ECLI:NL:RBNNE:2018:2349
Rechtbank Noord-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
BPM naheffingsaanslag kampeerauto en de toepassing van het unierechtelijke verdedigingsbeginsel
In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 21 juni 2018 uitspraak gedaan in een geschil over een naheffingsaanslag in de belasting van personenauto’s en motorrijwielen (BPM) die aan eiser was opgelegd door de inspecteur van de Belastingdienst. De naheffingsaanslag, gedateerd op 29 mei 2017, bedroeg € 2.580. Eiser had eerder aangifte gedaan voor een gebruikte kampeerauto en berekende de te betalen BPM op € 5.386. De inspecteur verklaarde het bezwaar van eiser ongegrond in een uitspraak op bezwaar van 17 november 2017, waarna eiser beroep instelde.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de naheffingsaanslag terecht was opgelegd en dat de hoogte van de BPM correct was berekend. Eiser voerde aan dat de belasting voor binnenlandse kampeerauto’s niet op dezelfde manier berekend mocht worden als voor geïmporteerde kampeerauto’s, en dat dit in strijd was met artikel 110 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU). De rechtbank oordeelde echter dat de goedkeuring in het Kaderbesluit enkel betrekking had op de maatstaf van heffing en niet op de afschrijving. De rechtbank concludeerde dat de door de inspecteur gehanteerde afschrijving van 32,332% reëel was en dat de naheffingsaanslag niet discriminerend was.
Daarnaast oordeelde de rechtbank dat het unierechtelijke verdedigingsbeginsel niet was geschonden, omdat eiser voldoende gelegenheid had gekregen om zijn standpunt kenbaar te maken. De rechtbank wees het verzoek van eiser om prejudiciële vragen aan de Hof van Justitie van de Europese Unie te stellen af, en verklaarde het beroep ongegrond. Eiser werd ook niet in de proceskosten veroordeeld, en het verzoek om vergoeding van het griffierecht werd afgewezen.