10.2.Volgens de memorie van toelichting bij artikel 2.3.6 van de Wmo 2015 is zorg in natura het uitgangspunt (Kamerstukken II 2013/14, 33 841, nr. 3, p. 152). Indien de belanghebbende verlening van een pgb wenst, moet hij motiveren waarom een pgb een passende vorm van ondersteuning is; niet waarom zorg in natura niet passend is (Kamerstukken I 2013/14, 33 841, G, p. 28). Dat, zoals eiser betoogt, met een pgb gemakkelijker kan worden geschoven tussen verschillende professionele en niet-professionele zorgverleners, betekent niet dat daarmee is voldaan aan het bepaalde in artikel 2.3.6, tweede lid, onder b, van de Wmo 2015. Met het kunnen schuiven tussen verschillende zorgverleners is naar het oordeel van de rechtbank niet gezegd dat met een pgb een meer passende vorm van ondersteuning kan worden geleverd dan bij zorg in natura. Niet gesteld of gebleken is dat met de toegekende maatwerkvoorziening in de vorm van zorg in natura geen passende ondersteuning kan worden ingekocht bij in dit geval zorgaanbieder [naam zorgaanbieder 3] . In de omstandigheid dat eiser, naar hij stelt, met een pgb op een flexibeler wijze zorg bij een eigen zorgaanbieder kan inkopen, hoefde verweerder geen aanleiding te zien om eiser toch een pgb te verstrekken. Daarbij komt dat het met zorg in natura ook mogelijk is om goede afspraken te maken met zorgaanbieders over een flexibele invulling van de zorgbehoefte. De beroepsgrond slaagt niet.
11. Uit wat in 8.1 en 9.3 is overwogen volgt dat het bestreden besluit 1 niet voldoet aan de daaraan uit een oogpunt van zorgvuldigheid en motivering te stellen eisen. Daarmee is gegeven dat het bestreden besluit 1 wegens strijd met de artikelen 3:2 en 7:12, eerste lid, van de Awb in verbinding met de artikelen 2.1.3, tweede lid, in verbinding met artikel 2.3.6, vierde lid, van de Wmo 2015, dient te worden vernietigd. Vervolgens dient te worden bezien welk vervolg aan deze uitkomst dient te worden gegeven. De rechtbank ziet in het kader van de definitieve geschilbeslechting geen aanleiding om zelf in de zaak te voorzien
Ook ziet de rechtbank geen aanleiding om een bestuurlijke lus toe te passen, omdat dat naar het zich laat aanzien geen doelmatige en efficiënte afdoeningswijze zou inhouden, mede gelet op het nog te verrichten onderzoek in deze zaak en de onzekerheid wanneer dat onderzoek zal zijn afgerond. Verweerder zal daarom een nieuw besluit op bezwaar moeten nemen met inachtneming van deze uitspraak. De rechtbank zal verweerder voor het nieuw te nemen besluit op bezwaar een termijn stellen van acht weken.
12. Omdat de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit 1 gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiser het door hem betaalde griffierecht vergoedt.
13. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.002,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van
€ 501,- en een wegingsfactor 1).
Het bestreden besluit 2 (LEE 18/87 WMO)
14. Het bestreden besluit 2 gaat over de aan eiser met ingang van 12 oktober 2017 toegekende indicatie voor individuele begeleiding, bestaande uit 4 uur per week in de vorm van een pgb, uit te voeren door zorgaanbieder [naam zorgaanbieder] . De rechtbank dient aan de hand van de aangevoerde beroepsgronden te toetsen of het bestreden besluit 2 in rechte standhoudt.