ECLI:NL:RBNNE:2017:3007

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
16 juni 2017
Publicatiedatum
7 augustus 2017
Zaaknummer
18/121403-16
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oordeel over de rechtmatigheid van opgelegde gebiedsverboden en de gevolgen daarvan voor de verdachte

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 16 juni 2017 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die zich schuldig heeft gemaakt aan het meermalen overtreden van een gebiedsverbod dat hem was opgelegd op basis van artikel 2:1g van de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) Leeuwarden. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van vier van de hem ten laste gelegde feiten, maar oordeelt dat een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee weken passend is. De rechtbank heeft zich in haar oordeel gebaseerd op eerdere uitspraken van de Hoge Raad en de geldigheid van de opgelegde gebiedsverboden. De verdachte is eerder meerdere keren voor soortgelijke overtredingen veroordeeld en heeft veel overlast veroorzaakt in de binnenstad van Leeuwarden. De rechtbank heeft rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn psychische problemen, en heeft besloten tot een voorwaardelijke straf om hem de kans te geven zijn gedrag te verbeteren. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie gevolgd, maar heeft de verdachte vrijgesproken van de feiten waarvoor niet voldoende bewijs was.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 18/121403-16
ter terechtzitting gevoegde parketnummers 18/123534-16, 18/152136-16, 18/157095-16, 18/158385-16 en 18/166655-16
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 16 juni 2017 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1975 te [geboorteplaats] ,
thans verblijvende te FPA Franeker, Burgemeester J. Dijkstraweg 6, 8801 PG Franeker.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van de politierechter van 30 september 2016 en het onderzoek op de terechtzittingen van de meervoudige kamer van 19 januari 2017 en 2 juni 2017.
Op de terechtzitting van 30 september 2016 is verdachte niet verschenen. Op de terechtzitting van 19 januari 2017 is verdachte niet verschenen; wel is verschenen mr. W. Boonstra, advocaat te Leeuwarden. Op de terechtzitting van 2 juni 2017 is verdachte niet verschenen, wel verschenen is mr. W. Boonstra, advocaat te Leeuwarden, die verklaard heeft uitdrukkelijk tot de verdediging te zijn gemachtigd.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting van 30 september 2016 vertegenwoordigd door mr. S.G. Broekstra, op 19 januari 2017 vertegenwoordigd door mr. M.S. Kappeyne van de Coppello en op 2 juni 2017 vertegenwoordigd door mr. E.R. Jepkema.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
in de zaak met parketnummer 18/121403-16
hij op of omstreeks 8 juni 2016 te Leeuwarden opzettelijk niet heeft voldaan aan een bevel of een vordering, krachtens artikel 172 derde lid Gemeentewet en/of artikel 172a Gemeentewet
en/of artikel 2:1g APV Leeuwarden, in elk geval krachtens enig wettelijk voorschrift gedaan door of namens de burgemeester van Leeuwarden, te weten in dit geval door hoofdagent [naam] (zijnde een ambtenaar met de uitoefening van enig toezicht belast), immers heeft verdachte toen en daar opzettelijk, nadat hem was bevolen, gedurende 2 weken na 7 juni 2016 14.19 uur (en derhalve tot 21 juni 2016 14.19 uur) niet te verblijven in het gebied gelegen binnen de stadsgrachten, alsmede het gebied binnen de Lange Marktstraat vanaf de Harlingervaart, Oude Veemarktstraat, over spoor naar hoek Wijnhornsterstraat/ d'Hondecoeterstraat, Wijnhornsterstraat, Hollanderdijk, Schrans, Zuiderplein tot aan de
Wirdumerdijk, geen gevolg gegeven aan dit bevel of die vordering;
in de zaak met parketnummer 18/123534-16
hij op of omstreeks 14 juni 2016 te Leeuwarden opzettelijk niet heeft voldaan aan een bevel, te weten een gebiedsverbod, gedaan krachtens artikel 172 derde lid Gemeentewet en/of artikel 172a Gemeentewet en/of artikel 2:1g APV Leeuwarden, in elk geval krachtens enig wettelijk voorschrift gedaan door of namens de burgemeester van Leeuwarden, te weten in dit geval door hoofdagent [naam] (zijnde een ambtenaar met de uitoefening van enig toezicht belast), immers heeft verdachte toen en daar opzettelijk, nadat hem was bevolen,
gedurende 2 weken na 7 juni 2016 14.19 uur (en derhalve tot 21 juni 2016 14.19 uur) niet te verblijven in het gebied gelegen binnen de stadsgrachten, alsmede het gebied binnen de Lange Marktstraat vanaf de Harlingervaart, Oude Veemarktstraat, over spoor naar hoek
