Uitspraak
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
uitspraak van de meervoudige kamer van 15 juni 2017 in de zaak tussen
Procesverloop
Overwegingen
€ 8.702,00. Dat bedrag is aan eiser in de vorm van leenbijstand verleend op grond van artikel 48, tweede lid, van de Wwb. Voor het meerdere is bijstand om niet verstrekt. Het (destijds, in 2005) tegen dit besluit ingediende bezwaar is niet-ontvankelijk verklaard.
In artikel 6.4 van de beleidsregels algemene en bijzondere bijstand Participatiewet, IOAW, IOAZ en Bbz 2004 die verweerder hanteert, is neergelegd dat de lening direct opeisbaar is als de middelen beschikbaar komen.
Op grond van artikel 7, eerste lid, aanhef en onder a, van de beleidsregels terug- en invordering Wwb, IOAW en IOAZ gemeente Groningen 2013 is – samengevat – kwijtschelding of afzien van terugvordering uitgesloten voor vorderingen die het gevolg zijn van leenbijstand.
Daar komt bij dat, voor zover al sprake is geweest van een onjuiste toepassing van de regels omtrent leenbijstand, dat tot aanzienlijk financieel voordeel voor eiser heeft geleid. Met een (fiscaal ongunstige) gedwongen afkoop in 2005 zou eiser thans de uitkering uit de koopsompolis moeten missen. Daarnaast is ten gunste van eiser met de leenbijstand als schuld rekening gehouden bij de vermogensvaststelling naar aanleiding van de in januari 2012 ontvangen erfenis. Ook in dit licht bestaat geen enkele aanleiding ten gunste van eiser gevolgen te verbinden aan een vermeende erkenning van een fout door verweerder.