig verslaafd en al het geld dat binnenkwam, via de werkzaamheden van [slachtoffer] en de ouders van verdachte, ging op aan drugs die ze gezamenlijk gebruikten. Verdachte heeft daarbij geen oogmerk gehad op de seksuele uitbuiting van [slachtoffer] . [slachtoffer] heeft op 19 juli jl. bij de rechter-commissaris het merendeel weerlegd van hetgeen verdachte ten laste wordt gelegd. Wat ze verdiende deelde ze met verdachte, omdat ze een relatie hadden, zo heeft zij verklaard. Het slaan van verdachte kan niet als dwangmiddel worden aangemerkt nu dit geweld er niet op was gericht [slachtoffer] aan het werk te krijgen.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. De door verdachte op de terechtzitting van 24 september 2018 afgelegde verklaring, voor zover inhoudende:
Ik had een liefdesrelatie met [slachtoffer] . Wij waren beiden verslaafd en alles wat aan geld binnenkwam, zo ook haar verdiensten uit de prostitutie, ging op aan harddrugs. Zij werkte al jaren in de prostitutie toen ik haar leerde kennen en ze had geen vaste woon- of verblijfplaats. Ik had geen werk en geen inkomen. Ik kreeg af en toe geld van mijn ouders. Het is juist dat ik haar naar haar werk bracht en in haar buurt bleef tijdens haar werk. Ook reed ik haar naar escortklanten. Ik regelde escortafspraken voor haar. Ik controleerde haar ook wel en ik beheerde haar geld. Ook werd geld door haar klanten op mijn rekening gestort. Het klopt ook dat ik 5000 euro van haar wilde omdat ik chlamydia van haar had gekregen en dat ik heel boos op haar was. Het verhaal dat ik haar gestript zou hebben onder een viaduct klopt ook. Dat had te maken met die schuld van 5000 euro. Ik heb haar toen 200 euro afgepakt. Ik heb haar gevraagd haar zakken leeg te halen en mij geld te geven. Ik heb wel een beetje druk moeten zetten, met woorden en toon. [getuige 1] was erbij in de auto. Het was donker. Ik heb haar ook wel afgebekt. Ik heb inderdaad wel van haar geprofiteerd en ik zie wel dat ik misbruik van haar heb gemaakt.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 8 januari 2018, opgenomen op pagina 188 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer NNRCC18002-BLEIKBLESA, d.d. 15 juni 2018, inhoudende als relaas van verbalisanten:
Ik, verbalisant [verbalisant] , bevond mij op woensdag 6 september 2017, omstreeks 23.30 uur, in de huiskamer (SPP) van de tippelzone, gevestigd aan de Bornholmstraat 37 te Groningen.
Ter plaatse werd ik aangesproken door een tippelaarster genaamd [slachtoffer] . Zij vertelde mij dat zij problemen had met ene [verdachte] , zijnde [verdachte] . [verdachte] zou haar momenteel bedreigen. Ze zou [verdachte] iedere avond geld moeten geven nadat zij getippeld had.
[verdachte] zou rijden in een zwarte VW-golf voorzien van het kenteken [kenteken] . Even later reed eerdergenoemde personenauto over de baan. Als bijrijder zat [verdachte] in de auto.
(p. 189) [slachtoffer] deelde mij mede dat zij 5000 euro aan [verdachte] moest betalen omdat hij Chlamydia van haar zou hebben opgelopen.
Op donderdag 7 september 2017 werd door de collega's over [slachtoffer] het volgende gemuteerd.
Waren op donderdag september 2017 omstreeks 01 .05 uur op de tippelzone aan de
Bornholmstraat in Groningen. Kregen te horen van één van de prostituees dat er een VW
Golf met kenteken [kenteken] rondreed en de dames lastig vielen. Trof de auto aan op de omhangersparkeerplaats, met [verdachte] op de bijrijdersstoel.
(p. 190) Ze gaven aan dat ze wachtten op een [slachtoffer] en dat ze binnen een kwartier weg zouden zijn.
Op donderdag 7 september 2017, omstreeks 21.30 uur hebben wij opnieuw gesproken met [slachtoffer] . Tijdens dit gesprek gaf [slachtoffer] opnieuw het volgende aan:
- Ze wordt bedreigd door [verdachte] .
