ECLI:NL:RBNNE:2016:5569

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
19 december 2016
Publicatiedatum
20 december 2016
Zaaknummer
18-730127-14
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in mensenhandelzaak wegens gebrek aan bewijs van uitbuiting

Op 19 december 2016 heeft de Rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden, uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 37-jarige man uit Grou, die werd beschuldigd van mensenhandel en medeplichtigheid aan mensenhandel. De rechtbank sprak de verdachte vrij, omdat niet wettig en overtuigend bewezen kon worden dat het slachtoffer door hem was gedwongen of ertoe was bewogen prostitutiewerkzaamheden te verrichten en haar verdiensten af te staan. De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van het slachtoffer niet voldoende bewijs boden voor de tenlastelegging van mensenhandel. De verdachte had het slachtoffer van Schiphol opgehaald en naar zijn woning gebracht, maar er was onvoldoende bewijs dat hij op de hoogte was van de uitbuitingssituatie waarin het slachtoffer zich bevond. De rechtbank concludeerde dat de verdachte niet had samengewerkt met de medeverdachte op een manier die als medeplegen kon worden aangemerkt. De rechtbank oordeelde dat er geen bewijs was voor opzet op uitbuiting en sprak de verdachte integraal vrij van de ten laste gelegde feiten. Tevens werd de benadeelde partij, het slachtoffer, niet ontvankelijk verklaard in haar vordering tot schadevergoeding, omdat het feit waaruit de schade zou zijn ontstaan niet bewezen was.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 18/730127-14
vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 19 december 2016 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonadres] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
14, 15 en 17 november 2016 en 5 december 2016.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. B.P.M. Canoy, advocaat te Leeuwarden.
Het openbaar ministerie werd ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. H.J. Mous.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 19 juni 2013 tot en met 12 september 2013,
op diverse plaatsen in Nederland (onder meer te [pleegplaats 1] en/of [pleegplaats 2]
en/of [pleegplaats 3] ) en in Brazilië, tezamen en in vereniging met een ander of anderen,
althans alleen,
een ander, genaamd [slachtoffer] (roepnaam [slachtoffer] )
A. (sub 1) door misleiding en/of door misbruik van uit feitelijke omstandigheden
voortvloeiend overwicht en/of door misbruik van een kwetsbare positie, heeft
geworven, vervoerd, overgebracht, gehuisvest of opgenomen, met het oogmerk van
uitbuiting van [slachtoffer]
en/of
B. (sub 3) heeft aangeworven en/of meegenomen en/of ontvoerd met het oogmerk [slachtoffer]
in een ander land ertoe te brengen zich beschikbaar te stellen tot het
verrichten van seksuele handelingen met of voor een derde tegen betaling
en/of
C. (sub 4) met een van de onder A. genoemde middelen, heeft gedwongen of bewogen zich
beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten dan wel onder
een of meer van de onder A. genoemde omstandigheden enige handelingen heeft
ondernomen waarvan verdachte en/of verdachtes mededader(s) wist(en) of
redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat [slachtoffer] zich daardoor
beschikbaar stelde tot het verrichten van arbeid of diensten (van seksuele aard)
en/of
D. (sub 9) een ander, te weten [slachtoffer] met een van de onder A. genoemde
middelen, heeft gedwongen dan wel heeft bewogen verdachte en/of verdachtes
mededader(s) te bevoordelen uit de opbrengst van haar seksuele handelingen met
of voor een derde
immers heeft verdachte tezamen en in vereniging met een ander of anderen,
althans alleen:
- [slachtoffer] opgehaald vanaf Schiphol en/of onderbracht in (een)
woning(en) in [pleegplaats 2] en/of [pleegplaats 3] en/of
- tegen [slachtoffer] gezegd dat zij in de prostitutie moest werken om het
geld voor het vliegticket terug te betalen en/of als [slachtoffer] erover
zou praten, dat ze dan dood zou zijn en/of dat [slachtoffer] maar beter
mee kon werken, omdat zij een dochter had en/of
- het paspoort van [slachtoffer] afgepakt en/of laten afstaan en/of
- ( een) foto('s) van [slachtoffer] gemaakt en/of (een)
(seks)advertentie(s) geplaatst, waarin [slachtoffer] zich aanbood voor
