ECLI:NL:RBNNE:2016:5579

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
19 december 2016
Publicatiedatum
20 december 2016
Zaaknummer
18-730126-14
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor mensenhandel met een jonge Braziliaanse vrouw, waarbij de verdachte heeft geprofiteerd van haar kwetsbare positie en uitbuiting

Op 19 december 2016 heeft de Rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden, uitspraak gedaan in de zaak tegen een 32-jarige man uit Witmarsum, die werd beschuldigd van mensenhandel. De rechtbank oordeelde dat de verdachte schuldig was aan het in vereniging plegen van mensenhandel, meermalen gepleegd. De verdachte had een jonge Braziliaanse vrouw, die onder valse voorwendselen naar Nederland was gehaald, gehuisvest en naar escortafspraken gebracht, waarbij hij profiteerde van haar verdiensten. De rechtbank achtte bewezen dat de verdachte misbruik had gemaakt van de kwetsbare positie van het slachtoffer, die illegaal in Nederland verbleef en geen kennis had van de Nederlandse taal. De verdachte werd bijgestaan door mr. G.A. Pots, terwijl het openbaar ministerie werd vertegenwoordigd door mr. H.J. Mous. De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van het slachtoffer betrouwbaar waren en ondersteund door andere getuigen. De verdachte werd veroordeeld tot een taakstraf van 180 uren, met een voorwaardelijke gevangenisstraf van 3 maanden, en de rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de lange duur van de strafzaak. De rechtbank concludeerde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan mensenhandel, waarbij het slachtoffer in een uitbuitingssituatie verkeerde, en dat hij opzettelijk voordeel had getrokken uit deze uitbuiting.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 18/730126-14
vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 19 december 2016 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonadres] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
11 en 15 november 2016 en 5 december 2016.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. G.A. Pots, advocaat te Leeuwarden.
Het openbaar ministerie werd ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. H.J. Mous.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2012 tot 1 september 2012, te [pleegplaats 1] en/of (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
een ander, genaamd [slachtoffer 1] (roepnaam [slachtoffer 1] )
A. (sub 1) door misleiding en/of door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of door misbruik van een kwetsbare positie, heeft geworven, vervoerd, overgebracht, gehuisvest of opgenomen, met het oogmerk van uitbuiting van [slachtoffer 1]
en/of
B. (sub 4) met een van de onder A. genoemde middelen, heeft gedwongen of bewogen zich
beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten dan wel onder
een of meer van de onder A. genoemde omstandigheden enige handelingen heeft
ondernomen waarvan verdachte en/of verdachtes mededader(s) wist(en) of
redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat [slachtoffer 1] zich daardoor beschikbaar
stelde tot het verrichten van arbeid of diensten (van seksuele aard)
en/of
C. (sub 9) een ander, te weten [slachtoffer 1] met een van de onder A.genoemde middelen,
heeft gedwongen dan wel heeft bewogen verdachte en/of verdachtes mededader(s)
te bevoordelen uit de opbrengst van haar seksuele handelingen met of voor een
derde
immers heeft verdachte tezamen en in vereniging met een ander of anderen,
althans alleen:
- [slachtoffer 1] ondergebracht in zijn, verdachtes, woning in [pleegplaats 1] en/of
- ( een) (topless) foto('s) van [slachtoffer 1] gemaakt en/of (een)
advertentie(s) op de [website] geplaatst, waarin [slachtoffer 1]
zich aanbood voor het verlenen van seksuele diensten tegen betaling en/of
- ( een gedeelte van) het door [slachtoffer 1] verdiende geld ingenomen en/of
door [slachtoffer 1] laten afstaan aan hem, verdachte, en/of diens
mededader(s) en/of
- afspraken met klanten voor prostitutie voor [slachtoffer 1] gemaakt en/of
[slachtoffer 1] naar klanten voor prostitutie gebracht,
terwijl [slachtoffer 1] de Nederlandse taal niet of onvoldoende
sprak/beheerste en/of onbekend was in Nederland en/of (bijna) niemand in
Nederland kende en/of niet over eigen huisvesting en/of inkomsten in Nederland
beschikte en/of illegaal in Nederland verbleef en/of/aldus bewerkstelligd dat
[slachtoffer 1] van verdachte en/of diens mededader(s) afhankelijk was;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
[medeverdachte 1] in of omstreeks de periode van 1 augustus 2011 tot 1
september 2012, te [pleegplaats 1] en/of te [pleegplaats 2] en/of te [pleegplaats 3] en/of
(elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen,
althans alleen, een ander, genaamd [slachtoffer 1] (roepnaam [slachtoffer 1] )
A. (sub 1) door misleiding en/of door misbruik van uit feitelijke omstandigheden
voortvloeiend overwicht en/of door misbruik van een kwetsbare positie, heeft
geworven, vervoerd, overgebracht, gehuisvest of opgenomen, met het oogmerk van
uitbuiting van [slachtoffer 1]
en/of
B. (sub 4) met een van de onder A. genoemde middelen, heeft gedwongen of bewogen zich
beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten dan wel onder
een of meer van de onder A. genoemde omstandigheden enige handelingen heeft
ondernomen waarvan die [medeverdachte 1] en/of diens mededader(s) wist(en) of
redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat [slachtoffer 1] zich daardoor
beschikbaar stelde tot het verrichten van arbeid of diensten (van seksuele
aard)
en/of
C. (sub 9) een ander, te weten [slachtoffer 1] met een van de onder A.genoemde middelen,
heeft gedwongen dan wel heeft bewogen [medeverdachte 1] /of diens
mededader(s) te bevoordelen uit de opbrengst van haar seksuele handelingen met
of voor een derde
immers heeft [medeverdachte 1] tezamen en in vereniging met een ander of
anderen, althans alleen:
- [slachtoffer 1] ondergracht en/of laten onderbrengen in een woning in [pleegplaats 2] en/of (vervolgens) in [pleegplaats 3] en/of [pleegplaats 1] en/of