- Ze heeft 4 weken een relatie met hem gehad en toen ging ook alles op aan allereerst drugs. Hij kreeg toen ook al het geld wat zij verdiende in de prostitutie. Ze hebben in die periode seks gehad en daardoor zou [verdachte] chlamydia hebben opgelopen. [slachtoffer] geeft aan chlamydia te hebben en daarom zou [verdachte] haar bedreigen en 5000 euro van haar willen hebben.
- Ze heef afgelopen 4 dagen 1 x betaald (200 euro).
- Ze wordt bedreigd dat ze klappen krijgt als ze niet betaalt.
- Hij wil iedere dag 200 euro en dat dan 2 maanden lang.
(p. 192) Van het SPP hebben we op 23 september 2017 de volgende mail ontvangen:
"Vanuit het SPP en [naam 1] maken wij ons zorgen om [slachtoffer] omtrent de man die haar
afperst. Het lijkt er op dat hij dat nog steeds doet. Ze is hier gisteren huilend binnen
gekomen en vandaag ook bij [naam 1] (maatschappelijk werkster)."
(p. 193) [slachtoffer] gaf ons op 5 oktober 2017 aan dat ze werkte als escort en hierbij werd rondgereden door [verdachte] .
(p. 195) Op woensdag 18 oktober 2017 omstreeks 22.30 uur spraken wij op de baan met [slachtoffer] . Zij verklaarde ons daarnaar gevraagd samengevat het volgende:
- Ik ben vorige week nog mishandeld door [verdachte] .
- [verdachte] en [getuige 1] rijden mij rond.
- Ik verdien ongeveer 500 euro per dag.
- Ik moet dat geld wel delen door drie plus nog benzine geld.
- [verdachte] regelt alles via chatten.
- [verdachte] zegt dan wat ik moet doen.
- Ik heb nu geen plaats meer om te slapen.
- Ik weet niet meer waar ik moet slapen.
Op 25 oktober 2017, omstreeks 20.15 uur, is gesproken met [getuige 2] aan de [straatnaam] te Groningen.
[getuige 2] is bij ons ambtshalve bekend als tippelaarster op de Bornholmstraat te Groningen.
[getuige 2] vertelde ons dat [verdachte] zwaar verslaafd was aan de coke. Hij zou 4 a 5 gram coke per dag gebruiken. Dit komt ongeveer op 400 à 500 euro per dag uit. [getuige 2] vertelde dat [verdachte] momenteel met [slachtoffer] was. Hij rijdt haar momenteel voor de escort. Na een klant zouden ze samen het opgeleverde geld opgebruiken aan drugs. Volgens [getuige 2] laat deze [verdachte] zich onderhouden door de meiden op de baan.
(p. 196) Van het SPP hebben we op 13 november 2017 de volgende mail ontvangen:
" [slachtoffer] gaf aan wederom geslagen te zijn door [verdachte] . [slachtoffer] had haar make-up verwijderd. Op beide ogen waren blauwe plekken zichtbaar."
Van het SPP hebben we op 1 januari 2018 de volgende mail ontvangen:
"Gisteren was [slachtoffer] op de baan en ze kwam aan de deur om condooms te halen, ze mocht niet naar binnen van haar vriend (pooier), hij stond bij de deur op haar te wachten op een scooter. Volgens [slachtoffer] mocht ze niet naar binnen omdat ze geen spuiten mocht halen, hij controleerde dit bij haar."
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen, d.d. 18 januari 2018, opgenomen op pagina 210 van voornoemd dossier, inhoudende als relaas van verbalisanten:
Op woensdag 17 januari 2018 omstreeks 21 .00 uur vertelde [slachtoffer] ons het volgende:
- Ze ( [slachtoffer] ) heeft geen telefoon meer. De telefoon was stuk.
- Ze deed nog steeds escort.
- Op de vraag: Hoe dat dan kan zonder telefoon hoorden we dat ze antwoordde: " [verdachte] regelt dat met zijn telefoon".
