ECLI:NL:RBNNE:2016:2918

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
14 april 2016
Publicatiedatum
21 juni 2016
Zaaknummer
18/652478-08
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opleiding van verdachte tot oplichting en witwassen via internetverkoop

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 14 april 2016 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van meermalen oplichting en het maken van een gewoonte van witwassen. De verdachte heeft zich gedurende een periode van meer dan een jaar schuldig gemaakt aan oplichting via de website Marktplaats.nl, waarbij hij zich voordeed als bonafide verkoper van computergeheugen. Hij heeft in totaal 27 slachtoffers opgelicht door hen te bewegen tot betaling voor goederen die hij nooit heeft geleverd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte gebruik heeft gemaakt van valse namen en hoedanigheden om het vertrouwen van de slachtoffers te winnen. Daarnaast heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan witwassen door de ontvangen bedragen te gebruiken voor zijn levensonderhoud. De rechtbank heeft de ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in de vervolging vastgesteld, ondanks de overschrijding van de redelijke termijn. De verdachte is veroordeeld tot een voorwaardelijke werkstraf van 100 uur, met een proeftijd van 1 jaar. Tevens zijn er schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde partijen, die door de verdachte moeten worden vergoed. De rechtbank heeft de vorderingen van de benadeelde partijen, die schade hebben geleden door de oplichtingspraktijken van de verdachte, grotendeels toegewezen, met uitzondering van enkele vorderingen die niet voldoende onderbouwd waren.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Groningen
parketnummer 18/652478-08
vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 14 april 2016 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1970 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] , [woonadres] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
31 maart 2016.
Verdachte is niet verschenen; wel is verschenen mr. E.J. Kuiters, advocaat te Leeuwarden, die verklaard heeft uitdrukkelijk tot de verdediging te zijn gemachtigd. Het openbaar ministerie werd ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. B. van den Burg.

Ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in de vervolging

De officier van justitie heeft bij dagvaarding voor de terechtzitting van 10 februari 2014 een tenlastelegging uitgebracht ten aanzien van de feiten onder bovengenoemd parketnummer die anders luidt dan de door de politierechter op 15 oktober 2009 gewijzigde tenlastelegging, welke wijziging inmiddels door het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden is bekrachtigd bij arrest d.d. 5 september 2013 en op grond waarvan het onderzoek in de zaak reeds was aangevangen. De officier van justitie heeft ter terechtzitting aangegeven dat de dagvaarding d.d. 10 februari 2014 ten onrechte is uitgebracht en dat zij op basis van de daarin opgenomen tenlastelegging geen vervolging wenst. Gelet daarop zal de rechtbank het openbaar ministerie in de op basis van die dagvaarding aangevangen vervolging niet-ontvankelijk verklaren.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
A.
hij in of omstreeks de periode van 01 oktober 2006 tot en met 30 september 2007, in het
arrondissement Groningen en/of Drenthe, in elk geval in Nederland (via het internet),
meerdere malen, althans eenmaal, (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of
anderen, althans alleen, (telkens) met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en)
wederrechtelijk te bevoordelen (telkens) door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, een of meer van de hieronder genoemde, perso(o)n(en) heeft/hebben bewogen tot de afgifte van een geldbedrag, in elk geval van enig goed, hebbende verdachte en/of zijn mededader toen aldaar (telkens) met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid zich in advertenties op het internet via de site www.marktplaats.nl, voorgedaan als bona fide verkoper(s) van computergeheugen en/of zich voorgedaan als [naam] en/of [naam] en/of [naam] , waarna bij reactie van bieders/koper(s) aan hen werd verzocht het verschuldigde overeengekomen aankoopbedrag over te maken op zijn en/of verdachtes mededader’s (post)bankrekening, waarna levering van het gekochte computergeheugen zou plaatsvinden, (zulks terwijl verdachte en/of zijn mededader niet op enig moment daadwerkelijk beschikking heeft en/of hebben gehad over die geheugenmodules welke door hem en/of hen in advertenties op www.marktplaats.nl te koop werden aangeboden en verkocht) waardoor die perso(o)n(en) (telkens) werd bewogen tot bovenomschreven afgifte, te weten:
- [slachtoffer 1] , 35 euro, 655019-07 aangifte pagina 81 en/of
- [slachtoffer 2] , 55 euro, 6550 19-07 aangifte pagina 100 en/of
- [slachtoffer 3] , 80 euro, 655019-07 aangifte pagina 180 en/of
- [slachtoffer 4] , 143 euro, 655019-07 aangifte pagina 186 en/of
- [slachtoffer 5] , 123 euro, 6550 19-07 aangifte pagina 220 en/of
- [slachtoffer 6] , 120 euro, 655019-07 aangifte pagina 227 en/of
- [slachtoffer 7] , 40 euro, 6550 19-07 aangifte pagina 259 en/of
- [slachtoffer 8] , 125 euro, 652479-08 aangifte pagina 181 en/of
- [naam] (namens [slachtoffer 9] ), 55 euro, 652479-08 aangifte pagina 201 en/of
- [slachtoffer 10] , 45 euro, 652479-08 aangifte pagina 210 en/of
- [slachtoffer 11] , 105 euro, 652479-08 aangifte pagina 216 en/of
- [slachtoffer 12] , 70 euro, 652479-08 aangifte pagina 222 en/of
- [slachtoffer 13] , 90 euro, 652479-08 aangifte pagina 228 en/of
- [slachtoffer 14] 61,50 euro, 652479-08 aangifte pagina 234 en/of
- [slachtoffer 15] , 100 euro, 652479-08 aangifte pagina 246 en/of
- [slachtoffer 16] , 120 euro, 652479-08 aangifte pagina 264 en/of
- [slachtoffer 17] , 76,50 euro, 652479-08 aangifte pagina 270 en/of
- [slachtoffer 18] , 141,50 euro, 652479-08 aangifte pagina 283 en/of
- [slachtoffer 19] , 61 euro, 652479-08 aangifte pagina 297 en/of
- [slachtoffer 20] , 70 euro, 652479-08 aangifte pagina 305 en/of
- [slachtoffer 21] , 70 euro, 652479-08 aangifte pagina 326 en/of
- [slachtoffer 22] , 102 euro, 652479-08 aangifte pagina 337 en/of
- [naam] (namens [slachtoffer 23] ) 60 euro, 652479-08 aangifte pagina 346 en/of
- [slachtoffer 24] , 113,50 euro, 652479-08 aangifte pagina 350 en/of
- [slachtoffer 25] , 50 euro, 652479-08 aangifte pagina 357 en/of
- [slachtoffer 26] , 70 euro, 652479-08 aangifte pagina 379 en/of
- [slachtoffer 27] , 75 euro, 652479-08 aangifte pagina 385 en/of
- [slachtoffer 28] , 100 euro, 652479-08 aangifte pagina 393;
EN/OF
B.
hij in of omstreeks de periode van 01 oktober 2006 tot en met 30 september 2007, in het
arrondissement Groningen en/of Drenthe, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt, immers heeft hij, verdachte en/of zijn mededader, een of meer voorwerpen, te weten diverse geldbedragen die door bieders op advertenties waarin computergeheugens op www.marktplaats.nl werden aangeboden op verdachte’s en/of zijn mededader’s bankrekeningen waren overgemaakt, verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet, althans van voornoemde geldbedragen, gebruik gemaakt, terwijl hij wist dat deze - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf;
2.
A.
hij in of omstreeks de periode van 18 juli 2007 tot en met 14 augustus 2007, te Aduard,
gemeente Zuidhorn, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met
het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 29] en/of [slachtoffer 30] , althans personeel van [bedrijfsnaam 2] , heeft/hebben bewogen tot de afgifte van gerechten en/of drankjes (ter waarde van Euro 510,13), in elk geval van enig goed, hebbende verdachte en/of zijn mededader met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid zich voorgedaan als gasten die de rekening zouden kunnen en willen (laten) betalen en/of medegedeeld dat de rekening gestuurd kon worden naar het bedrijf [bedrijfsnaam 1] ( [naam] ) voor welk bedrijf hij, verdachte [verdachte] , werkzaam zou zijn, waardoor [slachtoffer 29] en/of [slachtoffer 30]
, althans het personeel van [bedrijfsnaam 2] , werd(en) bewogen tot
bovenomschreven afgifte;
EN/OF
B.
hij in of omstreeks de periode van 18 juli 2007 tot en met 14 augustus 2007, te Aduard,
gemeente Zuidhorn, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of
anderen, althans alleen, voorwerpen, te weten gerechten en/of drankjes in [bedrijfsnaam 2]
heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen en/of omgezet, althans
van gerechten en/of drankjes, gebruik hebben gemaakt, terwijl hij en/of zijn mededader
wist(en) dat die voorwerpen - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf;
3.
hij in of omstreeks de periode van 07 augustus 2006 tot en met 09 oktober 2006, te Beneden-
Leeuwen, gemeente West Maas en Waal en/of de gemeente(n) Winsum en/of Noordenveld, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het
aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 31]
( [bedrijfsnaam 3] ) heeft bewogen tot de afgifte van meubels en/of interieurgoederen (totaalbedrag Euro 2867,80), in elk geval van enig goed, hebbende verdachte en/of zijn mededader met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid via internet een bestelling gedaan met (later) de mededeling dat betaling zou kunnen plaatsvinden middels een incassomachtiging van een postbankrekening, welk saldo van die rekening toereikend zou moeten zijn voor de gedane bestelling, waardoor [slachtoffer 31] werd bewogen tot bovenomschreven afgifte;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij in of omstreeks de periode van 07 augustus 2006 tot en met 31 januari 2008, in de gemeente Noordenveld en/of Winsum, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk meubels en/of interieurgoederen, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [bedrijfsnaam 3] Tav Dhr. [slachtoffer 31] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welk(e) goed(eren) verdachte en/of zijn mededader(s) anders dan door misdrijf, te weten als aankoop op rekening, onder zich had(den), wederrechtelijk zich heeft toegeëigend.