- [slachtoffer 1] verteld dat zij geen werk voor [slachtoffer 1] als manicure kon vinden en/of
- [slachtoffer 1] verteld dat zij samen met haar, verdachte, in de prostitutie kon werken en dat zij het geld zouden delen en/of dat [slachtoffer 1] het geld voor het vliegticket moest terug betalen en/of
- het paspoort van [slachtoffer 1] afgepakt en/of laten afstaan en/of
- ( een) (topless) foto('s) van [slachtoffer 1] gemaakt en/of (een) advertentie(s) op de [website] geplaatst, waarin [slachtoffer 1] zich aanbood voor het verlenen van seksuele diensten tegen betaling en/of
- een (gedeelte) van het door [slachtoffer 1] verdiende geld ingenomen en/of door [slachtoffer 1] laten afstaan en/of
- tegen [slachtoffer 1] gezegd dat zij moest werken of weg moest gaan,
- afspraken met klanten voor prostitutie voor [slachtoffer 1] gemaakt en/of [slachtoffer 1] naar klanten voor prostitutie gebracht,
terwijl [slachtoffer 1] de Nederlandse taal niet of onvoldoende sprak/beheerste en/of onbekend was in Nederland en/of (bijna) niemand in Nederland kende en/of niet over eigen huisvesting en/of inkomsten in Nederlandbeschikte en/of illegaal in Nederland verbleef en/of/aldus bewerkstelligd dat [slachtoffer 1] van verdachte en/of diens mededader(s) afhankelijk was,
tot en/of bij het plegen van welk misdrijf hij, verdachte, in of omstreeks de periode van 1 januari 2012 tot en met 1 september 2012, te [pleegplaats 1] en/of elders in Nederland opzettelijk gelegenheid heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest door:
- zijn, verdachtes, woning ter beschikking te stellen voor onderdak en/of prostitutiewerkzaamheden van [slachtoffer 1] en/of
- ( een) advertentie(s) op [website] plaatsen, waarin [slachtoffer 1] zich aanbood voor het verlenen van seksuele diensten tegen betaling en/of
- afspraken met klanten voor prostitutie voor [slachtoffer 1] te maken en/of [slachtoffer 1] naar klanten voor prostitutie te brengen;
2.
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2012 tot 1 september 2012, te
[pleegplaats 1] en/of (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander
of anderen, althans alleen, opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de uitbuiting
van een ander, te weten [slachtoffer 1] (roepnaam [slachtoffer 1] ), immers heeft hij, verdachte tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen:
- [slachtoffer 1] ondergebracht in zijn, verdachtes, woning in [pleegplaats 1] en/of
- ( een) (topless) foto('s) van [slachtoffer 1] gemaakt en/of (een) advertentie(s) op de [website] geplaatst, waarin [slachtoffer 1] zich aanbood voor het verlenen van seksuele diensten tegen betaling en/of
- ( een gedeelte van) het door [slachtoffer 1] verdiende geld ingenomen en/of door [slachtoffer 1] laten afstaan aan hem, verdachte, en/of diens mededader(s) en/of
- afspraken met klanten voor prostitutie voor [slachtoffer 1] gemaakt en/of [slachtoffer 1] naar klanten voor prostitutie gebracht,
terwijl [slachtoffer 1] de Nederlandse taal niet of onvoldoende sprak/beheerste en/of onbekend was in Nederland en/of (bijna) niemand in Nederland kende en/of niet over eigen huisvesting en/of inkomsten in Nederland beschikte en/of illegaal in Nederland verbleef en/of/aldus bewerkstelligd dat [slachtoffer 1] van verdachte en/of diens mededader(s) afhankelijk was.

Beoordeling van het bewijs

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 1. primair ten laste gelegde medeplegen van mensenhandel (lid 1, sub 1, 4 en 9 van artikel 273f van het Wetboek van Strafrecht, hierna Sr) ten aanzien van [slachtoffer 1] hierna: [slachtoffer 1] ), maar dat de onder 1. subsidiair ten laste gelegde medeplichtigheid alsmede het onder 2. ten laste gelegde medeplegen van voordeel trekken uit de uitbuiting van [slachtoffer 1] wel bewezen kan worden.
Hiertoe heeft de officier van justitie het volgende aangevoerd.
De verklaringen van [slachtoffer 1] zijn betrouwbaar en bruikbaar voor het bewijs, want deze zijn innerlijk consistent en worden ondersteund door onder meer de verklaringen van [medeverdachte 2] (hierna: [medeverdachte 2] ), [medeverdachte 3] (hierna: [medeverdachte 3] ) en [getuige] (hierna: [getuige] ). Uit de bewijsmiddelen kan duidelijk worden opgemaakt dat sprake is van omstandigheden van seksuele uitbuiting waarbij door misleiding en misbruik van een uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht is gehandeld ten opzichte van [slachtoffer 1] .
Uit de bewijsmiddelen kan niet worden afgeleid dat verdachte dusdanig nauw, volledig en bewust met medeverdachte [medeverdachte 1] (hierna: [medeverdachte 1] heeft samengewerkt dat sprake is van medeplegen van mensenhandel zoals ten laste gelegd onder 1. primair. Verdachte is meegegaan in de verzoeken die [medeverdachte 1] hem deed. Verdachte heeft een vergoeding ontvangen voor het ter beschikking stellen van zijn woning en voor enkele escortritten. Gelet op de verschillende factoren die de Hoge Raad noemt voor bepalen van grens tussen medeplegen en medeplichtigheid - onvoldoende om te kunnen spreken van medeplegen. De onder 1. subsidiair ten laste gelegde medeplichtigheid is wel te bewijzen. Verdachte wist waar [medeverdachte 1] zich mee bezig hield; hij heeft haar leren kennen in de prostitutiewereld. Hij wist dat er klanten bij hem thuis kwamen en dat [slachtoffer 1] niet zo vrij was als hij zegt. Verdachte had zicht op de omstandigheden waaronder [slachtoffer 1] verbleef (illegaal, niet bekend met de Nederlandse taal, zonder verblijfsvergunning en paspoort) en wist dat zij in de prostitutie zou gaan werken. Verdachte kreeg geld voor de huur. Verdachte heeft bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat sprake was van seksuele uitbuiting waarbij [slachtoffer 1] was misleid door [medeverdachte 1] . Er is sprake van dubbel opzet; voorwaardelijke opzet op de mensenhandel en opzet op het ter beschikking stellen van de woning en derhalve kan medeplichtigheid aan mensenhandel voor de sub-onderdelen 1, 4 en 9 worden bewezen.
