ECLI:NL:RBNNE:2017:4267

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
14 november 2017
Publicatiedatum
9 november 2017
Zaaknummer
AWB - 16 _ 516
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aanslag precariobelasting aan regionale netbeheerder en de rechtsgeldigheid van de Algemene Voorwaarden

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 14 november 2017 uitspraak gedaan over de aanslag precariobelasting die is opgelegd aan eiseres, een regionale netbeheerder, door de heffingsambtenaar van de gemeente Tytsjerksteradiel. De aanslag, die betrekking heeft op het jaar 2014, bedraagt € 239.837,22. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen deze aanslag, maar dit bezwaar is door de gemeente ongegrond verklaard. Eiseres heeft vervolgens beroep ingesteld bij de rechtbank.

De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres als netbeheerder verantwoordelijk is voor de exploitatie van elektriciteits- en gasnetwerken in de gemeente Tytsjerksteradiel. Eiseres heeft zich in haar verweer beroepen op de Algemene Voorwaarden bij de Aansluit- en Transportovereenkomst (ATO) en een overeenkomst uit 1920, waarin rechten en plichten met betrekking tot de netwerken zijn vastgelegd. Eiseres stelt dat deze overeenkomsten een gedoogplicht inhouden die de heffing van precariobelasting uitsluit.

De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de aanslag terecht is opgelegd. De rechtbank concludeert dat eiseres als belastingplichtige kan worden aangemerkt op basis van de gemeentelijke verordening, en dat de eerder genoemde overeenkomsten geen belemmering vormen voor de heffing van precariobelasting. De rechtbank heeft de beroepsgronden van eiseres verworpen en het beroep ongegrond verklaard. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: LEE 16/516
uitspraak van de meervoudige belastingkamer van 14 november 2017 in de zaak tussen

[eiseres] N.V., te [vestigingsplaats] , eiseres

(gemachtigde: [gemachtigde] ),
en

de heffingsambtenaar van de gemeente Tytsjerksteradiel,

(thans de Werkmaatschappij 8KTD), verweerder.

Procesverloop

Verweerder heeft voor het jaar 2014 met dagtekening 30 juni 2015 aan eiseres een aanslag precariobelasting opgelegd ten bedrage van € 239.837,22.
Bij uitspraak op bezwaar van 15 december 2015 heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen de uitspraak op bezwaar beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Partijen hebben vóór de zitting nadere stukken ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 24 oktober 2017. Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde, bijgestaan door [naam] , [naam] en [naam] . Namens verweerder zijn verschenen [gemachtigde] en [gemachtigde] .