Ontvankelijkheid van het openbaar ministerie

De raadsman heeft aangevoerd dat er sprake is van overschrijding van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). Nu daarbij tevens sprake is van het uitzonderlijke geval dat de Staat, vanwege de ouderdom van de feiten, moet worden geacht geen belang meer te hebben bij verdere vervolging van de feiten, dient het openbaar ministerie niet-ontvankelijk in de vervolging te worden verklaard, zo heeft de raadsman betoogd.
De officier van justitie is met de raadsman van mening dat er sprake is van overschrijding van de redelijke termijn, die naar haar mening (slechts) in de strafmaat dient te worden verdisconteerd.
De rechtbank overweegt het volgende.
Volgens vaste rechtspraak van de Hoge Raad begint de redelijke termijn te lopen op het moment dat vanwege de Nederlandse Staat jegens verdachte een handeling is verricht, waaraan de verdachte in redelijkheid de verwachting heeft kunnen ontlenen dat tegen hem ter zake van een bepaald strafbaar feit door het openbaar ministerie strafvervolging zal worden ingesteld. Voor wat betreft de berechting van de zaak heeft als uitgangspunt te gelden dat de behandeling van de zaak ter zitting moet zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaar nadat de op redelijkheid te beoordelen termijn is aangevangen. De redelijkheid van de duur van een strafzaak is onder meer afhankelijk van de ingewikkeldheid van de zaak, de invloed van de verdachte en/of zijn raadsman op het procesverloop en de wijze waarop de zaak door de bevoegde autoriteiten is behandeld.
Verdachte is op 14 augustus 2007 aangehouden wegens verdenking van de ten laste gelegde feiten. Op 15 oktober 2009 heeft de rechtbank Groningen einduitspraak in de zaak gedaan.
Vervolgens heeft verdachte op 29 oktober 2009 hoger beroep tegen voornoemd vonnis van de rechtbank ingesteld. Op dit hoger beroep is op 5 september 2013 beslist door het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, waarbij de zaak is terugverwezen naar de rechtbank.
Voorts is de behandeling van de zaak bij de rechtbank geëindigd bij vonnis van heden.
De rechtbank constateert dat de zaak gedurende de gehele procedure een aantal malen heeft stilgelegen en door het openbaar ministerie, de rechtbank en het gerechtshof niet met de nodige voortvarendheid is opgepakt.
De rechtbank is van oordeel dat de zaak niet dusdanig ingewikkeld is dat daardoor, ondanks dat het om veel feiten gaat, een overschrijding van de redelijke termijn is te rechtvaardigen.
De rechtbank overweegt tevens dat de voornoemde overschrijding mede is te wijten aan de handelwijze van de verdediging, die meerdere malen om aanhouding heeft verzocht.
Voorts overweegt de rechtbank dat volgens vaste rechtspraak van de Hoge Raad overschrijding van de redelijke termijn niet tot de niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie in de strafvervolging leidt, ook niet in uitzonderlijke gevallen. De rechtbank dient voorts acht te slaan op het uitgangspunt dat de beslissing om tot (verdere) vervolging over te gaan zich slechts in zeer beperkte mate voor een inhoudelijke rechterlijke toetsing leent, in die zin dat slechts in zeer uitzonderlijke gevallen plaats is voor een niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie in de vervolging op de grond dat het instellen of voortzetten van die vervolging onverenigbaar is met beginselen van een goede procesorde om de reden dat geen redelijk handelend lid van het openbaar ministerie heeft kunnen oordelen dat met (voortzetting van) die vervolging enig door strafrechtelijke handhaving beschermd belang gediend kan zijn (ECLI:NL:HR:2012:BX4280).
De rechtbank overweegt dat in het onderhavige geval, hoewel sprake is van relatief oude feiten, gelet op het grote aantal slachtoffers, geen sprake is van een dergelijke zeer uitzonderlijke omstandigheid, die een niet-ontvankelijkheidverklaring van het openbaar ministerie in de verdere vervolging rechtvaardigt.
De rechtbank verwerpt gelet hierop het verweer van de raadsman en is van oordeel dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in de vervolging.