Het onder 2. ten laste gelegde voordeeltrekken is te bewijzen aangezien verdachte een vergoeding heeft ontvangen voor het ter beschikking stellen van zijn woning en daarnaast per klant betaald kreeg. Verdachte heeft ontkend dat hij naast de huur een bedrag per klant ontving, maar zowel [slachtoffer 1] als [medeverdachte 1] hebben hierover verklaard.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte integraal moet worden vrijgesproken van het ten laste gelegde. Hij heeft daartoe het volgende aangevoerd. Verdachte heeft [slachtoffer 1] gehuisvest, mogelijk foto's van haar heeft gemaakt, heeft met de taal geholpen bij het maken van advertenties op [website] . en de telefoon aangenomen. Verdachte ontving een marktconforme prijs voor de huur van de woning. Het voorgaande kan enkel medeplegen of medeplichtigheid aan mensenhandel opleveren indien bewezen kan worden dat verdachte [slachtoffer 1] hiertoe dwong dan wel dat hij wist dat [slachtoffer 1] door een ander gedwongen werd en dat is niet het geval. Verdachte had geen reden dit te vermoeden en opzet is derhalve niet te bewijzen.
Het oordeel van de rechtbank

1. Vaststelling van de feiten

[slachtoffer 1] leerde [medeverdachte 1] kennen in [plaats] , Brazilië, en raakte bevriend met haar. In 2008 ging [slachtoffer 1] op bezoek bij [medeverdachte 1] in Nederland. In augustus 2011 belde [medeverdachte 1] naar [slachtoffer 1] om te vragen of [slachtoffer 1] iemand wist om op [medeverdachte 1] 's kinderen te passen in Nederland. [slachtoffer 2] (hierna: [slachtoffer 2] ) werd hiervoor benaderd en zij stemde toe om naar Nederland te komen. Een maand voordat [slachtoffer 2] naar Nederland zou gaan, belde [medeverdachte 1] [slachtoffer 1] weer. Ze wilde dat [slachtoffer 1] ook (voor drie maanden) naar Nederland zou komen. [slachtoffer 1] zou in Nederland als manicure of oppas kunnen werken. [1] [2]
[medeverdachte 1] betaalde en regelde de vliegtickets voor [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] . [3] [slachtoffer 1] moest [medeverdachte 1] € 1.000,00 terugbetalen voor het vliegticket. [4] [5]
In november 2011 vlogen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] samen naar Frankfurt. Op het vliegveld van Frankfurt werden zij opgehaald door [medeverdachte 2] (hierna: [medeverdachte 2] en medeverdachte [medeverdachte 4] en naar [pleegplaats 2] gebracht. [6] [7] In [pleegplaats 2] verbleven [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] in de woning van [medeverdachte 2] .
Na enkele weken gaf [medeverdachte 1] aan dat er geen werk als manicure voor [slachtoffer 1] was en dat ze bezig was met de [website] . [medeverdachte 1] praatte op [slachtoffer 1] in, waarna [slachtoffer 1] instemde om in de prostitutie te gaan werken. [8] [medeverdachte 1] ontving de helft van de verdiensten van [slachtoffer 1] . [slachtoffer 1] moest van het verdiende geld het vliegticket terugbetalen. [9]
[slachtoffer 1] werkte één à twee weken in de escort vanuit [pleegplaats 2] . [slachtoffer 1] en [medeverdachte 1] kregen ruzie omdat [slachtoffer 1] het werk in de prostitutie in [pleegplaats 3] niet wilde doen. [slachtoffer 1] wilde niet zoveel werken als [medeverdachte 1] besliste. [10]
Eind 2011 verhuisden [medeverdachte 1] en [slachtoffer 1] naar de woning van medeverdachte [medeverdachte 5] (hierna: [medeverdachte 5] ) in [pleegplaats 3] . [medeverdachte 1] had daar een kamer voor hen geregeld. [11] [medeverdachte 1] had een advertentie met foto's van [slachtoffer 1] aangemaakt op [website] [12] [13] en nam de telefoon aan als klanten belden. [14] [website] had dagelijks klanten in [pleegplaats 3] . [medeverdachte 1] maakte de afspraken voor [slachtoffer 1] en als [slachtoffer 1] niet wilde werken, werd [medeverdachte 1] boos. [15] [slachtoffer 1] gaf aan [medeverdachte 1] aan dat het niet goed met haar ging. [medeverdachte 1] was boos omdat [slachtoffer 1] geen geld had om het vliegticket terug te betalen. [16]
[slachtoffer 1] kreeg op enig moment een relatie met klant [getuige] . [getuige] probeerde [slachtoffer 1] uit de prostitutie te krijgen, maar hier was [medeverdachte 1] het niet mee eens. [17] [slachtoffer 1] was bang voor de consequenties van het uit de prostitutie stappen. [18]
[medeverdachte 5] zag dat het niet goed zat tussen [slachtoffer 1] en [medeverdachte 1] . [medeverdachte 1] trok veel aan [slachtoffer 1] en nam haar vaak mee. [slachtoffer 1] kwam dan vermoeid en ineengedoken weer terug. [19]
In februari 2012 werd het paspoort van [slachtoffer 1] op aandringen van [medeverdachte 1] verscheurd. [20] [21] [medeverdachte 1] deed vervolgens aangifte van vermissing van [slachtoffer 1] 's paspoort. [22]