Overwegingen

Feiten
1. De rechtbank neemt de volgende, door partijen niet betwiste, feiten als vaststaand aan.
1.1.
Eiseres exploiteert als netbeheerder in de zin van artikel 10, negende lid, van de Elektriciteitswet 1998 een elektriciteitsnetwerk in de gemeente Tytsjerksteradiel. Daarnaast exploiteert eiseres als netwerkbeheerder in de zin van artikel 2, achtste lid, van de Gaswet een gasnetwerk, voor zover dit betreft de “grensoverschrijdende” aansluitleidingen, in de gemeente Tytsjerksteradiel. Eiseres beheert de onder, op of boven de gemeentegrond aanwezige netwerken die worden gebruikt voor het transport en de levering van elektriciteit aan huishoudens en bedrijven binnen de gemeente. Voor het transport en de levering van gas geldt hetzelfde, maar dan uitsluitend voor de grensoverschrijdende aansluitleidingen. De bedrijfsvoering van eiseres is voor een groot gedeelte wettelijk gereguleerd. In haar hoedanigheid van netbeheerder is eiseres op grond van de Elektriciteitswet 1998 en de Gaswet onder meer gehouden zorg te dragen voor de aanleg, het onderhoud en de reparatie van de netwerken en voor de aansluitingen van derden daarop.
1.2.
Eiseres is economisch eigenaar van de desbetreffende netwerken. Deze netwerken behoren in juridische eigendom toe aan [B] N.V., een 100% dochtervennootschap van eiseres.
1.3.
De aandelen van eiseres worden alle gehouden door [A] N.V. Het [A] -concern droeg tot 1 juli 2009 de naam ‘ [F] ’. Het concern is ontstaan na diverse overnames en juridische fusies, gevolgd door (diverse) naamswijzigingen van de betrokken vennootschappen. NV [C] ( [C] ) is gefuseerd met [D] tot [C] / [D] Holding N.V., waarna de naam is gewijzigd in N.V. [FG] ( [FG] ). Deze laatste vennootschap is in 2001 overgenomen door, dan wel opgegaan in, N.V. [FH] . In 2011 is de naam van N.V. [FH] gewijzigd in [B] N.V. ( [B] ).
1.4.
Eiseres heeft een afschrift van een overeenkomst uit 1920 overgelegd. Hierin is onder meer het volgende opgenomen:
“OVEREENKOMST
met de gemeente TIETJERKSTERADEEL voor het hebben van kabels in, het plaatsen van steunpunten enz. in, op of boven gemeente-eigendommen.
De COMMISSARIS der KONINGIN in de provincie FRIESLAND, optredende namens de provincie, daartoe gemachtigd bij het besluit der Gedeputeerde Staten dier provincie van (…) welk College handelde ter uitvoering van het besluit der Staten van dat gewest van (…) ter eene zijde, en ----------------
De BURGEMEESTER der gemeente TIETJERKSTERADEEL, namens Burgemeester en Wethouders dier gemeente, krachtens ene hun besluit van (…), daartoe gemachtigde bij raadsbesluit van (…)
ter andere zijde, -------------------------------------------------------
zijn overeengekomen als volgt: -------------------------------------
Art. 1.
De gemeente TIETJERKSTERADEEL, in het vervolg de gemeente genoemd, verbindt zich om aan de provincie, indien deze het verlangt, te zullen verleenen het recht om werken, noodig voor geleiding, transformatie, verdeeling of levering van elektriciteit en de daarmede in verband staande beveiligings- en ondersteuningswerken aan te leggen, in stand te houden of te wijzigen in, op of boven hare ongebouwde eigendommen, voor zoover deze niet zijn met bewoonde perceelen een geheel vormende afgesloten tuinen of erven, met uitzondering echter van die eigendommen, waarvoor bij raadsbesluit van (…) aan de Coöperatieve Vereeniging voor Electrische Centrale Verlichting te BERGUM concessie is verleend, en wel in den vorm van een onopzegbaar zakelijk recht ter keuze van de provincie, waarbij tevens zullen worden geregeld de wederzijdsche daarmede verband houdende rechten en verplichtingen en de door de provincie te geven schadevergoeding.
(…)”
Art. 2.
Bij de in art. 1 genoemde overeenkomst zal in elk geval worden bepaald:
(…)”.
Deze overeenkomst is in 1923 gewijzigd door de toevoeging in artikel 1 achter het woord “ondersteuningswerken” van “waaronder begrepen diensttelefoonleidingen en signaalleidingen”.
1.5.
Op 1 augustus 2013 hebben eiseres en de gemeente Tytsjerkseradiel een “
Overeenkomst betreffende aansluiting en transport van elektriciteit voor grootverbruikers zoals bedoeld in artikel 1 leden 2 en 3 van de elektriciteitswet 1998” (de ATO) afgesloten. Eiseres wordt in de ATO genoemd als “de netbeheerder” en de gemeente Tytstjerksteradiel als “de afnemer”. Bij de ATO wordt onder meer in aanmerking genomen dat “
de netbeheerder aan de afnemer het gebruik van de aansluiting, bestaande uit een of meer verbindingen met het elektriciteitsnetwerk van de netbeheerder, toestaat met het overeen te komen transportvermogen voor elektriciteit voor welke hoeveelheid elektriciteit de afnemer een overeenkomst tot levering is aangegaan met een leverancier”.
In artikel 1 “
Aansluiting” van de ATO staat vermeld:
“1. De netbeheerder heeft de afnemer voorzien van een aansluiting op het door haar beheerde net voor de elektrische installatie(s) van de afnemer en verbindt zich tegen betaling deze aansluiting in stand te houden. De elektrische installatie(s) bevindt/bevinden zich op het/de perc(el(en) zoals vermeld in het aanhangsel ‘Gegevens afnemer’. Ieder perceel genoemd in het aanhangsel is een afzonderlijke onroerende zaak.
2. (…)”.
In artikel 2 “
Transport” is opgenomen:

1. De netbeheerder verbindt zich tegen betaling tot het transporteren van elektriciteit naar het overdrachtspunt waar de elektrische installatie van de afnemer op het door de netbeheerder beheerde net is aangesloten.”.
Volgens artikel 4
Voorwaarden voor aansluiting en transportzijn op de ATO van toepassing de “
Algemene Voorwaarden aansluiting en transport elektriciteit voor zakelijke afnemers”.
In artikel 10 “
Bijlagen” is bepaald:
“Van deze overeenkomst maken onverbrekelijk deel uit de navolgende bijlagen:
a. Het aanhangsel ‘Gegevens afnemer’;
b. De ‘Algemene Voorwaarden aansluiting en transport elektriciteit voor zakelijke afnemers’;
(…)
Indien strijdigheid optreedt tussen dit document en de bijlagen, dan prevaleert de inhoud van dit document. Indien een bijlage wijzigt, maakt de gewijzigde bijlage alsdan onder gelijktijdige vervanging van de vervallen versie van de bijlageonderdeel uit van de overeenkomst.”.
Volgens het bij de ATO als bijlage gevoegde aanhangsel ‘Gegevens afnemer’ betreffen de elektrische installaties de openbare straatverlichting. Op dit aanhangsel staan de percelen vermeld waar de elektrische installaties zich bevinden. Het gaat in totaal om 216 percelen.
In artikel 1
“Begripsomschrijvingen en toepasselijkheid”van de bij de ATO gevoegde “
Algemene Voorwaarden aansluiting en transport elektriciteit voor zakelijke afnemers (niet-zijnde producenten)” (de Algemene Voorwaarden) wordt het begrip “
Perceel”als volgt omschreven:

elke roerende of onroerende zaak, gedeelte of samenstel daarvan, ten behoeve waarvan een aansluiting tot stand is gekomen of zal komen, dan wel transport van elektrische energie geschiedt of zal geschieden”.
In artikel 5 “
Rechten met betrekking tot het perceel”is opgenomen:
“5.1
De afnemer zal toestaan dat zowel voor hemzelf als ten behoeve van derden in, aan, op, onder of boven het perceel leidingen worden gelegd, aansluitingen tot stand worden gebracht, aftakkingen op reeds bestaande aansluitingen worden gemaakt, alsmede dat deze en bestaande leidingen, aansluitingen of aftakkingen worden in stand gehouden, onderhouden, uitgebreid, gewijzigd of weggenomen. Ten gevolge van deze werkzaamheden aan het perceel toegebrachte schade zal door de netbeheerder worden hersteld, dan wel, indien zulks niet mogelijk is, worden vergoed”.
1.6.
In de op 9 oktober 2014 gehouden raadsvergadering van de gemeente Tytsjerkeradiel is, gelezen het voorstel van het College van 23 september 2014, besloten tot vaststelling van de “
Verordening op de heffing en invordering van precariobelasting op buizen, kabels, draden en leidingen”(de Verordening), ingaande op 1 november 2014.
1.7.
In het bij 1.6 bedoelde voorstel van het college van Tytsjerkeradiel van 23 september 2014 staat onder meer:

Globaal zijn de mogelijkheden onderzocht om precariobelasting te heffen van kabel- en leidingnetwerken binnen haar grenzen.
In onze gemeente zijn in elke geval de volgende kabel- en leidingnetwerken aanwezig:
(...)
c. hoogspanningsnet van [K] N.V.;
d. elektriciteitsnetwerk van [eiseres] N.V.;
(…)
Bedrijven onder a, b, e, en f kunnen niet in de precario worden betrokken op grond van wetgeving en /of afspraken uit verleden in overeenkomsten (zie punt 3 kanttekeningen hierna).”.
1.8.
In de Verordening is onder meer het volgende vermeld:
Artikel 2 Belastbaar feit
Onder de naam precariobelasting wordt een directe belasting geheven ter zake van het hebben van buizen, kabels, draden of leidingen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond, bedoeld of genoemd in deze verordening.

Artikel 3 Belastingplicht

1. Ter zake van buizen, kabels, draden of leidingen ter zake waarvan op grond van de Gaswet of de Elektriciteitswet een netbeheerder is aangewezen, wordt de precariobelasting geheven van de door de minister aangewezen netbeheerder.

2. In alle andere gevallen wordt de precariobelasting geheven van degene die de buizen, kabels, draden of leidingen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond heeft, dan wel van degene ten behoeve van wie dat voorwerp of die voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond aanwezig zijn.