het verlenen van seksuele diensten en/of
- afspraken met klanten voor prostitutie voor [slachtoffer] gemaakt
en/of [slachtoffer] naar klanten voor prostitutie gebracht en/of
- een (gedeelte) van het door die [slachtoffer] verdiende geld ingenomen
en/of door die [slachtoffer] laten afstaan aan hem, verdachte, en/of diens
mededader(s),
terwijl [slachtoffer] de Nederlandse taal niet of onvoldoende sprak/beheerste
en/of onbekend was in Nederland en/of (bijna) niemand in Nederland kende en/of
niet over eigen huisvesting en/of inkomsten in Nederland beschikte en/of illegaal
in Nederland verbleef en/of/aldus bewerkstelligd dat [slachtoffer] van hem,
verdachte, en/of diens mededader(s) afhankelijk was;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
[medeverdachte] in of omstreeks de periode van 19 juni 2013 tot en
met 12 september 2013, op diverse plaatsen in Nederland (onder meer te [pleegplaats 1]
en/of [pleegplaats 2] en/of [pleegplaats 3] ) en in Brazilië, tezamen en in vereniging met een ander
of anderen, althans alleen, een ander, genaamd [slachtoffer] (roepnaam [slachtoffer] )
A. (sub 1) door misleiding en/of door misbruik van uit feitelijke omstandigheden
voortvloeiend overwicht en/of door misbruik van een kwetsbare positie, heeft
geworven, vervoerd, overgebracht, gehuisvest of opgenomen, met het oogmerk van
uitbuiting van die [slachtoffer]
en/of
B. (sub 3) heeft aangeworven en/of meegenomen en/of ontvoerd met het oogmerk die
[slachtoffer] in een ander land ertoe te brengen zich beschikbaar te stellen tot het
verrichten van seksuele handelingen met of voor een derde tegen betaling
en/of
C. (sub 4) met een van de onder A. genoemde middelen, heeft gedwongen of bewogen
zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten dan wel onder
een of meer van de onder A. genoemde omstandigheden enige handelingen heeft
ondernomen waarvan die [medeverdachte] en/of diens mededader(s) wist(en) of
redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat [slachtoffer] zich daardoor
beschikbaar stelde tot het verrichten van arbeid of diensten (van seksuele aard)
en/of
D. (sub 9) een ander, te weten [slachtoffer] met een van de onder A. genoemde
middelen, heeft gedwongen dan wel heeft bewogen die [medeverdachte] en/of
diens mededader(s) te bevoordelen uit de opbrengst van haar seksuele
handelingen met of voor een derde
immers heeft [medeverdachte] tezamen en in vereniging met een ander of
anderen, althans alleen:
- [slachtoffer] opgehaald vanaf Schiphol en/of onderbracht in (een)
woning(en) in [pleegplaats 2] en/of [pleegplaats 3] en/of
- tegen [slachtoffer] gezegd dat zij in de prostitutie moest werken om het geld
voor het vliegticket terug te betalen en/of als [slachtoffer] erover zou praten,
dat ze dan dood zou zijn en/of dat [slachtoffer] maar beter mee kon werken,
omdat zij een dochter had en/of
- het paspoort van [slachtoffer] afgepakt en/of laten afstaan en/of
- ( een) foto('s) van [slachtoffer] gemaakt en/of (een) (seks)advertentie(s)
geplaatst, waarin [slachtoffer] zich aanbood voor het verlenen van seksuele
diensten en/of
- afspraken met klanten voor prostitutie voor [slachtoffer] gemaakt en/of
[slachtoffer] naar klanten voor prostitutie gebracht en/of
- een (gedeelte) van het door [slachtoffer] verdiende geld ingenomen en/of
door [slachtoffer] laten afstaan
terwijl [slachtoffer] de Nederlandse taal niet of onvoldoende sprak/beheerste
en/of onbekend was in Nederland en/of (bijna) niemand in Nederland kende en/of
niet over eigen huisvesting en/of inkomsten in Nederland beschikte en/of illegaal
in Nederland verbleef en/of/aldus bewerkstelligd dat [slachtoffer] van [medeverdachte] en/of diens mededader(s) afhankelijk was,
tot en/of bij het plegen van welk misdrijf hij, verdachte, in of omstreeks de periode van 19 juni 2013 tot en met 12 september 2013 te [pleegplaats 1] en/of te [pleegplaats 2] en/of te [pleegplaats 3] en/of te [pleegplaats 4] en/of elders in Nederland opzettelijk gelegenheid heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest door:
- die [slachtoffer] op te halen vanaf Schiphol en/of
- die [slachtoffer] naar klanten voor prostitutie te brengen en/of
- zijn woning ter beschikking te stellen ten behoeve van onderdak en/of prostitutiewerkzaamheden van [slachtoffer] ;
2.