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen, d.d. 29 januari 2018, opgenomen op pagina 211 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als relaas van verbalisant:
Op 28 januari 2018 te 23.06 uur ontving ik een mail van de hulpverlening, Leger des Heils van het Straat Prostitutie Project van de tippelzone te Groningen, inhoudende:
"Vanavond was [slachtoffer] erg onrustig, heen en weer aan het lopen in de huiskamer. Haar telefoon ging continu over, toen ik haar vroeg wie haar zo vaak belt gaf ze aan dat het [verdachte]
was. [slachtoffer] gaf aan dat ze van [verdachte] niet heel lang in de huiskamer mag zijn maar ze moet eigenlijk op de baan aan het werk.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen, d.d. 29 januari 2018, opgenomen op pagina 211A e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als relaas van verbalisanten:
Op maandag 29 januari 2018 te 23.08 uur ontvingen wij een mail van het SPP met de volgende informatie:
" [slachtoffer] mocht van [verdachte] vanavond niet de huiskamer in. Ze gaf toe dat het met [verdachte] te maken had. Hij hield [slachtoffer] in de gaten, toen ik haar condooms, tosti en koffie bij de deur heb gegeven. Later op de avond kwam [slachtoffer] toch wel naar binnen om panty's te halen.
[verdachte] wachtte haar in de bekende Renault van [getuige 1] bij de inrit van de baan op en [slachtoffer] stapte meteen bij hem in."
(p. 211B) Op donderdag 8 februari 2018, omstreeks 2100 uur, hebben wij een verblijfsdocument B8, uitgereikt aan [slachtoffer] . Dit vond plaats in de huiskamer van het SPP aan de Bornholmstraat te Groningen.
[slachtoffer] wilde direct na het ontvangst van haar verblijfsvergunning de huiskamer verlaten. Ze moest naar " [verdachte] " die buiten op haar stond te wachten. Als ze te lang weg zou blijven zou [verdachte] mogelijk denken dat ze aangifte tegen hem zou doen waren de woorden van [slachtoffer] .
6. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor, d.d. 17 april 2018, opgenomen op pagina 295 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [getuige 3] :
(p. 300) A: [slachtoffer] doet alles voor [verdachte] omdat ze van hem houdt. [verdachte] maakt daar goed gebruik van tot misbruik. Ik heb 2 dingen gezien wat niet ok is. Dat ze pizza moest eten in een hoek op de grond. Ook heb ik gezien dat hij haar een keer een klap gaf om niets. Hij bepaalde wanneer ze mocht roken. Als zij ziek is moet ze bruin hebben. Het kwam dan wel voor dat hij tegen haar zei dat ze nog niet ziek kon zijn en dan mocht ze niet gebruiken. Hij bepaalde alles, zelfs of ze een lange broek aan mocht of niet. Hij behandelde haar als een hond.
V: Heeft hij ook met [slachtoffer] rondgereden voor seksafspraken?
A: Ja. [slachtoffer] leverde al het geld wat ze verdiende bij hem in. Dat heb ik zelf gezien. Hij bepaalde wat er gebeurde bij haar.
A: Als zij een klant had leverde ze eerst het geld van de klant in bij [verdachte] en ging dan sexen met de klant. Hij kwam toen vaak bij mij te gebruiken. De dope was dan van [slachtoffer] .
V: Maakte [verdachte] ook de seksafspraken voor [slachtoffer] ?
A: Ja dat deed hij ook via de chat. Hij regelde de tijd en afspraken met de klant.
7. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor, d.d. 1 mei 2018, opgenomen op pagina 303 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [getuige 3] :
(p. 308) A: Wat ik gezien heb is dat hij de afspraken maakte voor haar. Hij bepaalde alles voor haar. Hij had haar geld. Ik heb wel eens gezien dat hij haar een klap gaf op de bank en haar als een klein kind behandelde door haar in de hoek te zetten.
V: Je hebt verteld over het regelen van klanten. En als [slachtoffer] dan niet wilde?
A: Dan werd hij boos. Hij zei dan dat hij niks meer zou doen niet meer chatten en dan gaan we ook niet meer roken. En dan zei [slachtoffer] : Ja ik ga wel weer".
V: Hoe vaak heb je meegemaakt dat [verdachte] klanten regelde voor [slachtoffer] ?
A: Het ergste is dat [slachtoffer] ervoor werkte en hij het weer uitgaf. Als [slachtoffer] zeg maar 50 euro had verdiend, haar eigen geld, dan kreeg ze maar twee trekjes van [verdachte] .
8. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor, d.d. 24 april 2018, opgenomen op pagina 349 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [getuige 4] :
(p. 350) Ik ken [verdachte] het laatste anderhalf jaar van de baan toen hij samen was met [slachtoffer] . Beiden hadden een relatie. [verdachte] dwong haar en onderdrukte haar. Hij dwong haar in de prostitutie. Het geld wat zij verdiende in de prostitutie stak hij in zijn zak. [verdachte] maakte misbruik van haar en rookte al het geld op aan drugs. Het geld wat [slachtoffer] verdiende in de prostitutie.