[slachtoffer 1] werkte tot begin april 2012 in de woning van [medeverdachte 5] . [23] Toen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 5] ruzie kregen, regelde [medeverdachte 1] via verdachte een nieuwe slaap- en werkplek, namelijk in de woning van verdachte in [pleegplaats 1] . [24] Vanuit deze woning bleef [slachtoffer 1] in de prostitutie werken. Verdachte maakte erotische foto's van [slachtoffer 1] en zorgde ervoor dat de tekst van de advertentie op [website] goed was. [medeverdachte 1] en verdachte namen de telefoon aan als klanten belden. [slachtoffer 1] had gemiddeld een à twee klanten per dag. [25] [slachtoffer 1] moest de helft van haar verdiensten afstaan aan [medeverdachte 1] . [26] [27] [slachtoffer 1] moest per week € 70,00 huur aan verdachte betalen en per klant moest ze € 10,00 aan verdachte betalen. [28]
[medeverdachte 1] zat in Zwitserland en [slachtoffer 1] stortte geld naar haar via Western Union. [medeverdachte 1] vroeg haar ook een gedeelte aan [slachtoffer 2] te geven voor oppaswerk. [slachtoffer 1] moest dat doen anders werd [medeverdachte 1] boos. Dan zette ze haar telefoon uit zodat [slachtoffer 1] geen klanten had. [slachtoffer 1] kon niet in [pleegplaats 1] blijven zonder geld en [medeverdachte 1] gaf aan [medeverdachte 2] in [pleegplaats 2] door dat hij [slachtoffer 1] niet binnen mocht laten. Als [medeverdachte 1] boos was vroeg ze ook meteen om het geld voor het vliegticket. [29] Na een ruzie heeft [medeverdachte 1] de telefoon uitgezet en kreeg [slachtoffer 1] twee weken geen klanten. In die twee weken heeft [slachtoffer 1] voor verdachte gewerkt. Verdachte heeft een nieuwe website gemaakt en [slachtoffer 1] daar op geplaatst. Verdachte had een telefoon en nam de gesprekken aan. In die periode ontving verdachte de helft van haar verdiensten. [30]

2. Vaststelling dwangmiddelen

Voor bewezenverklaring van de aan verdachte onder 1. ten laste gelegde sub-onderdelen 1, 4, en 9 van lid 1, art. 237f Sr is vereist dat sprake is van toepassing van dwangmiddelen.
Aan de hand van bovengenoemde feiten en omstandigheden en op hieronder uiteen te zetten wijze komt de rechtbank tot het oordeel dat [slachtoffer 1] door de dwangmiddelen misleiding, misbruik van een uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en misbruik van een kwetsbare positie is aangeworven, vervoerd, gehuisvest (sub 1), bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten (sub 4), en bewogen anderen te bevoordelen uit de opbrengst van haar seksuele handelingen met een derde (sub 9).
2.1
Misleiding
Met betrekking tot het dwangmiddel misleiding overweegt de rechtbank dat [medeverdachte 1] [slachtoffer 1] naar Nederland heeft laten komen onder het voorwendsel dat zij hier zou kunnen werken als manicure of oppas, alsmede dat [medeverdachte 1] toen [slachtoffer 1] in Nederland was al na enkele weken heeft aangegeven dat er geen werk voor [slachtoffer 1] is en dat [slachtoffer 1] wel in de prostitutie kon gaan werken. De rechtbank constateert dat [medeverdachte 1] al jaren in Nederland woonde. [medeverdachte 1] heeft verklaard [31] dat zij aan geld kwam door hairextensions te plaatsen of als ze een relatie had, door geld van haar partner te krijgen. Als dit niet lukte, ging ze in de prostitutie werken. Uit het voorgaande leidt de rechtbank af dat [medeverdachte 1] er zelf niet in is geslaagd om - zonder verblijfs- en werkvergunning - in Nederland een inkomen te verwerven in de schoonheidsbranche. Van concrete feiten of omstandigheden waaruit blijkt dat [medeverdachte 1] reden had te denken dat de situatie voor [slachtoffer 1] anders zou zijn en dat zij daadwerkelijk werk als manicure of oppas zou kunnen vinden en daaruit voldoende inkomsten zou kunnen verwerven is niet gebleken. Integendeel, de rechtbank stelt vast dat [medeverdachte 1] uit eigen ervaring wist dat [slachtoffer 1] hoogstwaarschijnlijk in een situatie zou komen te verkeren zonder inkomsten en zonder zicht op ander werk dan prostitutie.
De rechtbank wijst in dit verband ook op de verklaring van [slachtoffer 2] [32] waarin zij aangeeft dat [medeverdachte 1] regelt dat vrouwen naar Europa komen om - in [medeverdachte 1] 's woorden - "programma te doen", wat wil zeggen zich te prostitueren.
Ook uit de verklaring [33] van [medeverdachte 2] blijkt dat [medeverdachte 1] meerdere vrouwen naar Nederland heeft gehaald die vervolgens in de prostitutie terechtkwamen.
Gelet op het voorgaande ziet de rechtbank het naar Nederland halen van [slachtoffer 1] als onderdeel van een zich herhalend patroon waarbij [medeverdachte 1] Braziliaanse vrouwen naar Nederland laat komen met het doel om hen in de prostitutie te laten werken.
Door [slachtoffer 1] desondanks voor te houden dat zij, [slachtoffer 1] , in Nederland ander werk dan prostitutiewerk kon gaan doen om in haar onderhoud te voorzien, heeft [medeverdachte 1] [slachtoffer 1] naar het oordeel van de rechtbank misleid.
2.2
Misbruik van uit feitelijke omstandigheden voorvloeiend overwicht en misbruik van een kwetsbare positie
Met betrekking tot het dwangmiddel misbruik van een kwetsbare positie geldt dat dit begrip in lid 6 van artikel 237f Sr inmiddels is gedefinieerd in die zin dat daaronder mede wordt begrepen “een situatie waarin een persoon geen andere werkelijke of aanvaardbare keuze heeft dan het misbruik te ondergaan.” De rechtbank is van oordeel dat aan voornoemd bestanddeel ook ten tijde van het ten laste gelegde deze betekenis toekwam.