Wijnhornsterstraat/d'Hondecoeterstraat, Wijnhornsterstraat, Hollanderdijk, Schrans, Zuiderplein tot aan de Wirdumerdijk, geen gevolg gegeven aan dit bevel of die vordering;
in de zaak met parketnummer 18-152136-16, na wijziging van de tenlastelegging
hij op of omstreeks 22 juli 2016 te Leeuwarden opzettelijk niet heeft voldaan aan een bevel, te weten een gebiedsverbod, gedaan krachtens artikel 172 derde lid Gemeentewet en/of artikel 172a Gemeentewet en/of artikel 2:1g APV Leeuwarden, in elk geval krachtens enig wettelijk voorschrift gedaan door of namens de burgemeester van Leeuwarden, te weten in dit geval door hoofdagent [naam] (zijnde een ambtenaar met de uitoefening van enig toezicht belast), immers heeft verdachte toen en daar opzettelijk, nadat hem was bevolen,
gedurende 2 weken na 18 juli 2016 15.20 uur (en derhalve tot 1 augustus 2016 15.20 uur) niet te verblijven in het gebied gelegen binnen de stadsgrachten, alsmede het gebied binnen de Lange Marktstraat vanaf de Harlingervaart, Oude Veemarktstraat, over spoor naar hoek
Wijnhornsterstraat/d'Hondecoeterstraat, Wijnhornsterstraat, Hollanderdijk, Schrans, Zuiderplein tot aan de Wirdumerdijk, geen gevolg gegeven aan dit bevel of die vordering;
in de zaak met parketnummer 18/157095-16
hij op of omstreeks 30 juli 2016 te Leeuwarden opzettelijk niet heeft voldaan aan een bevel of vordering, krachtens artikel 172 derde lid Gemeentewet en/of artikel 172a Gemeentewet en/of artikel 2:1g APV Leeuwarden, in elk geval krachtens enig wettelijk voorschrift gedaan door of namens de burgemeester van Leeuwarden, te weten in dit geval door hoofdagent [naam] (zijnde een ambtenaar met de uitoefening van enig toezicht belast), immers heeft verdachte toen en daar opzettelijk, nadat hem was bevolen, gedurende 2 weken na 18 juli 2016 15.20 uur (en derhalve tot 1 augustus 2016 15.20 uur) niet te verblijven in het gebied gelegen binnen de stadsgrachten, alsmede het gebied binnen de Lange Marktstraat vanaf de
Harlingervaart, Oude Veemarktstraat, over spoor naar hoek Wijnhornsterstraat/ d'Hondecoeterstraat, Wijnhornsterstraat, Hollanderdijk, Schrans, Zuiderplein tot aan de Wirdumerdijk, geen gevolg gegeven aan dit bevel of die vordering;
in de zaak met parketnummer 18/158385-16
hij op of omstreeks 1 augustus 2016 te Leeuwarden opzettelijk niet heeft voldaan aan een bevel of een vordering, krachtens artikel 172 derde lid Gemeentewet en/of artikel 172a Gemeentewet en/of artikel 2:1g APV Leeuwarden, in elk geval krachtens enig wettelijk voorschrift, gedaan door de burgemeester van Leeuwarden, immers heeft verdachte toen en daar opzettelijk, nadat hem was bevolen, gedurende 1 maand na 21 juli 2016 (en derhalve tot 21 augustus 2016) niet te verblijven in het gebied gelegen tussen de Westerstadsgracht,
Noorderstadsgracht, Hoeksterend, de Oosterstadsgracht, het Zuiderplein, de Hollanderdijk (waaronder het NS station), de Oude Veemarkt en een gedeelte van de Lange Marktstraat,
geen gevolg gegeven aan dit bevel of die vordering;
in de zaak met parketnummer 18-166655-16
hij op of omstreeks 12 augustus 2016 te Leeuwarden opzettelijk niet heeft voldaan aan een bevel of een vordering, krachtens artikel 172 derde lid Gemeentewet en/of artikel 172a Gemeentewet en/of artikel 2:1g APV Leeuwarden, in elk geval krachtens enig wettelijk voorschrift, gedaan door de burgemeester van Leeuwarden, immers heeft verdachte toen en daar opzettelijk, nadat hem was bevolen, vanaf 1 augustus 2016 tot en met 31 augustus 2016 niet te verblijven in het gebied gelegen tussen de Westerstadsgracht, Noorderstadsgracht,
Hoeksterend, de Oosterstadsgracht, het Zuiderplein, de Hollanderdijk (waaronder het NS station), de Oude Veemarkt een een gedeelte van de Lange Marktstraat, geen gevolg gegeven aan dit bevel of die vordering.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd dat het in de zaken met parketnummers 18/121403-16, 18/123534-16, 18/152136-16, 18/157095-16, 18/158385-16 en 18/166655-16
ten laste gelegde kan worden bewezen, met dien verstande dat in de zaak met parketnummer 18/121403-16 bewezen kan worden dat verdachte het feit omstreeks 8 juni 2016 heeft gepleegd, nu uit het proces-verbaal blijkt dat het feit is gepleegd op 9 juni 2016.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangegeven dat het in de zaken met parketnummers 18/121403-16, 18/123534-16, 18/152136-16, 18/157095-16, 18/158385-16 en 18/166655-16 ten laste gelegde kan worden bewezen.
