Uitspraak
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
[eiseres] , te [woonplaats] , eiser
de inspecteur van de Belastingdienst/kantoor Leeuwarden, verweerder
Procesverloop
Overwegingen
.De rechtbank neemt de volgende, door partijen niet betwiste, feiten als vaststaand aan.
"2.7Auteurswerkzaamheden
“Vrijstellingen
[Rechtbank:] Het bedrag aan royalty's voor 2008 bedraagt volgens de brief van verweerder van 14 november 2013 € 4.803 (€ 90 minder), maar de rechtbank stelt vast dat gelet op de totaaltelling de facto het hierboven weergegeven bedrag van € 4.893 is bijgeteld (zie 1.14).
de stichtingals derde aan wie het auteursrecht wordt overgedragen, maar tussen de auteur dan wel de stichting enerzijds en
de redactie of de uitgeveranderzijds. In de tweede plaats kan uit de overeenkomsten slechts worden afgeleid dat hetzij de auteur, hetzij de stichting aan de redactie of uitgever toestemming geeft om een bepaald werk te exploiteren, en/of dat deze aan de redactie of uitgever de opdracht geeft om het daarmee samenhangende honorarium aan de stichting over te maken. Daaruit volgt niet of en in hoeverre eisers auteursrecht als zodanig is overgedragen aan de stichting. De overeenkomsten die zien op werken waaraan door de andere bestuursleden is bijgedragen, of op andere jaren dan hier in geschil zijn (zie de bijlagen 10 en 11 bij de brief van eiser van 8 februari 2016), werpen naar het oordeel van de rechtbank geen ander licht op het voorgaande. Het auteursrecht is naar het oordeel van de rechtbank dus achtergebleven bij eiser zelf.
nadatis vastgesteld dat er een voordeel is behaald. Voor de vraag òf een bron van inkomen aanwezig is, komt dus louter belang toe aan de werkelijke uitgaven van eiser. Wettelijke ficties en beperkingen spelen pas een rol nadat is komen vast te staan dat een bron van inkomen bestaat (vgl. Hof 's-Hertogenbosch 19 september 2008, ECLI:NL:GHSHE:2008:BG5743).
Beslissing
- verklaart de beroepen inzake de navorderingsaanslagen IB/PVV 2008 en 2009 ongegrond;
- verklaart de beroepen inzake de aanslagen IB/PVV 2010 en 2011 gegrond;
- vernietigt de uitspraken op bezwaar die zien op de aanslagen IB/PVV voor de jaren 2010 en 2011;
- vermindert de aanslag IB/PVV 2010 tot een aanslag berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 78.243;
- vermindert de aanslag IB/PVV 2011 tot een aanslag berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 77.614;
- vermindert de met de aanslagen IB/PVV 2010 en 2011 verband houdende beschikkingen heffingsrente dienovereenkomstig;
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde uitspraken op bezwaar;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van in totaal € 90 aan eiser te vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.976.