Uitspraak
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
[eiser] , te [woonplaats] , eiser
de inspecteur van de Belastingdienst/kantoor Groningen, verweerder
de Minister voor Rechtsbescherming, de Minister.
Procesverloop
€ 157.746 (zaaknummer 16/1802);
€ 10.150 (zaaknummer 16/1660).
Overwegingen
€ 5.150 negatief bedroeg. In de periode januari tot en met oktober 2008 heeft eiser met bedoelde internetpokerspelen een bedrag aan prijzen gewonnen van € 388.685. Het door hem over die periode berekende resultaat bedroeg € 114.421.
€ 543.952. Na bezwaar heeft verweerder deze naheffingsaanslag verminderd tot een bedrag van € 148.749, uitgaande van gewonnen prijzen van in totaal € 512.931.
€ 149.197. Deze naheffingsaanslag heeft tot een bedrag van € 14.752 betrekking op buitenlandse live-pokertoernooien. Tot een bedrag van € 31.877 heeft deze naheffingsaanslag betrekking op internetpokerspelen over de maanden november en december 2008. Deze naheffingsaanslag heeft verder tot een bedrag van 102.568 betrekking op de buitenlandse internetpokerspelen over de periode januari tot en met oktober 2008.
Aangifteplicht
Internetspelen
Vraag 1
(…)
Vraag 2
(…)
Vraag 3
(…)
Betaalde u in een ander land een soortgelijke belasting”het antwoord “nee” doorgestreept. Bij de maand januari heeft hij bij de vraag “
In welk land betaalde u een soortgelijke belasting”ingevuld “Gibraltar” en bij de overige maanden “Isle of Man”. In de laatste kolom heeft hij bij vraag 3 heeft hij, behoudens bij de maand juni steeds ingevuld “
Geheel”. Bij de maand juni heeft hij € 203 ingevuld. Dat bedrag komt overeen met de bij vraag 1 voor die maand berekende KSB.
Betaalde u in een ander land een soortgelijke belasting”het antwoord “nee” doorgestreept. Bij de vraag “
In welk land betaalde u een soortgelijke belasting”heeft hij bij de desbetreffende maanden ingevuld “Isle of Man”. In de laatste kolom heeft hij bij vraag 3 heeft hij, behoudens bij de maand juni steeds ingevuld “
Geheel”. Bij de maand juni heeft hij € 510 ingevuld. Dat bedrag komt overeen met de bij vraag 1 voor die maand berekende KSB.
2008.
bezwaarschrift(en) kansspelbelasting”. Hierin staat onder meer vermeld:
De heer [B] neemt al enkele jaren deel aan kansspelen op internet. Met de deelname aan deze kansspelen op internet heeft de heer [B] resultaat behaald, hetgeen onder de Wet op de Kansspelbelasting is belast met kansspelbelasting. Middels dit schrijven willen wij u graag, namens de heer [B] , uit eigen beweging op de hoogte stellen van het volledige resultaat dat de heer [B] heeft behaald met deelname aan kansspelen op internet. (…)
In uw brief van 14 december 2010 heeft u, uit eigen beweging, een opgave gedaan van de prijzen die u heeft behaald met deelname aan kansspelen via internet.
Kansspelbelasting
zgn. Fiscale Pokerprocedure”. In zijn brief van 30 januari 2012 schrijft verweerder in reactie hierop: “
In ons telefoongesprek van 28 december 2011 hebt u mij – desgevraagd – gezegd dat u daarmee bedoelt dat u wil dat ik wacht met het doen van uitspraak op de bezwaarschriften totdat de rechter in hoogste instantie heeft beslist in de proefprocedure(s).”.
Het is vaste rechtspraak van de Hoge Raad dat indien een belastingplichtige in het kader van een beroep op niet gepubliceerd begunstigend beleid, waarvan te zijnen aanzien zou zijn afgeweken, wijst op gevallen waarin met hem vergelijkbare belastingplichtigen een gunstiger behandeling ten deel is gevallen dan hij zelf ondervindt, het op de weg ligt van de inspecteur die ongelijke behandeling te verklaren en daarbij aannemelijk te maken dat die niet voortvloeit uit een door hem gevoerd of op een hoger niveau gecoördineerd begunstigend beleid.” (zie ook het arrest van de Hoge Raad van 22 september 2017, nr 16/03830, ECLI:NL:HR:2017:2434).