Oordeel van de rechtbank
Aan verdachte is ten laste gelegd dat hij meermalen niet heeft voldaan aan een bevel of vordering gegevens krachtens artikel 172 Gemeentewet, artikel 172a Gemeentewet dan wel artikel 2:1g Algemene Plaatselijke Verordening (hierna APV) Leeuwarden, doordat hij meermalen (verschillende aan hem opgelegde) gebiedsverboden heeft overtreden.
Voor een veroordeling ter zake van artikel 184 van het Wetboek van Strafrecht is vereist dat er sprake is van een bevel dat is gegeven op grond van een wettelijk voorschrift dat een uitdrukkelijke bevelsbevoegdheid kent. Tevens is vereist dat het betreffende voorschrift verbindend is en dat het bevel in de gegeven situatie rechtmatig is gegeven. De rechtbank ziet zich gesteld voor de vraag op welk voorschrift de gebiedsverboden die aan verdachte zijn opgelegd, zijn gebaseerd. De rechtbank is bekend met de uitspraken van de Hoge Raad d.d. 10 december 2013, ECLI:NL:HR:2013:1742 en d.d. 17 november 2015, ECLI:NL:HR:2015:3325. In die arresten heeft de Hoge Raad geoordeeld dat als grondslag voor de daar aan orde zijnde bevelen, inhoudende gebiedsverboden, artikel 172 derde lid van de Gemeentewet kon dienen en niet, zoals eerder in die procedures ook wel was aangenomen, de betreffende Algemene Plaatselijke Verordeningen.
Mede gelet op het arrest van de Hoge Raad d.d. 28 juni 2016, ECLI:NL:HR:2016:1327 en in aanmerking genomen dat in artikel 2:1g van de APV Leeuwarden een uitdrukkelijke bevelsbevoegdheid is opgenomen, is de rechtbank van oordeel dat deze bepaling in de APV een wettelijk voorschrift is in de zin van artikel 184 van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) en dat een bevel inhoudende een gebiedsverbod kan worden gegeven krachtens de in dat artikel aan de burgemeester verleende bevelsbevoegdheid.
Het niet voldoen aan een bevel gegeven krachtens artikel 2:1g van de APV Leeuwarden kan derhalve op zichzelf als grondslag dienen voor een veroordeling op basis van artikel 184 Sr.
De rechtbank kan echter niet vaststellen dat het bevel van 7 juni 2016, dat aan de orde is in de zaken met parketnummers 18/121403-16 en 18/123534-16, rechtmatig is gegeven. De rechtbank overweegt hierbij het volgende.
