(p. 311) A: Toen ik ruzie kreeg met [verdachte] was [medeverdachte 1] in Leeuwarden. Zij waren samen
dingen aan het bespreken. [medeverdachte 1] draaide zich naar mij toe en zei: Als je niet meer voor
[verdachte] werkt dan moet je voor [medeverdachte 2] werken.
(p. 313) V: Heb jij in die 14 dagen in Duitsland nog contact gehad met [verdachte] ?
A: Ja, via telefoon, facebook en viber. Hij was heel lief. Hij noemde mij liefje, kuikentje. Ik ben getrouwd in Bulgarije. Ik ging weg bij mijn man omdat hij mij mishandelde. [verdachte] wist dit wel. Hij probeerde mij te paaien. Hij beloofde een rooskleurige toekomst.
V: Je kwam in Varna en de volgende dag moest je naar Duitsland. Hoe is dat gegaan?
(p. 314) A: Hij kwam mij ophalen op het busstation. We zijn naar een café gegaan. Daarna bracht hij mij naar de kapper en werden mijn nagels verzorgd.
V: Wie betaalde de kapper en manicure?
A: Hij, [verdachte] . Hij vertelde dat hij problemen had met de politie en dat hij geld nodig had voor een advocaat. Het geld dat je gaat verdienen in 1 week heb ik nodig voor een advocaat, zei hij.
(p. 315) V: Hoe zat het met de verdiensten die je zou krijgen in de club met het werken als prostituee?
A: De bedoeling was, dat ik het geld naar [verdachte] zou sturen voor een advocaat.
V: Hoe lang zou je gaan werken voor hem?
A: 20 dagen. Maar ja, het werden 3 maanden.
V: Hoe vaak heb je geld gestuurd naar [verdachte] in het begin in Duitsland?
A: 3 keer. Ongeveer 500 euro in totaal.
(p. 318) A: Wij waren samen met [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] . Toen zei [medeverdachte 2] dat hij naar Nederland zou vertrekken. Ik ging samen met [medeverdachte 2] en [slachtoffer 2] .
A: Ja. Hij bleef achter in Frankfurt. 3 of 4 dagen nadat ik in Nederland was, vroeg hij mij 100 euro voor brood. Hij had geen geld hiervoor. Ik wilde gewoon weten, waarom hij dat wilde. Hij zei toen dat ik een grote mond had en met problemen was begonnen. Hij zei dat hij geen verantwoording aan mij wilde afleggen, waarom hij geld nodig had. Dat hoefde van mij ook niet. Ik heb wel geld gestuurd. Daarna vroeg hij weer geld. Daarna vroeg hij weer geld, ivm een kaartje om naar huis te kunnen gaan in Bulgarije. Hij ging terug naar Bulgarije omdat zijn oma ziek was. Voor de feestdagen heb ik ook geld gestuurd. Ik heb 100 euro laten overmaken. 10 minuten na het overmaken van het geld, belde hij, en wilde nog 300 euro.
(p. 319) A: Ik wilde eigenlijk liefde, maar dit heb ik nooit gekregen.
V: Wat waren de afspraken met [verdachte] hierover? Over het werken in Leeuwarden, het
financiële?
A: Het geld dat ik verdiende moest ik naar hem sturen.
(p. 320) V: Hoe hield hij hierover controle?
A: [medeverdachte 2] . [medeverdachte 2] belde met [verdachte] . [slachtoffer 2] hield mij in de gaten. [medeverdachte 2] belde met
[slachtoffer 2] . Als ik een klant had gehad, vroeg [slachtoffer 2] hoeveel ik verdiend had.
A: Aan [medeverdachte 2] gaven wij allemaal het geld. Hij betaalde de woning aan de verhuurder.
V: Je vertelde dat [verdachte] je begon te bedreigen vanaf het moment dat jij hem geen geld
meer stuurde. Waar bestonden die bedreigingen uit?
A: Hij heeft [medeverdachte 2] gebeld. Toen heeft [verdachte] aan [medeverdachte 2] gevraagd om mij weg te laten gaan uit Leeuwarden. Dat is via [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] bij mij terecht gekomen. Toen heb ik
[verdachte] gebeld en gevraagd om mij met rust te laten. Hij zei dat ik weg moest uit
Leeuwarden. En anders zou [medeverdachte 2] er wel voor zorgen dat het ging gebeuren.
(p. 321) Ik heb toen gevraagd of hij auto's heeft gekocht. Nee, zei hij. Toen vroeg ik naar mijn 2600 euro. Hij zei: Ik heb het geld uitgegeven.