Artikel 5 Maatstaf van heffing en belastingtarief

1. Het tarief bedraagt tot en met 31 december 2014 voor het hebben van buizen, kabels, draden of leidingen per strekkende meter € 0,42, met inachtneming van het overigens in deze verordening bepaalde.
(…)”.
1.9.
Eiseres is voor het elektriciteitsnet aangeslagen voor 570.821 strekkende meters. Deze meters betreffen alleen het hoofdleidingnetwerk; de metrages betreffende de verbindingen tussen het bij de ATO behorende aanhangsel “Gegevens afnemer” bedoelde aansluitingen en het hoofdleidingnetwerk zijn hierin niet begrepen.
1.10.
Voor het gasnetwerk is eiseres aanslagen voor 220 strekkende meters.
1.11.
[naam] heeft namens eiseres bij brief van 6 augustus 2015 het volgende aan de gemeente meegedeeld:
“Tussen uw gemeente en ons bedrijf bestaat sinds lang een overeenkomst waarin onder meer lig- en legrechten voor onze elektriciteitsnetten zijn vastgelegd. Deze overeenkomt(en) voegen wij hierbij.
In de overeenkomst(en) is met zoveel woorden bepaald dat uw gemeente ons, indien wij dat verlangen, een onopzegbaar zakelijk recht naar onze keuze moet verlenen om elektriciteitsnetten en toebehoren aan te leggen, in stand te houden of te wijzigen in, op, of boven grond van uw gemeente. (…)
Hierbij delen wij u mede dat wij aanspraak maken op vestiging van dit onopzegbaar zakelijk recht. Wij geven daarbij de voorkeur aan een erfdienstbaarheid.”.
Geschil en beoordeling
2. In geschil is het antwoord op de vraag of de aanslag precariobelasting terecht aan eiseres is opgelegd.
3.1
Eiseres stelt dat zij niet op grond van de Verordening als belastingplichtige kan worden aangemerkt. Zij voert aan dat zij niet een door de minister aangewezen netbeheerder is, zodat het eerste lid van artikel 3 van de Verordening niet op haar van toepassing is. Aan het tweede lid van artikel 3 van de Verordening kan volgens eiseres niet meer worden toegekomen, nu dit lid alleen ziet op alle gevallen waar niet op grond van de Gaswet of Elektriciteitswet een netbeheerder is aangewezen. De bewoordingen van de Verordening zijn volgens eiseres glashelder en daardoor niet vatbaar voor meerdere interpretatiemethoden.
3.2
Verweerder stelt dat, voor zover eiseres niet op grond van artikel 3, eerste lid, van de Verordening belastingplichtig is, haar belastingplicht volgt uit het tweede lid van artikel 3 van de Verordening.
3.3
Eiseres heeft de bij 3.1 bedoelde beroepsgrond ook aangevoerd in een hoger beroepszaak tussen haar en de gemeente Muiden. Het Hof Amsterdam heeft in die zaak met het kenmerk 16/00529 op 5 september 2017 (ECLI:NL:GHAMS:2017:3644) uitspraak gedaan. De voor de beoordeling van deze beroepsgrond relevante feiten komen overeen met die in deze zaak. Bij rechtsoverweging 4.4.1 van bedoelde uitspraak heeft het Hof Amsterdam geoordeeld dat eiseres op grond van het eerste lid van artikel 3 van de Verordening niet als belastingplichtige kan worden aangemerkt. Eiseres is volgens het Hof Amsterdam immers niet een ‘door de minister aangewezen netbeheerder’. De rechtbank sluit zich voor wat betreft deze zaak aan bij dit oordeel van het Hof Amsterdam. De rechtbank is, overeenkomstig het Hof Amsterdam heeft geoordeeld, verder van oordeel dat uitgaande van de kennelijke bedoeling van de gemeentelijke wetgever, zoals die mede blijkt uit het bij 1.7 bedoelde voorstel van het college van de gemeente Tytsjerkeradiel, het eerste lid van artikel 3 van de Verordening redelijkerwijs moet worden begrepen als een bepaling die heffing mogelijk maakt van de ingevolge de Gaswet of de Elektriciteitswet door de minister aangewezen (landelijke) netbeheerders, en kunnen regionale netbeheerders, zoals eiseres, worden begrepen onder de ‘andere gevallen’ van het tweede lid, mits zij overigens voldoen aan de in dat artikellid voor belastingplicht gestelde eisen. Dat laatste is bij eiseres het geval nu zij als economisch eigenaar van de netwerken de nutsleidingen ‘heeft’ in de zin van dat artikellid. Hierbij wijst de rechtbank eiseres erop dat zij als netbeheerder rechtstreeks belang bij het elektriciteits- en gasnetwerk heeft. Gesteld noch aannemelijk is gemaakt dat [B] anders dan als juridisch eigenaar hierbij belang heeft. De rechtbank verwerpt daarom de bij 3.1 vermelde beroepsgrond van eiseres.