Uit het proces-verbaal blijkt dat verdachte op 7 juni 2016 een gebiedsverbod voor de duur van veertien dagen uitgereikt heeft gekregen. Gelet op het bepaalde in artikel 2:1g lid 2 aanhef en onder a, van de APV Leeuwarden kan aan degene die in een overlastgebied een van de in het eerste lid van dat artikel genoemde overtredingen pleegt een gebiedsverbod voor de duur van veertien dagen worden opgelegd, indien in de afgelopen zes maanden driemaal eerder een gebiedsverbod voor de duur van 24 uur aan hem is uitgereikt. De rechtbank kan op basis van het dossier niet vaststellen dat aan dit vereiste is voldaan. Uit het dossier blijkt dat aan verdachte op 13 april 2016 en op 14 april 2016 24-uurs verboden zijn opgelegd. In het proces-verbaal van relaas van de politie in beide eerdergenoemde zaken wordt genoemd dat ook op 2 juni 2016 een gebiedsverbod voor de duur van 24 uur aan verdachte zou zijn uitgereikt, evenals in de motivering van de burgemeester van Leeuwarden van het door hem uitgevaardigde verblijfsverbod van 21 juli 2016. Het 24-uurs verbod van 2 juni 2016 bevindt zich echter niet bij de stukken, en bovendien wordt dit verbod – anders dan de 24-uurs verboden van 13 en 14 april 2016 – niet genoemd in het als bijlage I bij voornoemd verblijfsverbod van 21 juli 2016 gevoegde overzicht van politiemutaties. Daarin zijn wel twee politiemutaties opgenomen van 2 juni 2017; verdachte heeft toen tweemaal een boete gekregen voor het in het openbaar drinken van alcohol, maar daarbij wordt niet vermeld dat aan verdachte op die datum een 24-uurs verbod is opgelegd. Nu de rechtbank niet kan vaststellen of het aan verdachte op 7 juni 2016 uitgereikte gebiedsverbod voor de duur van veertien dagen rechtmatig is uitgevaardigd, zal de rechtbank verdachte vrijspreken van hetgeen hem ten laste is gelegd in de zaken met parketnummers 18/121403-16 en 18/123534-16.
Ten aanzien van het in de zaken met parketnummers 18/152136-16 en 18/157095-16 ten laste gelegde komt de rechtbank tot de conclusie dat wel vastgesteld kan worden dat het aan verdachte opgelegde gebiedsverbod rechtmatig is afgegeven. Het betreffende verbod voor veertien dagen is afgegeven op 18 juli 2016 en uit de stukken blijkt dat aan verdachte op 28 juni 2016 opnieuw een 24-uursverbod is uitgereikt, zodat aan de eis van drie 24-uursverboden in de afgelopen zes maanden is voldaan.
Met betrekking tot de zaken met parketnummers 18/158385-16 en 18/166655-16 komt de rechtbank tot de conclusie dat net als in de zaken met parketnummers 18/121403-16 en 18/123534-16 niet vastgesteld kan worden dat het bevel dat aan de orde is in deze beide zaken rechtmatig is gegeven. Dit betreft het bevel gegeven door de burgemeester op 21 juli 2016, voor de periode vanaf 1 augustus 2016 tot en met 31 augustus 2016. Gelet op het bepaalde in artikel 2:1g, lid 2 aanhef en onder b van de APV Leeuwarden kan aan degene die in een overlastgebied een van de in het eerste lid van dat artikel genoemde overtredingen pleegt een gebiedsverbod voor de duur van een maand worden opgelegd, indien hij binnen een jaar, nadat hem een verbod voor veertien dagen als bedoeld in artikel 2:1g, lid 2 aanhef en onder a van de APV Leeuwarden is gegeven, opnieuw een overtreding pleegt. De rechtbank kan op basis van het dossier niet vaststellen dat aan dit vereiste is voldaan. In de toelichting op het verbod wordt verwezen naar het verblijfsverbod voor de duur van 14 dagen dat op 7 juni 2016 aan verdachte is uitgereikt. Dit betreft het gebiedsverbod waarover de rechtbank hiervoor heeft overwogen dat niet vastgesteld kan worden of het rechtmatig is uitgevaardigd. Uit de stukken blijkt dat aan verdachte op 18 juli 2016 opnieuw een gebiedsverbod voor de duur van twee weken is opgelegd. Dit verbod is weliswaar wel rechtmatig gegeven, maar voor het in vervolg daarop opleggen van een gebiedsverbod voor de duur van een maand is voorts vereist dat de betrokkene opnieuw een overtreding (de rechtbank begrijpt: als bedoeld in artikel 2:1g lid 1 onder a tot en met l APV Leeuwarden) pleegt. Op grond van de stukken kan de rechtbank niet vaststellen dat daarvan in de periode gelegen tussen 18 juli 2016 om 15.20 uur (het moment waarop het gebiedsverbod voor de duur van twee weken is opgelegd) en 21 juli 2016 (de datum van verzending van het besluit van de burgemeester tot oplegging van het gebiedsverbod voor de duur van één maand) door verdachte opnieuw een overtreding is gepleegd. Meer in het bijzonder blijkt dat niet uit de op laatstgenoemd besluit gegeven toelichting en motivering. Daaruit volgt dat evenmin vastgesteld kan worden of het gebiedsverbod voor de duur van een maand rechtmatig is gegeven. De rechtbank zal verdachte daarom ook vrijspreken van hetgeen hem ten laste is gelegd in de zaken met parketnummers 18/158385-16 en 18/166655-16.