Met betrekking tot het dwangmiddel misbruik van uit feitelijk overwicht voorvloeiend overwicht geldt blijkens de wetsgeschiedenis [34] dat, waar het de prostitutie betreft, dit misbruik kan worden verondersteld indien de prostitué(e) in een situatie verkeert of komt te verkeren die niet gelijk is aan de omstandigheden waarin een mondige prostitué(e) in Nederland pleegt te verkeren. Daarbij kan onder meer worden gedacht aan schulden, aangegaan om de reis naar Nederland te betalen. De afbetalingsverplichting kan van dien aard zijn dat de betrokkene gedwongen is zich te blijven prostitueren. Meer in het algemeen kan worden gesteld dat het niet kunnen beschikken over eigen financiële middelen als een uitbuitingssituatie moet worden aangemerkt. De omstandigheid dat de prostitué(e) niet kan beschikken over haar paspoort of dat haar visum is verlopen, brengt de betrokkene eveneens in de hier bedoelde afhankelijke situatie. In de wetsgeschiedenis wordt voorts opgemerkt dat vrijwilligheid ontbreekt, indien de prostitué(e) niet of slechts in verminderde mate de mogelijkheid heeft een bewuste keuze te maken met betrekking tot het al dan niet voortzetten van zijn of haar relatie met de exploitant.
In de jurisprudentie [35] wordt uit deze wetsgeschiedenis afgeleid dat, indien zich die laatste situatie voordoet degene die de betrokkene tot prostitutie heeft gebracht niet een beroep erop kan doen dat zijn opzet niet erop gericht was dat de betrokkene zich heeft overgegeven aan prostitutie als gevolg van (het gebruik van) het overwicht dat uit de desbetreffende feitelijke verhoudingen voortvloeide. Wel zal degene die betrokkene in de prostitutie heeft gebracht zich bewust moeten zijn van de relevante feitelijke omstandigheden waaruit het overwicht op betrokkene voortvloeit, dan wel verondersteld moet worden voort te vloeien, in die zin dat tenminste voorwaardelijk opzet ten aanzien van die omstandigheden aanwezig moet zijn en uit de bewijsmiddelen moet kunnen worden afgeleid. Uit de omstandigheid dat het slachtoffer illegaal in Nederland verblijft, volgt dat een afhankelijke positie - door de wetgever als een uitbuitingssituatie aangemerkt - mag worden verondersteld.
Voor het bewijs van door "misbruik" handelen is toereikend dat de dader zich bewust moet zijn geweest van de relevante feitelijke omstandigheden van de betrokkene waaruit het overwicht voortvloeit, dan wel verondersteld moet worden voort te vloeien, in die zin dat tenminste voorwaardelijk opzet ten aanzien van die omstandigheden bij hem aanwezig moet zijn. Datzelfde geldt voor gevallen waarin sprake is van een kwetsbare positie van het slachtoffer.
De rechtbank constateert dat [medeverdachte 1] [slachtoffer 1] onder valse voorwendselen naar Nederland heeft gehaald, dat [slachtoffer 1] in Nederland geen verblijfsvergunning had en derhalve na een verblijf van drie maanden in Nederland - dus vanaf enig moment in februari 2012 - illegaal was, dat zij geen legaal inkomen in Nederland kon verwerven en dat zij geen Nederlands of Engels sprak. De rechtbank stelt vast dat [slachtoffer 1] dientengevolge in hoge mate afhankelijk was van [medeverdachte 1] die wel de Nederlandse taal sprak, al lange tijd in Nederland woonde en hier in tegenstelling tot [slachtoffer 1] huisvesting en inkomsten had. In het bijzonder voor inkomsten en huisvesting was [slachtoffer 1] afhankelijk van [medeverdachte 1] . Voorts constateert de rechtbank dat [slachtoffer 1] een schuld bij [medeverdachte 1] had in verband met het terugbetalen van het vliegticket, dat [medeverdachte 1] wanneer [slachtoffer 1] moest werken en dat [slachtoffer 1] de helft van haar verdiensten aan [medeverdachte 1] moest afstaan. Deze omstandigheden maken naar het oordeel van de rechtbank dat er sprake was van een situatie waarin zij geen andere reële keuze had dan in de prostitutie te gaan werken en dat haar situatie niet gelijk was aan de omstandigheden waarin een mondige prostitué(e) in Nederland pleegt te verkeren. [slachtoffer 1] verkeerde aldus in een uitbuitingssituatie en [medeverdachte 1] maakte daar misbruik van.
Vervolgens is de rechtbank van oordeel dat verdachte hiervan op de hoogte was.
Uit de verklaringen van verdachte blijkt dat hij wist dat [slachtoffer 1] uit een heel arm gebied in Brazilië kwam, dat zij geen Nederlands of Engels sprak, dat zij geen legaal inkomen in Nederland kon verwerven en dat zij in de illegale prostitutie werkte. Ook wist verdachte dat [medeverdachte 1] (escort)afspraken voor [slachtoffer 1] maakte en de prijzen bepaalde, dat [slachtoffer 1] de helft van haar inkomsten aan [medeverdachte 1] moest afstaan en dat [slachtoffer 1] hier chagrijnig over was. [36]
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat verdachte zich bewust was van de kwetsbare positie van [slachtoffer 1] en van de relevante feitelijke omstandigheden van [slachtoffer 1] waaruit het overwicht van zowel [medeverdachte 1] als verdachte voortvloeide. Door [slachtoffer 1] onder deze omstandigheden toch te huisvesten - en daarmee een werkplek te bieden -, foto's van [slachtoffer 1] te maken, te helpen met het opstellen van de seksadvertentie, de telefoon aan te nemen en zich hiervoor te laten betalen, heeft ook verdachte naar het oordeel van de rechtbank (opzettelijk) misbruik gemaakt van [slachtoffer 1] 's kwetsbare positie en het uit feitelijke omstandigheden voortvloeiende overwicht.