(p. 351) Ik zag dat [verdachte] op chatgirl op zijn telefoon klanten regelde. Ook maakte hij
op speurders.nl advertenties voor [slachtoffer] . Hij regelde dus volledig alle klanten voor [slachtoffer] en maakte alle afspraken. Hij appte ook met klanten en deed zich voor als [slachtoffer] . [slachtoffer] was daardoor 24 uur per dag werkzaam voor [verdachte] . Als hij weer een afspraak had moest zij weer aan het werk en haar ding doen.
Dat was volgens mij in oktober 2017. [verdachte] had volgens zijn zeggen chlamydia opgelopen van
[slachtoffer] . [slachtoffer] moest daarom 200 euro per dag betalen aan [verdachte] . Omdat [slachtoffer] 1 keer niet betaald had werd ze door [verdachte] , [naam 2] en [getuige 1] mishandeld. Onder het viaduct bij de Bornholmstraat. Ook werd ze daar door alle drie geslagen. Daarna vond hetzelfde ritueel plaats in de woning van [naam 2] aan de [straatnaam] te Groningen. Dezelfde avond daarna trof ik [slachtoffer] weer op de tippelzone. Zij vertelde mij dit verhaal. [slachtoffer] zag er niet uit. Ze zat onder de blauwe plekken. Deze blauwe plekken zaten op haar armen, op haar zij, en op haar benen. Tevens heeft [slachtoffer] drugs nodig, dat is haar medicijn. [verdachte] weet dat en zodoende heeft hij macht over haar.
(p. 352) Ik weet dat [verdachte] de bankpas van [slachtoffer] onder zich had. Hij liet daar geld op overschrijven van klanten die moesten betalen voor de seksuele diensten van [slachtoffer] . [slachtoffer] vertelde mij dat [verdachte] haar bankpas had afgepakt en dat hij telkens geld van haar rekening op nam.
9. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor, d.d. 6 april 2018, opgenomen op pagina 281 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [getuige 5] :
(p. 284) V: Nog even voor de duidelijkheid, het gaat om prostitutie-afspraken die u heeft met [slachtoffer] ?
A: Ja.
V: Hoe betaalt u dan?
A: De laatste paar keer is er overgemaakt naar een ING rekening. Ze heeft twee rekeningnummers gegeven. Eentje staat op naam van [verdachte] .
10. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen ING rekening [verdachte] , d.d. 27 maart 2018, opgenomen op pagina 261 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als relatering van verbalisant:
Van de ING zijn gegevens ontvangen over twee betaalrekeningen op naam van [verdachte]
van de periode 1 januari 2017 tot en met 26 maart 2018.
(p. 262) Op een bankrekeningnummer zijn zes bijschrijvingen te zien afkomstig van [getuige 5] . [verdachte] zijn telefoon is afgetapt in maart 2018 waarbij tussen 15 en 17 maart diverse malen contact is met [mobielnummer] welke tenaamgesteld staat op [getuige 5] , [straatnaam] Groningen. Volgens GBA-gegevens staat hier [getuige 5] ingeschreven. Bij één van de overschrijvingen op 14 februari wordt in de omschrijving de naam ' [slachtoffer] 'genoemd.
11. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen, d.d. 28 mei 2018, opgenomen op pagina 401 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als relatering van verbalisanten:
Op 24 mei 2018, omstreeks 10.00 uur hebben wij, verbalisanten, gesproken met [getuige 6]
.
(p. 402) [getuige 6] vertelde dat [verdachte] haar vertelde dat [slachtoffer] geld verdiende op de tippelzone en dat [verdachte] haar ook naar klanten bracht. [verdachte] vertelde dat hij het geld van [slachtoffer] af pakte en daar drugs voor kocht voor hem en haar.
12. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen, d.d. 4 april 2018, opgenomen op pagina 252 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als relatering van verbalisanten:
Op 7 maart 2018 vertelde [slachtoffer] tegen een hulpverleenster en daarna aan
verbalisanten dat [verdachte] haar bankpasje zou hebben. [verdachte] zou samen met tippelaarster [getuige 3]
[verdachte] dope gehaald hebben en dit betaald hebben met geld van de rekening van [slachtoffer] .
(p. 255) Op de genoemde camerabeelden herkennen wij de man die op 6 en 9 maart 2018 de pinpas van [slachtoffer] gebruikt als: [verdachte] .
