In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 20 juli 2016 een beschikking gegeven inzake de contactregeling tussen een vader en zijn minderjarige dochter. Ondanks eerdere uitspraken van de rechtbank, waarin contactregelingen en hulpverlening zijn vastgesteld, heeft er nog steeds geen contact plaatsgevonden tussen de vader en de minderjarige. De moeder weigert elke medewerking aan contact tussen de vader en het kind. De rechtbank heeft, tegen het advies van de Raad voor de Kinderbescherming in, besloten een contactregeling vast te stellen met een dwangsom voor de moeder bij niet-naleving.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de minderjarige, geboren op 23 december 2005, onder toezicht is gesteld en dat er zorgen zijn over de negatieve invloed van de strijd tussen de ouders op haar ontwikkeling. De Raad heeft geadviseerd om het verzoek tot contact tussen de vader en de minderjarige af te wijzen, maar de rechtbank oordeelt dat het recht op omgang van de vader met zijn dochter prevaleert. De rechtbank heeft besloten dat de ouders zich moeten aanmelden bij het Omgangscentrum Drenthe voor een begeleide omgangsregeling, waarbij de vader en de minderjarige minimaal één keer per maand contact zullen hebben.
De rechtbank heeft ook een dwangsom opgelegd aan de moeder voor het geval zij niet meewerkt aan de contactregeling. De rechtbank benadrukt dat het belang van het kind voorop staat en dat de moeder haar verplichtingen moet nakomen om het contact tussen de vader en de minderjarige te bevorderen. De zaak is aangehouden om de bevindingen van het Omgangscentrum af te wachten, en de Raad voor de Kinderbescherming is verzocht om advies te geven over de voortgang van de situatie.