hij in of omstreeks de periode van 19 juni 2013 tot en met 12 september 2013,
op diverse plaatsen in Nederland (onder meer te [pleegplaats 1] en/of [pleegplaats 2]
en/of [pleegplaats 3] ), tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de uitbuiting van een ander, te weten
[slachtoffer] (roepnaam [slachtoffer] ), immers heeft verdachte tezamen en in
vereniging met een ander of anderen, althans alleen:
- [slachtoffer] opgehaald vanaf Schiphol en/of onderbracht in (een)
woning(en) in [pleegplaats 2] en/of [pleegplaats 3] en/of
- tegen [slachtoffer] gezegd dat zij in de prostitutie moest werken om het
geld voor het vliegticket terug te betalen en/of als [slachtoffer] erover zou
praten, dat ze dan dood zou zijn en/of dat [slachtoffer] maar beter mee kon
werken, omdat zij een dochter had en/of
- het paspoort van [slachtoffer] afgepakt en/of laten afstaan en/of
- ( een) foto('s) van [slachtoffer] gemaakt en/of (een)
(seks)advertentie(s) geplaatst, waarin [slachtoffer] zich aanbood voor het
verlenen van seksuele diensten en/of
- afspraken met klanten voor prostitutie voor [slachtoffer] gemaakt en/of die
[slachtoffer] naar klanten voor prostitutie gebracht en/of
- een (gedeelte) van het door [slachtoffer] verdiende geld ingenomen en/of
ontvangen en/of door [slachtoffer] laten afstaan aan hem, verdachte, en/of
diens mededader(s),
terwijl [slachtoffer] de Nederlandse taal niet of onvoldoende sprak/beheerste
en/of onbekend was in Nederland en/of (bijna) niemand in Nederland kende en/of
niet over eigen huisvesting en/of inkomsten in Nederland beschikte en/of illegaal
in Nederland verbleef en/of/aldus bewerkstelligd dat [slachtoffer] van hem,
verdachte, en/of diens mededader(s) afhankelijk was.

Beoordeling van het bewijs

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 1. primair en onder 2. ten laste gelegde medeplegen van mensenhandel (lid 1, sub 1, 3, 4, 6 en 9 van artikel 273f van het Wetboek van Strafrecht, hierna Sr), maar dat de onder 1. subsidiair ten laste gelegde medeplichtigheid aan de uitbuiting van [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer] ) als bedoeld in sub-onderdeel 1 van artikel 273f Sr wel bewezen kan worden.
Hiertoe heeft de officier van justitie het volgende aangevoerd.
De verklaringen van [slachtoffer] zijn betrouwbaar en bruikbaar voor het bewijs, want deze zijn innerlijk consistent en worden ondersteund door onder meer de verklaringen van verdachte, [getuige 1] (hierna: [getuige 1] ) en [getuige 2] . Uit de bewijsmiddelen kan duidelijk worden opgemaakt dat sprake is van omstandigheden van seksuele uitbuiting waarbij door misleiding en misbruik van een uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht is gehandeld ten opzichte van [slachtoffer] .