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank het volgende.
De rechtbank overweegt allereerst als volgt.
De rechtbank heeft geconstateerd dat [slachtoffer] geen aangifte heeft gedaan en in haar verklaring bij de politie op 17 april 2018 en tegenover de rechter-commissaris minder belastend heeft verklaard dan zij eerder heeft gedaan jegens verbalisanten en getuigen zoals opgenomen in de hiervoor weergegeven bewijsmiddelen. De rechtbank ziet geen reden om te twijfelen aan hetgeen [slachtoffer] volgens de verbalisanten en getuigen heeft gezegd, nu dit voldoende steun vindt in de overige (delen van de) bewijsmiddelen.
Aan verdachte is ten laste gelegd artikel 237f, eerste lid, Sr, de sub-onderdelen 1, 4, 6 en 9. Uit de wettekst van de sub-onderdelen 1 en 6 volgt dat voor bewezenverklaring hiervan is vereist dat sprake is van (oogmerk van) uitbuiting. Uit de jurisprudentievolgt dat de in sub-onderdelen 4 en 9 omschreven gedragingen eveneens alleen strafbaar zijn indien zij zijn begaan onder omstandigheden waarbij uitbuiting kan worden verondersteld. Uitbuiting moet derhalve worden aangemerkt als een impliciet bestanddeel van deze sub-onderdelen. In lid 2 van artikel 237f Sr is bepaald dat onder uitbuiting in ieder geval uitbuiting in de prostitutie valt.
De rechtbank leidt uit de gebezigde bewijsmiddelen af dat alle aan verdachte ten laste gelegde sub-onderdelen van genoemde bepaling bewezen verklaard kunnen worden, waarbij jegens [slachtoffer] de dwangmiddelen geweld, dreiging met een andere feitelijkheid, misbruik van een uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en misbruik van een kwetsbare positie zijn toegepast.
Misbruik van een uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en misbruik van een kwetsbare positie
Met betrekking tot het dwangmiddel misbruik van een kwetsbare positie geldt dat dit begrip in lid 6 van artikel 237f Sr is gedefinieerd in die zin dat daaronder mede wordt begrepen “een situatie waarin een persoon geen andere werkelijke of aanvaardbare keuze heeft dan het misbruik te ondergaan.”
Met betrekking tot het dwangmiddel misbruik van uit feitelijk overwicht voorvloeiend overwicht geldt blijkens de wetsgeschiedenis dat, waar het de prostitutie betreft, dit misbruik kan worden verondersteld indien de prostitué(e) in een situatie verkeert of komt te verkeren die niet gelijk is aan de omstandigheden waarin een mondige prostitué(e) in Nederland pleegt te verkeren.
De rechtbank overweegt dat [slachtoffer] zwaar verslaafd was aan drugs en een stabiele thuissituatie ontbeerde. [slachtoffer] kreeg een liefdesrelatie met verdachte die haar geborgenheid en houvast bood. Vanuit die situatie is verdachte [slachtoffer] gaan dwingen haar prostitutiewerkzaamheden, die zij tot dan toe verrichtte om in haar eigen verslaving te kunnen voorzien, ten behoeve van hem uit te gaan voeren. Verdachte dwong haar daarbij haar inkomsten aan hem af te staan. Verdachte regelde - al dan niet in aanwezigheid van [slachtoffer] -zelfstandig escortafspraken voor haar en bracht haar naar klanten.
Verder oefende hij grote druk op haar uit om zoveel mogelijk te blijven werken en controleerde hij haar doen en laten. Verdachte heeft haar daarbij zoveel mogelijk weggehouden bij de huiskamer van de tippelzone, zijnde een locatie waar opvang, hulp en bescherming wordt geboden aan verslaafde prostituees. Door haar daar weg te houden heeft hij haar een stuk opvang, hulp en bescherming onthouden hetgeen haar afhankelijkheid van hem vergrootte. Haar afhankelijkheid van hem werd tevens vergroot doordat verdachte de beschikking had over de telefoon die [slachtoffer] van de hulpverlening had gekregen (en waarmee hij toegang had tot haar klanten) en haar bankpasjes en omdat [slachtoffer] door het afstaan van haar geld, zelf niet over financiële middelen beschikte.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij [slachtoffer] zoveel mogelijk bij de huiskamer weg wilde houden omdat hij wilde voorkomen dat zij daar steeds nieuwe spuiten kreeg. Verdachte zou haar van de heroïnegebruik af hebben willen houden. De rechtbank volgt verdachte niet in deze verklaring. Indien verdachte [slachtoffer] werkelijk in die zin had willen helpen, had het immers voor de hand gelegen juist de hulp van de huiskamer in te roepen.