3. Uitbuiting en oogmerk van uitbuiting
Uit de wettekst van sub-onderdelen 1 en 6 van lid 1, artikel 237f Sr volgt dat voor bewezenverklaring van deze sub-onderdelen is vereist dat sprake is van (oogmerk van) uitbuiting. Uit de jurisprudentie [37] volgt dat de in de sub-onderdelen 3 en 4 omschreven gedragingen eveneens alleen strafbaar zijn indien zij zijn begaan onder omstandigheden waarbij uitbuiting kan worden verondersteld. Uitbuiting moet derhalve worden aangemerkt als een impliciet bestanddeel van deze sub-onderdelen.
Ten aanzien van de term uitbuiting overweegt de rechtbank als volgt. In lid 2 van artikel 237f Sr is bepaald dat onder uitbuiting in ieder geval uitbuiting in de prostitutie valt. De Hoge Raad [38] heeft ten aanzien van overige uitbuiting geoordeeld dat niet in algemene termen is te beantwoorden wanneer sprake is van uitbuiting en dat dit antwoord sterk is verweven met de omstandigheden van het geval. Hierbij komt in elk geval betekenis toe aan de aard en duur van de tewerkstelling, de beperkingen die zij voor de betrokkene meebrengt en het (economisch) voordeel dat daarmee door de tewerksteller wordt behaald.
De rechtbank is van oordeel dat bij de beantwoording van de vraag of sprake is van uitbuiting, ook als het gaat om gedwongen prostitutie, enige betekenis toekomt aan het (economisch) voordeel dat wordt behaald of beoogd. De rechtbank ziet het profiteren van de werkzaamheden van een ander als één van de wezenlijke elementen van uitbuiting. Gelet op de aard van het werk en de inbreuk op de lichamelijke integriteit kan ingeval van gedwongen prostitutie evenwel al bij een zeer gering behaald of beoogd (economisch) voordeel de conclusie worden getrokken dat sprake is van uitbuiting.
Ten aanzien van het oogmerk van uitbuiting overweegt de rechtbank dat hiervoor is vereist dat het handelen van verdachte, naar hij moet hebben beseft, als noodzakelijk en dus door hem gewild gevolg meebracht dat de ander werd of zou kunnen worden uitgebuit. [39]
Uit de bewijsmiddelen komt naar voren dat [slachtoffer 1] er met toepassing van dwangmiddelen toe is gebracht om zich te prostitueren. De aard van deze werkzaamheden maakt dat deze een grote - zo niet de grootst mogelijke - inbreuk op haar persoon en lichamelijke integriteit voor haar met zich meebracht. Bovendien was haar bewegingsvrijheid in die zin beperkt dat zij elk moment gebeld kon worden en beschikbaar moest blijven voor prostitutiewerkzaamheden. Ten aanzien van het door de verdachte behaalde economisch voordeel constateert de rechtbank dat [slachtoffer 1] toen ze in de woning van verdachte werkte eerst de helft van haar verdiensten aan [medeverdachte 1] moest geven, en vervolgens aan verdachte. Daarnaast moest [slachtoffer 1] per maand € 200,00 huur aan verdachte betalen.
Het op deze wijze financieel voordeel behalen uit werkzaamheden die door een ander in de prostitutie worden verricht, terwijl er sprake is van dwang, zoals de rechtbank hiervoor reeds heeft overwogen, leidt tot uitbuiting als bedoeld in artikel 273f Sr. Dat het voordeel van verdachte niet aanzienlijk was, staat naar het oordeel van de rechtbank niet in de weg aan de vaststelling van uitbuiting. Dat een deel van de opbrengsten van verdachte voortkwam uit de verhuur van een kamer die hij ook aan een andere huurder - niet zijnde een prostitué(e) - had kunnen verhuren, evenmin.
De rechtbank is derhalve van oordeel dat sprake was van uitbuiting van [slachtoffer 1] , door [medeverdachte 1] en verdachte.
Uit hetgeen hiervoor is overwogen vloeit voort dat [medeverdachte 1] heeft gehandeld me het oogmerk van uitbuiting. Dat ook verdachte het oogmerk van uitbuiting had, vloeit naar het oordeel van de rechtbank voort uit het feit dat verdachte wist dat [slachtoffer 1] zich in een uitbuitingssituatie bevond - zoals reeds overwogen bij de bespreking van de dwangmiddelen misbruik van een kwetsbare positie en misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht - en [slachtoffer 1] desondanks heeft gehuisvest, foto's van haar heeft gemaakt, escortafspraken voor haar heeft gemaakt en geld van haar heeft ontvangen.
4. Medeplegen
De rechtbank stelt voorop dat uit de jurisprudentie [40] blijkt dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezen verklaard indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking. Deze kwalificatie is slechts dan gerechtvaardigd als de bewezenverklaarde - intellectuele en/of materiële - bijdrage aan het delict van de verdachte van voldoende gewicht is. Bij de vorming van het oordeel dat sprake is van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking, kan rekening worden gehouden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte zelf een - naar het oordeel van de rechtbank wezenlijk - deel van de uitvoeringshandelingen heeft verricht zoals strafbaar gesteld in het kader van de in artikel 273f Sr, eerste lid, sub 1, 4, en 6 vermelde vormen van mensenhandel alsmede de in lid 1 sub 9 vermelde vorm van mensenhandel. Zo blijkt uit de vastgestelde feiten/bewijsmiddelen onder meer dat verdachte [slachtoffer 1] - tegen betaling - heeft gehuisvest en daarmee een werkplek geboden, erotische foto's van haar heeft gemaakt, heeft geholpen een seksadvertentie voor haar op te stellen en escortafspraken voor haar heeft gemaakt. Verdachte heeft deze uitvoeringshandelingen verricht, zich bewust zijnde van de kwetsbare positie van [slachtoffer 1] en het uit feitelijke omstandigheden voortvloeiende overwicht dat hij (en [medeverdachte 1] ) op [slachtoffer 1] had(den). Daarom kan, anders dan gesteld door de officier van justitie en de raadsman, de rol van verdachte niet worden aangemerkt als slechts die van medeplichtige, maar dient de verdachte naar het oordeel van de rechtbank als medepleger te worden beschouwd. Dat [slachtoffer 1] reeds (door [medeverdachte 1] ) werd uitgebuit toen verdachte haar leerde kennen, doet niet af aan de (latere) deelneming van verdachte.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank medeplegen van alle onder 1. primair en 2. subsidiair ten laste gelegde sub-onderdelen van mensenhandel ten aanzien van [slachtoffer 1] bewezen.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het onder 1. primair en 2. ten laste gelegde bewezen, met dien verstande dat:
1.
