Uitspraak
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
1.[eiser 1.] ,
[eiseres 2.],
[eiseres 3.],
[eiser 4.],
hierna afzonderlijk te noemen: [eiser 1.] , [eiseres 2.] , [eiseres 3.] en [eiser 4.] en gezamenlijk [eisende partij] ,
hierna te noemen: de gemeente
1.De procedure
- het tussenvonnis van 20 september 2017;
- het proces-verbaal van de comparitie van 14 maart 2018;
2.De feiten
25 september 2014 meegedeeld:
"(…) De weigering van de gevraagde voorzieningen laat onverlet dat partijen over en weer nog steeds gebonden zijn aan de intentieovereenkomst, strekkende tot verplaatsing van de onderneming van [eisende partij] naar de locatie [A.] . Het is thans aan partijen om - rekening houdende met elkaars gerechtvaardigde belangen - de uitvoering van de intentieovereenkomst verder vorm te geven. Daarover merkt de voorzieningenrechter op, dat het betoog van de gemeente dat verplaatsing van de onderneming naar de locatie [A.] niet haalbaar is, voorshands niet voldoende overtuigt. De gemeente heeft zich in de intentieovereenkomst, in beginsel, gecommitteerd om mee te werken aan een dergelijke bedrijfsverplaatsing en om daartoe een planologische procedure te starten (na indiening van de vereiste stukken). Aan die verplichting kan de gemeente zich niet zomaar onttrekken. (…)".2.8. De gemeente heeft zich beraden op het vonnis. In het collegeoverleg op
28 juli 2015 is besloten dat de gemeente erin berust. Diezelfde dag is [R.] verzocht de opdracht voor de taxatie te hervatten.
"(…)Uitspraak van de rechter en hoe nu verder
"(…) 1) de taxatie van de locatie [A.] is niet opgenomen in de taxatie, zowel in de taxatieopdracht als in de tussen partijen gesloten intentieovereenkomst maakte deze locatie onderdeel uit van de taxatie.(….) Wij stellen voor om het voorliggende rapport te herzien op basis van bovenstaande (…)".
"(…) Sinds september 2014 heeft de gemeente in woord en daad kenbaar gemaakt dat [A.] als toekomstige locatie is uitgesloten en door de taxateur niet meer meegenomen dient te worden in zijn taxatie. (…)".2.14. Bij brief van 3 december 2015 heeft de gemeente haar reactie op het conceptrapport als volgt aangevuld, voor zover hier van belang:
"(…) In de opdrachtbrief van 29 april 2014 is duidelijk aangegeven dat de opdracht bestaat uit het taxeren van de totale locatie [adres] te Assen op basis van een volledige schadeloosstelling én als vervangende locatie [A.] te Assen. (…) Hoewel de gemeente inderdaad mondeling heeft aangegeven dat de verplaatsing naar [A.] zeer lastig is, hebben wij de opdracht tot taxatie niet aangepast. Dat zou ook ongepast zijn, aangezien ook de rechter in het kort geding heeft aangegeven dat partijen de intentieovereenkomst dienen na te komen en daarmee de taxatie conform de intentieovereenkomst. (…)".2.15. Op 11 december 2015 heeft een tweede gesprek plaatsgevonden tussen de burgemeester en twee betrokken ambtenaren en [eisende partij] Hiervan is geen (intern) verslag gemaakt maar het gesprek is wel aan de orde gekomen in het verslag van het bezoek van de burgemeester op 7 januari 2016 aan het tuincentrum. In dat interne verslag van de gemeente is het volgende vermeld, voor zover hier van belang:
"(…) Het gesprek is een vervolg op het gesprek van 11 december 2015 (…). Afgesproken is om de eerste 3 maanden van 2016 te gebruiken om te komen tot een minnelijke oplossing naast het 'uitvoeren' van de intentieovereenkomst. Dit zijn twee afzonderlijke sporen.(…)Tijdens de bijeenkomst worden verwachtingen over en weer uitgesproken en afspraken gemaakt over wat partijen de komende drie maanden gaan doen.(…)Mevrouw [C.] geeft aan dat wat haar betreft de uit te zoeken opties als volgt zijn: 1) de huidige locatie, 2) [A.] en 3/4) andere locaties. De heer [van B.] geeft aan dat de optie [A.] wat hem betreft trekken aan een dood paard is.(…)De heer [van B.] geeft aan dat er wat hem betreft twee opties zijn: 1) hier blijven of 2) afrekeningen. Wat betreft een andere locatie is wat hem betreft [T.] een serieuze optie.Afgesproken wordt dat er drie opties worden uitgewerkt:1. [T.] ;2) Huidige locatie;3) Externe locatie.
3.De vordering en het verweer in conventie
1. veroordeling van de gemeente tot de nakoming van de door partijen nader ingevulde intentieovereenkomst, zijnde de betaling van de bij bindend advies van 19 april 2016 vastgestelde schadeloosstelling van € 2.516.715,73 en de nog niet te begroten belastingschade, vermeerderd met de wettelijke rente;
2. veroordeling van de gemeente tot betaling van de schadevergoeding nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 30 juni 2016 tot de dag der algehele voldoening wegens toerekenbaar onrechtmatig handelen van de gemeente jegens [eisende partij] , vermeerderd met de proceskosten en nakosten.