Verder is de rechtbank, anders dan de verdediging, van oordeel dat uit voornoemde feitelijke omstandigheden volgt dat [slachtoffer] zich ten opzichte van verdachte in een afhankelijke positie bevond waarin zij geen andere reële keuze had dan in de prostitutie te blijven werken. De positie waarin zij verkeerde was niet vergelijkbaar met de positie van een mondige prostituee in Nederland. [slachtoffer] verkeerde aldus in een uitbuitingssituatie en verdachte maakte daar misbruik van. De omstandigheid dat zij, voordat zij verdachte leerde kennen, ook al als prostituee werkte, zoals door de raadsvrouw is aangevoerd, of dat verdachte ook vanuit een verslaving handelde, maakt niet dat van een dergelijke dwang geen sprake was.
Geweld en dreiging met een andere feitelijkheid
Met betrekking tot deze dwangmiddelen overweegt de rechtbank dat verdachte [slachtoffer] in ieder geval éénmaal hard heeft geslagen. Gelet op de omstandigheden waaronder dit geweld heeft plaatsgevonden, zoals uit de bewijsmiddelen is gebleken, plaatst de rechtbank dit geweld in de context van de door verdachte gecreëerde sfeer van druk en dwang gericht op het onder de duim houden van [slachtoffer] zodat zij haar prostitutiewerkzaamheden zou blijven voortzetten en haar verdiensten aan hem zou blijven afstaan. De rechtbank is daarmee, anders dan de verdediging, van oordeel dat daarmee aan het causaliteitsvereiste is voldaan.
Verder overweegt de rechtbank dat verdachte boos werd op [slachtoffer] en dreigde geen drugs voor haar te halen indien zij niet wilde werken. Gelet op de ernstige verslavingsproblematiek van [slachtoffer] en haar afhankelijkheid van drugs werd zij hierdoor gedwongen haar prostitutiewerkzaamheden voort te zetten. De rechtbank is van oordeel dat het op deze wijze handelen van verdachte als dreigen met een andere feitelijkheid moet worden aangemerkt.
Uitbuiting
Nu naar het oordeel van de rechtbank vaststaat dat [slachtoffer] er met toepassing van voornoemde dwangmiddelen door verdachte toe is gebracht om zich te prostitueren en verdachte hier financieel voordeel uit heeft gehaald, is de rechtbank van oordeel dat verdachte [slachtoffer] heeft uitgebuit. Dat verdachte daadwerkelijk handelde met het oogmerk van uitbuiting, vloeit naar het oordeel van de rechtbank voort uit hetgeen reeds is overwogen ten aanzien van de dwangmiddelen misbruik van een kwetsbare positie en misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht.
Het op deze wijze financieel voordeel behalen uit werkzaamheden die door een ander in de prostitutie worden verricht, terwijl er sprake is van dwang, zoals de rechtbank hiervoor reeds heeft overwogen, leidt tot uitbuiting als bedoeld in artikel 273f Sr.
De rechtbank is derhalve, anders dan de verdediging, van oordeel dat sprake was van uitbuiting van [slachtoffer] door verdachte en dat verdachte daar ook het oogmerk op heeft gehad.
De omstandigheid dat [slachtoffer] al als prostituee werkzaam was alvorens zij verdachte leerde kennen, betekent niet dat daarom van uitbuiting geen sprake is geweest. Immers een situatie van uitbuiting kan ook ontstaan nadat aanvankelijk vrijwilligheid bij het slachtoffer bestond, indien dwangmiddelen als voornoemd, zoals bij [slachtoffer] , worden toegepast ten aanzien van iemand die reeds in de prostitutie werkte. Het verweer van de raadsvrouw wordt daarom verworpen.
De rechtbank acht met de officier van justitie en de verdediging niet bewezen dat verdachte de feiten tezamen en in vereniging met een of meer anderen heeft gepleegd, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
De rechtbank acht tevens niet bewezen dat verdachte een stuk van het haar van [slachtoffer] heeft afgeknipt, zodat hij ook van dat onderdeel van de tenlastelegging zal worden vrijgesproken.