hij in de periode van 1 april 2012 tot 1 september 2012, te [pleegplaats 1] en elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, een ander, genaamd [slachtoffer 1] , roepnaam [slachtoffer 1]
A. (sub 1)
door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en door misbruik van een kwetsbare positie, heeft geworven, vervoerd en gehuisvest met het oogmerk van uitbuiting van [slachtoffer 1] en
B. (sub 4)
met een van de onder A. genoemde middelen, heeft bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten en
C. (sub 9)
een ander, te weten [slachtoffer 1] met een van de onder A. genoemde middelen, heeft bewogen verdachte en verdachtes mededader te bevoordelen uit de opbrengst van haar seksuele handelingen met of voor een derde
immers heeft verdachte tezamen en in vereniging met een ander:
- [slachtoffer 1] ondergebracht in zijn, verdachtes, woning in [pleegplaats 1] en
- topless foto's van [slachtoffer 1] gemaakt en een advertentie op de [website] geplaatst, waarin [slachtoffer 1] zich aanbood voor het verlenen van seksuele diensten tegen betaling en
- een gedeelte van het door [slachtoffer 1] verdiende geld door [slachtoffer 1] laten afstaan aan hem, verdachte, en diens mededader en
- afspraken met klanten voor prostitutie voor [slachtoffer 1] gemaakt,
terwijl [slachtoffer 1] de Nederlandse taal niet of onvoldoende beheerste en onbekend was in Nederland en bijna niemand in Nederland kende en niet over eigen huisvesting en inkomsten in Nederland beschikte en illegaal in Nederland verbleef en aldus bewerkstelligd dat [slachtoffer 1] van verdachte en diens mededader afhankelijk was;
2.
hij in de periode van 1 april 2012 tot 1 september 2012, te [pleegplaats 1] en elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de uitbuiting van een ander, te weten [slachtoffer 1] , roepnaam [slachtoffer 1] , immers heeft hij, verdachte tezamen en in vereniging met een ander:
- [slachtoffer 1] ondergebracht in zijn, verdachtes, woning in [pleegplaats 1] en
- topless foto's van [slachtoffer 1] gemaakt en een advertentie op de [website] geplaatst, waarin [slachtoffer 1] zich aanbood voor het verlenen van seksuele diensten tegen betaling en
- een gedeelte van het door [slachtoffer 1] verdiende geld door [slachtoffer 1] laten afstaan aan hem, verdachte, en diens mededader(s) en
- afspraken met klanten voor prostitutie voor [slachtoffer 1] gemaakt,
terwijl [slachtoffer 1] de Nederlandse taal niet of onvoldoende beheerste en onbekend was in Nederland en bijna niemand in Nederland kende en niet over eigen huisvesting en inkomsten in Nederland beschikte en illegaal in Nederland verbleef en aldus bewerkstelligd dat [slachtoffer 1] van verdachte en diens mededader afhankelijk was.
De verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
1. primair Mensenhandel, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde
personen, meermalen gepleegd.
2. Mensenhandel, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde
personen.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van hetgeen hij te bewijzen acht wordt veroordeeld tot een taakstraf van 180 uren subsidiair 90 dagen hechtenis.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft - voor het geval de rechtbank tot strafoplegging zal overgaan - betoogd dat de lange duur van de strafzaak dient te worden verdisconteerd in de hoogte van de straf.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting, het over hem opgemaakte reclasseringsrapport, het hem betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsman.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich gedurende een periode van vijf maanden samen met een ander meermalen schuldig gemaakt aan mensenhandel. Het slachtoffer, een jonge Braziliaanse vrouw, is daarbij onder het valse voorwendsel dat zij in Nederland zou kunnen gaan werken als manicure of oppas, bewogen om naar Nederland te komen. In Nederland werd zij door verdachte en zijn medeverdachte gehuisvest, werd haar verteld dat er geen werk als manicure of oppas voor haar te vinden was.
Hierdoor, en door het feit dat het slachtoffer zich in Nederland in een situatie bevond waarin zij om meerdere redenen afhankelijk was van verdachte en de medeverdachte, is zij ertoe gebracht werkzaamheden in de prostitutie te verrichten. Zij kon daarbij niet voorkomen dat zij (een deel van) de verdiensten daaruit aan verdachte en de medeverdachte moest afstaan.
Verder heeft verdachte opzettelijk voordeel getrokken uit deze seksuele uitbuiting.
Dit zijn ernstige strafbare feiten. Mensenhandel waarbij het slachtoffer in de prostitutie wordt gebracht, is een vergaande vorm van uitbuiting waarbij de lichamelijke en geestelijke integriteit van het slachtoffer ondergeschikt worden gemaakt aan de zucht naar geldelijk gewin van de uitbuiter. De psychische gevolgen van dergelijke uitbuiting kunnen voor een slachtoffer, zo is algemeen bekend, groot zijn.
De rechtbank heeft in aanmerking genomen dat verdachte, blijkens het hem betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, niet eerder voor strafbare feiten is veroordeeld.
Hoewel voor dergelijke feiten doorgaans onvoorwaardelijke gevangenisstraffen worden opgelegd, acht de rechtbank dat in deze zaak gelet op de persoonlijke omstandigheden van verdachte en het tijdsverloop sinds de bewezenverklaarde feiten een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf niet opportuun.
