ECLI:NL:RBNNE:2018:2702
Rechtbank Noord-Nederland
- Op tegenspraak
- Rechtspraak.nl
Onttrekking van een minderjarige aan het toezicht van Jeugdbescherming Noord na spoeduithuisplaatsing
In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 22 mei 2018 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die haar dochter onttrok aan het toezicht van Jeugdbescherming Noord. De verdachte had ervoor gezorgd dat haar partner met haar dochter op de vlucht ging, nadat de kinderrechter een spoeduithuisplaatsing had uitgesproken. De verdachte heeft vervolgens in strijd met de waarheid tegen de politie verklaard dat zij niet wist waar haar dochter was en heeft geweigerd het telefoonnummer van haar dochter aan de politie te geven. De rechtbank oordeelde dat de verdachte willens en wetens de beslissing van de kinderrechter tot uithuisplaatsing van haar dochter heeft gefrustreerd, wat niet in het belang van haar dochter was.
Tijdens de rechtszitting op 8 mei 2018 was de verdachte aanwezig, bijgestaan door haar advocaat, mr. H.W. de Jong. De officier van justitie eiste veroordeling voor het ten laste gelegde, terwijl de verdediging vrijspraak bepleitte. De rechtbank constateerde dat er sprake was van een kennelijke verschrijving in de tenlastelegging met betrekking tot het geboortejaar van de minderjarige, maar oordeelde dat de verdachte hierdoor niet in haar verdediging was geschaad. De rechtbank sprak de verdachte vrij van het medeplegen, maar achtte de overige tenlasteleggingen wettig en overtuigend bewezen.
De rechtbank overwoog dat de verdachte niet kon worden vrijgesproken op basis van noodweerexces of psychische overmacht, omdat niet was aangetoond dat er sprake was van een van buiten komende drang. De rechtbank legde een voorwaardelijke taakstraf op van 40 uren, met een proeftijd van twee jaar, en bepaalde dat vervangende hechtenis zou worden toegepast indien de taakstraf niet naar behoren werd verricht. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, bestaande uit drie rechters.