Saldo prijzen minus inzetten”in te vullen, is verstrekt door de Belastingdienst/Zuidwest. Aan dit voorgedrukte formulier ontleent de rechtbank, conform eisers stelling ter zitting, het vermoeden dat de Belastingdienst belastingplichtigen op deze wijze voor de tijdvakken vóór 1 november 2008 vaker opgave heeft laten doen van het “Saldo prijzen minus inzetten”. Aldus acht de rechtbank het vermoeden gerechtvaardigd dat verweerder, zoals de rechtbank eisers stelling begrijpt, systematisch van de wet is afgeweken. Verweerder heeft dit vermoeden op geen enkele wijze weten te ontzenuwen. Ten aanzien van de belastingplichtige [B] heeft verweerder niet bestreden, hetgeen ook volgt uit de bij 1.9 tot en met 1.11 vermelde vaststaande feiten alsmede uit de ter zitting door eisers gemachtigde gegeven toelichting daarop, dat KSB is geheven over de jaarwinst (zie bij 1.10). Hoewel verweerder erop heeft gewezen dat in de bij 1.11 bedoelde op 30 juni 2015 gedagtekende brief van de Belastingdienst gericht aan [B] staat vermeld dat vóór 1 november 2008 voor buitenlandse situaties de prijs als heffingsgrondslag gold, heeft verweerder geen verklaring gegeven voor het feit dat desondanks KSB van [B] is geheven over de jaarwinst. Ook ten aanzien van de belastingplichtige [C] heeft verweerder niet bestreden, hetgeen ook volgt uit de bij 1.12 en 1.13 vermelde feiten en de door eisers gemachtigde gegeven toelichting daarop, dat KSB is geheven over de jaarwinst. Verweerder heeft in zijn pleitnota weliswaar gesteld dat de behaalde (opgegeven) resultaten zijn beschouwd als prijzen, maar heeft niet uitgelegd waarom dat zo is gedaan. Verweerder heeft nog gewezen op de bij 1.14 bedoelde brief aan [D] . Echter, in deze brief kan geen verklaring worden gevonden voor het feit dat in de zojuist bedoelde drie door eiser aangedragen gevallen, zoals verweerder in zijn pleitnota zelf stelt, sprake is geweest van begunstiging. Gelet op het voorgaande houdt de rechtbank het ervoor dat die begunstiging is gebaseerd op door de Belastingdienst/Zuidwest gevoerd beleid. Het gelijkheidsbeginsel brengt naar het oordeel van de rechtbank mee dat dit begunstigend beleid ook in eisers geval dient te worden toegepast. Hierbij heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat de destijds bestaande belastingregio Belastingdienst/Zuidwest – naar de rechtbank afleidt uit de door verweerder overgelegde stukken – zich landelijk bezighield met de KSB en deze belastingregio ook aan eiser de onderhavige naheffingsaanslag heeft opgelegd.
€ 79.811.
Beslissing
- verklaart de beroepen gegrond;
- vernietigt de uitspraken op bezwaar;
- vernietigt de naheffingsaanslag voor het jaar 2007;
- vernietigt de tweede naheffingsaanslag voor het 2008;
- vermindert de eerste naheffingsaanslag voor het jaar 2008 tot een bedrag van
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde uitspraken op bezwaar;
- veroordeelt verweerder in de zaak 16/1659 tot het betalen van een immateriële schadevergoeding aan eiser tot een bedrag van € 1.312,50;
- veroordeelt de Minister in de zaak 16/1659 tot het betalen van een immateriële schadevergoeding aan eiser tot een bedrag van € 187,50;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 92 (2 x € 46) in de zaken 16/1659 en 16/1802 aan eiser te vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 330 per zaak ( in totaal € 990).