De rechtbank zal - alles in overweging nemende - een taakstraf opleggen als gevorderd door de officier van justitie. Om de ernst van de feiten uit te drukken en om te voorkomen dat verdachte zich wederom aan strafbare feiten schuldig zal maken zal de rechtbank tevens een voorwaardelijke gevangenisstraf van na te noemen duur opleggen met daaraan verbonden een proeftijd van 3 jaren.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57 en 273f van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT:

Verklaart het onder 1. primair en 2. ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

Een taakstraf, bestaande uit het verrichten van 180 uren onbetaalde arbeid.

Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 90 dagen zal worden toegepast.
Beveelt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf geheel in mindering zal worden gebracht naar de maatstaf van 2 uren per dag inverzekeringstelling/voorlopige hechtenis.

Een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden.

Bepaalt, dat deze gevangenisstraf
nietzal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op drie jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H.M. Dölle, voorzitter, mr. B.I. Klaassens en mr. M.B. de Wit, rechters, bijgestaan door W. Brandsma en mr. C.L. van der Woude, griffiers, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 19 december 2016.
Mr. Klaassens en Brandsma zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 1] d.d. 12 juni 2012, pagina 2583 e.v., map 6.
2.Het proces-verbaal van verhoor van [slachtoffer 2] d.d. 26 november 2013, pagina 2883 e.v., map 7.
3.Het proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte 1] d.d. 5 februari 2014, pagina 1690 e.v., map 4.
4.Het proces-verbaal van verhoor van [slachtoffer 2] d.d. 26 november 2013, pagina 2883 e.v., map 7.
5.Het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 1] d.d. 12 juni 2012, pagina 2583 e.v., map 6.
6.Het proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte 2] d.d. 18 augustus 2013, pagina 1818 e.v., map 4.
7.Het proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte 1] d.d. 5 februari 2014, pagina 1690 e.v., map 4.
8.Het proces-verbaal van verhoor van [slachtoffer 1] d.d. 30 november 2012, pagina 2594 e.v., map 6.
9.Het proces-verbaal van verhoor van [slachtoffer 1] d.d. 30 november 2012, pagina 2594 e.v., map 6.
10.Het proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte 2] d.d. 14 september 2013, pagina 1877 e.v., map 4.
11.Het proces-verbaal van verhoor van [slachtoffer 1] d.d. 4 december 2012, pagina 2601 e.v., map 6.
12.Het proces-verbaal van verhoor van [slachtoffer 1] door de rechter-commissaris d.d. 30 april 2015.
13.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 16 maart 2013, pagina 757 e.v., map 2.
14.Het proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte 1] d.d. 5 februari 2014, pagina 1690 e.v., map 4.
15.Het proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte 3] d.d. 14 februari 2013, pagina 2804 e.v., map 7.
16.Het proces-verbaal van verhoor van [slachtoffer 1] d.d. 4 december 2012, pagina 2601 e.v., map 6.
17.Een Nederlandse vertaling van het proces-verbaal van verhoor van [getuige] d.d. 21 november 2012 afgenomen door de Duitse politie, pagina 2755 e.v., map 6.
18.Het proces-verbaal van verhoor van [getuige] bij de rechter-commissaris d.d. 28 november 2014.
19.Het proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte 5] d.d. 19 augustus 2013, pagina 1994 e.v., map 4.
20.Het proces-verbaal van verhoor van [slachtoffer 1] d.d. 5 december 2012, pagina 2613 e.v., map 6.
21.Het proces-verbaal van verhoor van [slachtoffer 2] bij de rechter-commissaris d.d. 27 april 2015.
22.Het proces-verbaal vermissing identiteitsbewijs d.d. 16 februari 2012, pagina 2628 e.v., map 6.
23.Het proces-verbaal van verhoor van [slachtoffer 1] d.d. 4 december 2012, pagina 2601 e.v., map 6.
24.Het proces-verbaal van verhoor van [slachtoffer 1] d.d. 5 december 2012, pagina 2613 e.v., map 6.
25.Het proces-verbaal van verhoor van [verdachte] d.d. 9 oktober 2013, pagina 2094 e.v., map 4.
26.Het proces-verbaal van verhoor van [slachtoffer 1] d.d. 13 december 2012, pagina 2632 e.v., map 6.
27.Het proces-verbaal van verhoor van [verdachte] d.d. 8 oktober 2013, pagina 2068 e.v., map 4.
28.Het proces-verbaal van verhoor van [slachtoffer 1] d.d. 13 december 2012, pagina 2632 e.v., map 6.
29.Het proces-verbaal van verhoor van [slachtoffer 1] d.d. 13 december 2012, pagina 2632 e.v., map 6.
30.Het proces-verbaal van verhoor van [slachtoffer 1] bij de rechter-commissaris d.d. 30 april 2013.
31.Het proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte 1] d.d. 6 februari 2014, pagina 1707 e.v., map 4.
32.Het proces-verbaal van verhoor van [slachtoffer 2] d.d. 26 november 2013, pagina 2883 e.v., map 7.
33.Het proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte 2] d.d. 14 september 2013, pagina 1877 e.v., map 4.
34.Kamerstukken II 1988-1989, 21 027, nr. 5, p. 3 e.v.
35.HR 5 februari 2002, LJN AD5235, NJ 2002, 546, HR 27 oktober 2009, ECLI:NL:HR:2009:BI7099.
36.Het proces-verbaal van verhoor van [verdachte] d.d. 8 oktober 2013, pagina 2068 e.v., map 4.
37.HR 24 november 2015, ECLI:NL:HR:2015:3309, HR 5 april 2016, ECLI:NL:HR:2016:554.
38.HR 27 oktober 2009, LJN BI7097.
39.HR 27 oktober 2009, ECLI:NL:HR:2009:BI7099 (Chinese Horeca).
40.HR 2 december 2014, ECLI:NL:HR:2014:3474, NJ 2015/390.