4.1
Eiseres stelt zich, voor zover de aanslag ziet op het elektriciteitsnetwerk, op het standpunt dat op grond van de bij 1.4 bedoelde overeenkomst uit 1920 geen precariobelasting kan worden geheven. Zij stelt primair dat met deze overeenkomst een niet opzegbaar zakelijk recht tot stand is gekomen dat aan de heffing van precariobelasting in de weg staat. Subsidiair stelt eiseres dat uit de overeenkomst zelf reeds een gedoogplicht voortvloeit, zodat geen precariobelasting van haar kan worden geheven. Meer subsidiair voert eiseres aan dat zij op 6 augustus 2015 een brief heeft gericht aan de gemeente Tytsjerksteradiel, waarin zij aanspraak heeft gemaakt op vestiging van het volgens haar uit de overeenkomst aan haar toekomende zakelijk recht. Aan de enige in de overeenkomst gestelde voorwaarde is volgens eiseres dus voldaan. Eiseres doet haar standpunten steunen op haar stelling dat [B] de rechtsopvolgende partij is bij de overeenkomst uit 1920 en dat de Elektriciteitswet 1998 tot gevolg heeft dat de rechten en plichten uit de overeenkomst via [B] bij eiseres als economisch eigenaar van het netwerk berusten. Verder stelt eiseres dat zij kan worden vereenzelvigd met [B] , zodat eiseres ook op die grond rechten kan ontlenen aan de overeenkomst. Eiseres wijst er daarnaast op dat de gedoogplicht moet worden gekoppeld aan de elektriciteitswerken zelf, zodat verweerder reeds daarom noch van [B] , noch van eiseres precariobelasting kan heffen.
4.2
Verweerder bestrijdt de bij 4.1 bedoelde beroepsgrond van eiseres onder verwijzing naar onder meer de uitspraken van het Hof Amsterdam van 22 juni 2017, kenmerk 16/00530 (betreffende het geding tussen eiseres en de gemeente Heerenveen) en 4 juli 2017, kenmerken 16/00531 en 16/532 (betreffende het geding tussen eiseres en de gemeente Opsterland).
4.3
Eiseres heeft haar bij 4.1 bedoelde beroepsgrond ook aangevoerd in de bij 4.2 bedoelde hoger beroepszaken. In die beroepszaken ging het om – voor wat betreft de voor de beoordeling van eiseres’ beroepsgrond relevante bepalingen – een gelijkluidende overeenkomst als de overeenkomst uit 1920 waarop eiseres in deze zaak een beroep doet. De rechtbank sluit zich voor wat betreft deze zaak aan bij de door het Hof Amsterdam in die zaken gegeven oordelen, zoals opgenomen in de bij 4.2 bedoelde uitspraken onder het kopje “
Staat de Overeenkomst aan heffing bij belanghebbende in de weg?”. De bij 4.1 vermelde beroepsgrond treft dus geen doel.
5.1
Eiseres stelt zich, voor zover de aanslag ziet op het elektriciteitsnetwerk, verder op het standpunt dat uit artikel 5.1 van de bij de ATO behorende Algemene Voorwaarden een contractuele gedoogplicht voortvloeit, die ziet op het gehele in de gemeente aanwezige elektriciteitsnetwerk. Eiseres verwijst naar de uitspraak van 26 september 2017 van het Hof Den Haag, nummer BK-16/00583, ECLI:NL:GHDHA:2017:2784. Hoewel eiseres erkent dat de ATO zelf betrekking heeft op de in het daarbij behorende aanhangsel “Gegevens afnemer” specifiek vermelde percelen, is zij op basis van de Algemene Voorwaarden van mening dat de ATO zich uitstrekt over het gehele elektriciteitsnetwerk, dus ook over het hoofdleidingnetwerk.
5.2
Verweerder stelt dat de ATO en de daarbij behorende Algemene Voorwaarden niet meer omvatten dan louter de in het aanhangsel “Gegevens afnemer” vermelde percelen. De metrages betreffende de verbindingen tussen de op deze percelen tot stand gekomen aansluitingen en het hoofdleidingnetwerk zijn reeds buiten de maatstaf van heffing gelaten.
5.3
Vaststaat dat verweerder de metrages betreffende de verbindingen tussen het bij de ATO behorende aanhangsel “Gegevens afnemer” bedoelde aansluitingen en het hoofdleidingnetwerk buiten de maatstaf van heffing heeft gelaten. De vraag of op grond van artikel 5.1 van de Algemene Voorwaarden ten aanzien van deze verbindingen een gedoogplicht geldt, behoeft dus geen bespreking. Die vraag is wel relevant ten aanzien van het hoofdleidingnetwerk, aangezien de aanslag uitsluitend is gebaseerd op de metrages betreffende het hoofdleidingnetwerk. Voor het antwoord op die vraag dient eerst te worden nagegaan of artikel 5.1 van de Algemene Voorwaarden ziet op het hoofdleidingnetwerk. Naar