De verdachte heeft het in de zaak met parketnummer 18/152136-16 tenlastegelegde niet duidelijk en ondubbelzinnig bekend. De rechtbank acht op grond van na te noemen bewijsmiddelen het tenlastegelegde evenwel wettig en overtuigend bewezen, mede gelet op het feit dat verdachte veelvuldig eerder gebiedsverboden voor de binnenstad van Leeuwarden opgelegd heeft gekregen en is aangehouden voor overtreding van die verboden.
in de zaak met parketnummer 18/152136-16
1. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aanhouding d.d. 22 juli 2016, opgenomen op pagina 4 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2016210827 d.d. 24 juli 2016, inhoudende als relaas van verbalisanten [naam] en [naam] :
Op 22 juli 2016 reden wij verbalisanten over het Reigerplein te Leeuwarden. Aldaar zagen wij de ons ambtshalve bekende [verdachte] zitten op een elektriciteitshokje. Wij zagen dat [verdachte] meerdere halve liter bier blikken naast zich op de grond had staan. Wij zagen dat [verdachte] ook een halve liter bier in zijn hand had en uit dit blikje dronk. [verdachte] is voor ons een ambtshalve bekende overlastpleger. Het is ons, verbalisanten, ambtshalve bekend dat [verdachte] een individueel gebiedsontzegging was uitgereikt op 18 juli 2016 te 15.20 uur. Dit betreft een gebiedsontzegging voor de binnenstad van Leeuwarden. Het was ons bekend dat dit verbod de duur had van 14 dagen. Het Reigerplein, de locatie alwaar wij [verdachte] aantroffen, valt binnen het gebied van de ontzegging.
2. Een schriftelijk bescheid, te weten het Opleggen individueel verblijfsverbod binnenstad, d.d. 18 juli 2016, 15.20, opgenomen op pagina 12 van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2016210827, d.d. 24 juli 2016, inhoudende, onder meer:
De burgemeester van Leeuwarden legt een individueel verblijfsverbod binnenstad voor 2 weken op aan [verdachte] , geboortedatum [geboortedatum]-1975.
3. Wat vindt betrokkene van het verblijfsverbod?
“Ik vind er niks aan.”
Afgegeven op 18-07-2016 te 15.20 uur door [naam] , hoofdagent van politie.
De rechtbank volstaat ten aanzien van het in de zaak met parketnummers 18/157095-16 ten laste gelegde met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, derde lid tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering, nu verdachte het hierna bewezen verklaarde duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend.
Deze opgave luidt als volgt:
in de zaak met parketnummer 18/157095-16
1. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor, d.d. 30 juli 2016, opgenomen achter tabblad 'zaak 7: 2016218664 (gebiedsverbod)' genummerd als pagina 80 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2016219587, d.d. 12 augustus 2016, inhoudende de verklaring van verdachte [verdachte] ;
2. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aanhouding d.d. 30 juli 2016, opgenomen achter tabblad 'zaak 7: 2016218664 (gebiedsverbod)' genummerd als pagina 75 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende het relaas van verbalisanten;
3. een schriftelijk bescheid, inhoudende het document 'Opleggen individueel verblijfsverbod binnenstad' d.d. 18 juli 2016, opgenomen achter tabblad 'zaak 7: 2016218664 (gebiedsverbod)' genummerd als pagina 85 van voornoemd dossier.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het in de zaken met parketnummers 18/152136-16 en 18/157095-16, ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
in de zaak met parketnummer 18-152136-16
hij op 22 juli 2016 te Leeuwarden opzettelijk niet heeft voldaan aan een bevel, te weten een gebiedsverbod, gedaan krachtens artikel 2:1g APV Leeuwarden gedaan namens de burgemeester van Leeuwarden, te weten in dit geval door hoofdagent [naam] zijnde een ambtenaar met de uitoefening van enig toezicht belast, immers heeft verdachte toen en daar opzettelijk, nadat hem was bevolen, gedurende 2 weken na 18 juli 2016 15.20 uur en derhalve tot 1 augustus 2016 15.20 uur niet te verblijven in het gebied gelegen binnen de stadsgrachten, alsmede het gebied binnen de Lange Marktstraat vanaf de Harlingervaart, Oude Veemarktstraat, over spoor naar hoek Wijnhornsterstraat/d'Hondecoeterstraat, Wijnhornsterstraat, Hollanderdijk, Schrans, Zuiderplein tot aan de Wirdumerdijk, geen gevolg gegeven aan dit bevel.