Uit de bewijsmiddelen kan niet worden afgeleid dat verdachte dusdanig nauw, volledig en bewust met [medeverdachte] (hierna: [medeverdachte] ) heeft samengewerkt dat sprake is van medeplegen van mensenhandel ten opzichte van [slachtoffer] zoals ten laste gelegd onder 1. primair. Verdachte was weliswaar op de hoogte van de werkzaamheden van [medeverdachte] , maar heeft geen aandeel gehad in het naar Nederland halen van [slachtoffer] . Op het moment dat [slachtoffer] in Nederland was, ontstond het strafrechtelijk aandeel van verdachte doordat hij meeging in de verzoeken die [medeverdachte] hem deed. Dit is - gelet op de verschillende factoren die de Hoge Raad noemt voor bepalen van grens tussen medeplegen en medeplichtigheid - onvoldoende om te kunnen spreken van medeplegen. Verdachte heeft een vergoeding ontvangen voor het ter beschikking stellen van zijn woning, maar heeft niet dusdanig gedeeld in de opbrengsten dat sprake is van medeplegen
Enkel medeplichtigheid ten aanzien van sub-onderdeel 1 is te bewijzen. Verdachte wist waar [medeverdachte] zich mee bezig hield; hij heeft haar leren kennen in de prostitutiewereld. Hij wist dat er klanten bij hem thuis kwamen en dat [slachtoffer] niet zo vrij was als hij zegt. Verdachte had zicht op de omstandigheden waaronder [slachtoffer] in Nederland verbleef (illegaal, niet bekend met de Nederlandse taal, zonder verblijfsvergunning en paspoort) en wist dat zij in de prostitutie zou gaan werken. Verdachte heeft zijn woning desondanks aan [slachtoffer] en [medeverdachte] beschikbaar gesteld en heeft daarbij bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat sprake was van seksuele uitbuiting waarbij [slachtoffer] was misleid door [medeverdachte] . Er is sprake van dubbel opzet: voorwaardelijke opzet op de mensenhandel en opzet op het ter beschikking stellen van de woning en derhalve kan medeplichtigheid aan mensenhandel voor de sub-onderdeel 1 worden bewezen. Voor de overige sub-onderdelen alsmede het onder 2. ten laste gelegde voordeeltrekken is onvoldoende bewijs.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte integraal moet worden vrijgesproken van het onder 1. en 2. ten laste gelegde. Hij heeft daartoe het volgende aangevoerd. [slachtoffer] heeft een hele korte periode in de woning van verdachte verbleven en verdachte heeft [slachtoffer] wel eens weggebracht en opgehaald. Verdachte wist echter niet dat [slachtoffer] in de prostitutie werkzaam was en kon evenmin weten of vermoeden dat sprake was van uitbuiting van [slachtoffer] .
Opzet, al dan niet in voorwaardelijke vorm, op het gronddelict mensenhandel kan derhalve niet bewezen worden, hetgeen betekent dat medeplegen noch medeplichtigheid aan mensenhandel bewezen kan worden.
Het oordeel van de rechtbank
Vaststelling van de feiten
De rechtbank stelt op basis van de verklaringen van [slachtoffer] , [medeverdachte] en verdachte de volgende gang van zaken vast. Verdachte heeft [slachtoffer] - op verzoek van zijn toenmalige partner [medeverdachte] - opgehaald van Schiphol en naar [pleegplaats 3] gebracht. [slachtoffer] betaalde hem hiervoor € 30,00. [slachtoffer] verbleef samen met [medeverdachte] een aantal dagen in de woning van verdachte aan [adres] in [pleegplaats 3] . Hiervoor ontving verdachte geen vergoeding.
[medeverdachte] maakte een seksadvertentie aan voor [slachtoffer] , nam de telefoon op als er door potentiële klanten voor [slachtoffer] werd gebeld en maakte escortafspraken voor [slachtoffer] . Verdachte heeft [slachtoffer] enkele keren naar afspraken gebracht en nadien opgehaald.
Verdachte heeft verklaard dat hij niet wist dat [slachtoffer] escortwerkzaamheden verrichtte en dat hij dan ook niet wist dat hij haar naar escortafspraken bracht. De rechtbank stelt op basis van de verklaringen van [slachtoffer] en [getuige 1] vast dat verdachte wel degelijk wist dat hij [slachtoffer] naar escortafspraken bracht. Dat verdachte hiervoor betaald kreeg, is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende gebleken.
Beoordeling van medeplegen van of medeplichtigheid aan de ten laste gelegde vormen van mensenhandel
Uit de wettekst van sub-onderdelen 1 en 6 van lid 1, artikel 237f Sr volgt dat voor bewezenverklaring van deze sub-onderdelen is vereist dat sprake is van (oogmerk van) uitbuiting. Uit de jurisprudentie [1] volgt dat de in de sub-onderdelen 3 en 4 omschreven gedragingen eveneens alleen strafbaar zijn indien zij zijn begaan onder omstandigheden waarbij uitbuiting kan worden verondersteld. Uitbuiting moet derhalve worden aangemerkt als een impliciet bestanddeel van deze sub-onderdelen.
