7.3Daarnaast bevat de matrix geen toelichting op de precieze invloed van de vijf gehanteerde correctiefactoren (kwaliteit, onderhoud, uitstraling, doelmatigheid, voorzieningen) op de prijs per m³. Ter zitting heeft verweerder verschillende percentages genoemd waarmee een afwijking van de gemiddelde score (3) tot uitdrukking zou (moeten) zijn gebracht. Ook het uiteindelijk genoemde percentage van 15 voor de categorie voorzieningen heeft echter niet de gewenste helderheid verschaft. Verweerder heeft naar het oordeel van de rechtbank ook om deze reden niet inzichtelijk kunnen maken of met de onderlinge verschillen tussen de referentieobjecten en eisers woning in voldoende mate rekening is gehouden, laat staan op welke wijze dat nu precies is gebeurd. Dat geldt temeer nu de bepaling van en vergelijking met de gemiddelde prijs per m³ blijkens de matrix niet stoelt op een herleiding van elk object afzonderlijk naar een (hypothetisch) object met een gemiddelde score op alle vijf de correctiefactoren.
8. Naar het oordeel van de rechtbank is eiser, gelet op het door hem overgelegde taxatierapport en hetgeen hij overigens heeft aangevoerd, evenmin in het leveren van het van hem verlangde bewijs geslaagd. Het door eiser overgelegde taxatierapport van
M. Uithol van 9 juli 2015 biedt naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende inzicht in de totstandkoming van de door eiser bepleite waarde. De rechtbank acht dit rapport te summier onderbouwd, omdat in dit rapport geen inzicht wordt geboden in welke (verschillen in) liggings-, kwaliteit-, en onderhoudsfactoren bij de waardebepaling op welke wijze in aanmerking zijn genomen. Met name een matrix waarin aan de hand van genoemde factoren een overzicht is gemaakt van de waardeopbouw van de onroerende zaak en de vergelijkingsobjecten ontbreekt.
9. Nu beide partijen de door hen verdedigde waarden niet aannemelijk hebben gemaakt, is het aan de rechtbank om de waarde vast te stellen. De rechtbank stelt de waarde schattenderwijs vast op een bedrag van € 310.000.
10. Het beroep is gegrond en de rechtbank vernietigt de uitspraak op bezwaar.
11. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiser het door hem betaalde griffierecht vergoedt.
12. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht vast op
€ 1.482 voor door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift, 1 punt voor het verschijnen ter hoorzitting, beide met een waarde van € 246 per punt, 1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, beide met een waarde van € 495 per punt en een wegingsfactor 1). Tevens dient een bedrag van € 242 voor het opstellen van het taxatierapport te worden vergoed (vier maal een uurtarief van € 50, vermeerderd met 21% btw). Dat de gemachtigde van eiser wellicht zelf in staat moet worden geacht om een taxatie te verrichten, laat onverlet dat hij dat in het onderhavige geval kennelijk niet heeft gedaan en daartoe aan een derde opdracht heeft gegeven.