het oordeel van de rechtbank volgt uit de ATO en het daarbij behorende aanhangsel “Gegevens afnemer” dat slechts de 216 in het aanhangsel vermelde percelen vallen onder de essentialia van deze overeenkomst. In artikel 1 in samenhang met het aanhangsel waar in die bepaling naar wordt verwezen, is expliciet aangegeven op welke percelen de overeenkomst betrekking heeft. De Algemene Voorwaarden kunnen naar het oordeel van de rechtbank deze essentialia niet uitbreiden. Hierbij overweegt de rechtbank dat gesteld noch is gebleken dat de artikelen 1 en 5 van de Algemene Voorwaarden zodanig duidelijk en begrijpelijk geformuleerde bepalingen bevatten dat deze als kernbedingen kunnen worden aangemerkt en aldus de essentialia van de overeenkomst, waaronder de reikwijdte, zouden kunnen uitbreiden. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de ATO niet betrekking heeft op het hoofdleidingnetwerk, zodat artikel 5.1 van de Algemene Voorwaarden eveneens niet van toepassing is op het hoofdleidingnetwerk. Dat het hoofdleidingnetwerk noodzakelijk is voor het kunnen leveren van elektriciteit op deze percelen, maakt dit oordeel niet anders. De ATO en de daarbij behorende Algemene Voorwaarden zien immers niet op de levering, maar op de aansluiting en het transport van elektriciteit. Uit het voorgaande volgt dat de vraag of aan artikel 5.1 van de Algemene Voorwaarden een aan de heffing van precariobelasting in de weg staande gedoogplicht kan worden ontleend, geen bespreking meer behoeft, reeds nu dit artikel niet van toepassing is op het hoofdleidingnetwerk. De bij 5.1 vermelde beroepsgrond treft dus geen doel.
6.1
Eiseres stelt dat de tarieven onevenredig hoog zijn en naar willekeur zijn vastgesteld.
6.2
Verweerder stelt dat voorop staat dat de tariefstelling op zichzelf niet aan de belastingrechter ter beoordeling staat. Verder voert verweerder aan dat het onderhavige tarief niet noemenswaardig afwijkt van het tarief dat andere gemeenten hanteren.
6.3
Eiseres heeft haar bij 6.1 bedoelde beroepsgrond ook aangevoerd in de bij 4.2 bedoelde hoger beroepszaken. Het Hof Amsterdam heeft deze beroepsgrond verworpen onder verwijzing naar hetgeen de rechtbank in eerste aanleg heeft overwogen. De rechtbank is ook voor wat betreft deze zaak van oordeel dat de autonome bevoegdheid van de gemeenteraad, om binnen de grenzen van de wet tot heffing van – onder meer – precariobelasting te besluiten, zich mede uitstrekt tot de hoogte van de daarbij in aanmerking te nemen tarieven. De rechter mag daarin niet treden. Een uitzondering geldt in het geval dat komt vast te staan dat de tarieven leiden tot een onredelijke en willekeurige belastingheffing die de wetgever niet op het oog kan hebben gehad. Eiseres, die in deze de bewijslast heeft, heeft, mede gelet op de door verweerder aangedragen tarieven van andere gemeenten, echter niet aannemelijk gemaakt dat deze uitzondering zich voordoet met betrekking tot het in artikel 5 van de Verordening opgenomen tarief (€ 0,42 per strekkende meter voor de laatste twee maanden van het jaar 2014). De bij 6.1 vermelde beroepsgrond faalt dus.
7.1
Eiseres stelt dat verweerder in strijd heeft gehandeld met het vertrouwensbeginsel, het zorgvuldigheidsbeginsel en het motiveringsbeginsel.
7.2
Verweerder bestrijdt dat hij de algemene beginselen van behoorlijk bestuur heeft geschonden.
7.3
Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiseres zich tevergeefs beroepen op het vertrouwensbeginsel, het zorgvuldigheidsbeginsel en het motiveringsbeginsel. De rechtbank sluit zich hierbij aan bij de door het Hof Amsterdam hierover gegeven oordelen in de bij 4.2 bedoelde beroepszaken. Ook in deze zaak acht de rechtbank de uitspraak op bezwaar voldoende gemotiveerd en heeft eiseres geen bewijs geleverd voor haar stelling dat verweerder niet zorgvuldig heeft gehandeld.
8. Het voorgaande leidt tot de slotsom dat het beroep ongegrond is.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.M.A.M. Kager, voorzitter, mr. M. van den Bosch en mr. J.F.H. van den Belt, leden, in aanwezigheid van mr. M. Hiemstra, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 14 november 2017.
w.g. griffier
w.g. voorzitter

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.