Ten aanzien van de term uitbuiting overweegt de rechtbank als volgt. In lid 2 van artikel 237f Sr is bepaald dat onder uitbuiting in ieder geval uitbuiting in de prostitutie valt. De Hoge Raad [2] heeft inzake overige arbeidsuitbuiting geoordeeld dat niet in algemene termen is te beantwoorden wanneer sprake is van uitbuiting en dat dit antwoord sterk is verweven met de omstandigheden van het geval. Hierbij komt in elk geval betekenis toe aan de aard en duur van de tewerkstelling, de beperkingen die zij voor de betrokkene meebrengt en het (economisch) voordeel dat daarmee door de tewerksteller wordt behaald.
De rechtbank is van oordeel dat bij de beantwoording van de vraag of sprake is van uitbuiting, ook als het gaat om gedwongen prostitutie, enige betekenis toekomt aan het (economisch) voordeel dat door de (mede)verdachte wordt behaald of beoogd. De rechtbank ziet het profiteren van de werkzaamheden van een ander als één van de wezenlijke elementen van uitbuiting. Gelet op de aard van het werk en de inbreuk op de lichamelijke integriteit kan ingeval van gedwongen prostitutie evenwel al bij een zeer gering behaald of beoogd (economisch) voordeel de conclusie worden getrokken dat sprake is van uitbuiting.
Ten aanzien van het oogmerk van uitbuiting overweegt de rechtbank dat hiervoor is vereist dat het handelen van verdachte, naar hij moet hebben beseft, als noodzakelijk en dus door hem gewild gevolg meebracht dat de ander werd of zou kunnen worden uitgebuit. [3]
De rechtbank overweegt dat indien uitgegaan zou worden van de verklaringen van [slachtoffer] en [getuige 1] , daaruit kan volgen dat [slachtoffer] in de tenlastegelegde periode door [medeverdachte] door toepassing van dwangmiddelen (misbruik van een kwetsbare positie en misbruik van uit feitelijk overwicht voortvloeiende verhoudingen) is gedwongen in de prostitutie te werken en een (groot) deel van haar verdiensten af te staan. Naar het oordeel van de rechtbank kan echter op basis van die verklaringen niet worden vastgesteld en is ook overigens niet gebleken dat verdachte toen hij [slachtoffer] van Schiphol haalde enige vorm van wetenschap had van de mogelijke uitbuitingssituatie en (beoogde) uitbuiting en evenmin dat hij daarvan op de hoogte was toen hij haar huisvestte en vervoerde van en naar escortafspraken. Voorts kan niet worden vastgesteld dat verdachte geld heeft ontvangen voor de huisvesting en het vervoeren naar de escortafspraken.
Het voorgaande brengt met zich mee dat oogmerk van uitbuiting, noch (voorwaardelijk) opzet op uitbuiting bewezen kan worden en dat derhalve medeplegen van of medeplichtigheid aan de sub-onderdelen 1, 3, 4, 6 en 9 ten laste gelegde vormen van mensenhandel niet bewezen kan worden. De rechtbank zal verdachte hiervan vrijspreken.
Dit brengt met zich mee dat de rechtbank verdachte integraal zal vrijspreken van het onder 1. en 2. ten laste gelegde.

Benadeelde partij

[slachtoffer] heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door haar geleden schade ten gevolge van het aan verdachte onder 1. en 2. ten laste gelegde feit alsmede de gronden waarop deze berust.
De rechtbank acht het feit waaruit de schade zou zijn ontstaan niet bewezen. De benadeelde partij zal niet ontvankelijk worden verklaard in de vordering en kan de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.

DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT:

Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte onder 1. primair en subsidiair en onder 2. is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer] in haar vordering niet ontvankelijk is en dat deze vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H.M. Dölle, voorzitter, mr. B.I. Klaassens en mr. M.B. de Wit, rechters, bijgestaan door W. Brandsma en mr. C.L. van der Woude, griffiers, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 19 december 2016.
Mr. Klaassens en Brandsma zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.HR 24 november 2015, ECLI:NL:HR:2015:3309, HR 5 april 2016, ECLI:NL:HR:2016:554.
2.HR 27 oktober 2009, ECLI:NL:HR:BI7099 (Chinese Horeca).
3.HR 27 oktober 2009, ECLI:NL:HR:2009:BI7099.