4.De vordering en het verweer in reconventie
I. primair: veroordeling van [eisende partij] tot nakoming van de door partijen in november/december 2013 gesloten intentieovereenkomst, in dier voege dat [eisende partij] binnen een termijn van drie maanden na de datum van het te wijzen vonnis:
a. een ontvankelijke aanvraag zullen indienen bij het gemeentebestuur van Assen om een omgevingsvergunning voor de bouw van een nieuw tuincentrum op het terrein gelegen aan [A.] te Assen, zoals bedoeld in artikel 3.1. van de intentieovereenkomst;
b. een schriftelijk plan zullen toezenden aan de gemeente waaruit de financiële haalbaarheid blijkt van het voornemen om de onderneming van [eisende partij] naar het terrein gelegen aan [A.] te Assen te verplaatsen en daar te exploiteren;
één en ander zoals bedoeld in artikel 3.1. van de genoemde intentieovereenkomst, zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 500,00 voor iedere werkdag dat [eisende partij] aan het hiervoor bij a. en/of b. niet hebben voldaan, tot een maximum van € 100.000,00, althans een door uw rechtbank in goede justitie te bepalen dwangsom en te bepalen maximum, te voldoen aan de gemeente,
II. primair: veroordeling van [eisende partij] om het bedrag van € 1.000.000,00 dat de gemeente aan [eisende partij] heeft betaald om aan het provisioneel vonnis van 26 juli 2017 te voldoen, terug te betalen, onder de voorwaarde dat de hoofdvordering sub 1 van [eisende partij] bij einduitspraak wordt afgewezen, althans veroordeling tot terugbetaling van een bedrag zoveel minder als bij einduitspraak minder wordt toegewezen dan het bedrag van € 1.000.000,00, vermeerderd met de wettelijke rente over het terug te betalen bedrag,
IV. meer subsidiair: een verklaring voor recht dat de gemeente op de voet van artikel 6:60 BW zal zijn bevrijd uit haar (verdere) verplichtingen uit de intentieovereenkomst met ingang van de datum van het te wijzen vonnis;
V. extra subsidiair: vernietiging van het zinsdeel "de heer [R.] te Groningen" in artikel 2.1 van de intentieovereenkomst op grond van artikel 6:228, eerste lid, sub b, BW, alsmede vernietiging van het bindend advies van 19 april 2016;
VI. ten laatste subsidiair: vernietiging van het bindend advies van 19 april 2016 van de heer [R.] op de voet van artikel 7:904, eerste lid, BW;
VII. veroordeling van [eisende partij] in de proceskosten;
VIII. veroordeling van [eisende partij] in de nakosten.
5. De beoordeling in conventie en in reconventie
- de uitleg van de intentieovereenkomst;
- schadevergoeding op grond van onrechtmatige daad;
- de houdbaarheid van het taxatierapport.
5.11. Het argument van de gemeente dat het bepaalde in artikel 6.2. van de intentieovereenkomst op grond van artikel 6.3 van de intentieovereenkomst pas van toepassing is als eerst de anterieure overeenkomst betreffende [A.] is gesloten, overtuigt de rechtbank niet. Uit de hiervoor uiteen gezette uitleg en aanvulling van de intentieovereenkomst volgt immers dat een dergelijk strikte tekstuele uitleg niet past bij wat partijen hebben bedoeld.
Ook overigens hebben [eisende partij] , in het licht van de gemotiveerde betwisting van de gemeente, onvoldoende gesteld om een onrechtmatige daad van de gemeente te kunnen aannemen. Voor zover [eisende partij] hebben gesteld dat de gemeente het IMK rapport uit 2012 niet heeft uitgevoerd, kan de rechtbank hen daarin niet volgen. Het IMK rapport ligt immers ten grondslag aan de intentieovereenkomst, waarvan [eisende partij] in dit geding nakoming vorderen. Hetzelfde geldt voor de kosten die [eisende partij] gesteld hebben te moeten maken voor de verplaatsing. Ook daarin voorziet de intentieovereenkomst. Voor zover de huidige locatie [adres] slechter bereikbaar is geworden, is dit een gevolg van de wijziging van het bestemmingsplan, hetgeen niet zonder meer als onrechtmatig kan worden bestempeld. Ten slotte voeren [eisende partij] aan schade te hebben geleden door een stroomstoring. De gemeente heeft echter betwist dat zij deze stroomstoring heeft veroorzaakt. [eisende partij] hebben geen feiten of omstandigheden gesteld op grond waarvan zou moeten worden aangenomen dat de stroomstoring door de gemeente is veroorzaakt. De vraag of schade is geleden en of sprake is van causaal verband, kan dan ook buiten bespreking blijven.