Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van het middel
3.Beslissing
28 juni 2016.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om de vraag of een verblijfsverbod voor dealers, zoals vastgelegd in artikel 2.9A van de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) Amsterdam 2008, alleen kan worden opgelegd indien er sprake is van meerdere antecedenten op het gebied van de handel in drugs of gelijksoortige waar. De verdachte, geboren in 1988, heeft beroep in cassatie ingesteld tegen een arrest van het Gerechtshof Amsterdam, waarin hij werd veroordeeld voor het niet naleven van een bevel van de burgemeester om zich uit een aangewezen gebied te verwijderen. Het Hof had geoordeeld dat de burgemeester bevoegd was om een gebiedsverbod op te leggen, ook al was er slechts één antecedent vastgesteld. De Hoge Raad bevestigt deze uitleg en oordeelt dat de burgemeester ook bij één antecedent een verblijfsverbod kan opleggen. De Hoge Raad verwerpt het beroep van de verdachte, waarbij het Hof terecht heeft geoordeeld dat de uitleg van 'antecedenten' in de APV niet beperkt is tot meerdere veroordelingen, maar ook eerdere politiemutaties kan omvatten. Dit arrest verduidelijkt de reikwijdte van de bevoegdheid van de burgemeester in het kader van de APV en bevestigt dat de maatregel niet alleen voor 'first-offenders' is bedoeld.