in de zaak met parketnummer 18/157095-16
hij omstreeks 30 juli 2016 te Leeuwarden opzettelijk niet heeft voldaan aan een bevel krachtens artikel 2:1g APV Leeuwarden gedaan namens de burgemeester van Leeuwarden, te weten in dit geval door hoofdagent [naam] zijnde een ambtenaar met de uitoefening van enig toezicht belast, immers heeft verdachte toen en daar opzettelijk, nadat hem was bevolen, gedurende 2 weken na 18 juli 2016 15.20 uur en derhalve tot 1 augustus 2016 15.20 uur niet te verblijven in het gebied gelegen binnen de stadsgrachten, alsmede het gebied binnen de Lange Marktstraat vanaf de Harlingervaart, Oude Veemarktstraat, over spoor naar hoek Wijnhornsterstraat/ d'Hondecoeterstraat, Wijnhornsterstraat, Hollanderdijk, Schrans, Zuiderplein tot aan de Wirdumerdijk, geen gevolg gegeven aan dit bevel.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
in de zaak met parketnummer 18-152136-16
Opzettelijk niet voldoen aan een bevel of vordering, krachtens wettelijk voorschrift
gedaan door een ambtenaar met de uitoefening van enig toezicht belast;
in de zaak met parketnummer 18/157095-16
Opzettelijk niet voldoen aan een bevel of vordering, krachtens wettelijk voorschrift
gedaan door een ambtenaar met de uitoefening van enig toezicht belast.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake het in de zaken met parketnummers 18/121403-16, 18/123534-16, 18/152136-16, 18/157095-16, 18/158385-16 en 18/166655-16 ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van vier weken met een proeftijd van twee jaren.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ter terechtzitting aangegeven de eis van de officier van justitie te kunnen volgen.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en de over hem opgemaakte rapportages van Verslavingszorg Noord Nederland, d.d. 19 mei 2017, het verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsman.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het meermalen overtreden van het verbod dat hem is opgelegd krachtens artikel 2:1g APV Leeuwarden. De rechtbank acht het kwalijk dat verdachte steeds niet heeft voldaan aan een bevel gegeven door bevoegd gezag. Verdachte heeft voor veel overlast gezorgd, ondanks de verschillende gebiedsverboden die aan hem zijn opgelegd.
Uit het rapport van de VNN blijkt dat het voor verdachte moeilijk was, gelet op zijn persoonlijkheidsproblematiek - verdachte lijdt aan een psychotische stoornis en een autismespectrumstoornis - zich te houden aan de aan hem opgelegde verboden. Gelet op het feit dat verdachte nu met een rechterlijke machtiging voor langere tijd is opgenomen in de Forensisch Psychiatrische Afdeling van de GGZ, acht de rechtbank een voorwaardelijke gevangenisstraf met een proeftijd van 2 jaren een passende straf.
Ondanks het feit dat de rechtbank verdachte vrij spreekt van vier feiten, is de rechtbank van oordeel dat een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee weken passend en geboden is en zal deze aan verdachte opleggen.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 57 en 184 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte in de zaken met 18/121403-16, 18/123534-16,
18/158385-16 en 18/166655-16 is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in de zaken met parketnummers 18/152136-16 en 18/157095-16 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van twee weken.

Bepaalt dat deze gevangenisstraf niet ten uitvoer gelegd zal worden, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op twee jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.B. de Wit, voorzitter, mr. W.S. Sikkema en mr. N.A. Vlietstra, rechters, bijgestaan door C. Veenstra, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 16 juni 2017.
mr. W.S. Sikkema en C. Veenstra zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.