Beoordeling van het bewijs

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd dat het onder 1.A, 1.B, 2.A, 2.B en 3 primair ten laste gelegde kan worden bewezen.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte van alle ten laste gelegde feiten moet worden vrijgesproken.
Hij heeft daartoe ten aanzien van het onder 1.A ten laste gelegde aangevoerd dat
de feiten niet strafrechtelijk van aard zijn, doch dat er van de zijde van verdachte sprake is geweest van wanprestatie. Verdachte is altijd van plan geweest de bestelde geheugenmodules te leveren. Naar zijn verklaring dat hij een doos met geheugenmodules in de woning van zijn ex-partner had staan, met wie hij destijds in een scheidingsprocedure verwikkeld was, is geen onderzoek gedaan. Het aannemen door verdachte van een andere naam kan in dit geval niet als oplichtingsmiddel gelden, nu aanbieders zich op marktplaats vaker van een andere - dan hun eigen - naam bedienen.
Nu geen sprake is van door misdrijf verkregen geld kan evenmin het onder 1.B ten laste gelegde witwassen worden bewezen. Bovendien is er geen sprake van een verhullingshandeling geweest, hetgeen bij witwassen van uit eigen misdrijf verkregen goederen vereist is.
Ten aanzien van het onder 2.A ten laste gelegde dient verdachte te worden vrijgesproken omdat hij - toen de onderhavige rekening niet werd betaald - de gerechten en/of drankjes al had genuttigd. Niet gezegd kan daarom worden dat deze door de inzet van een oplichtingsmiddel zijn verkregen.
Nu geen sprake is van door misdrijf verkregen goederen kan evenmin het onder 2.B ten laste gelegde witwassen worden bewezen. Bovendien geldt ook hier dat er geen sprake van een verhullingshandeling is geweest, hetgeen bij witwassen van uit eigen misdrijf verkregen goederen vereist is.
Ten aanzien van feit 3 is evenmin sprake geweest van oplichting. Er is geen oplichtingsmiddel aangewend en het risico van levering van de meubels op basis van een incassotransactie lag bij de leverancier.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht het onder 2B ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen.
De verdediging doet een beroep op recente rechtspraak van de Hoge Raad over in het bijzonder het verwerven of voorhanden hebben van onmiddellijk uit eigen misdrijf afkomstige voorwerpen. Die rechtspraak komt er op neer dat in zulke gevallen bepaaldelijk eisen worden gesteld aan de motivering van het oordeel dat sprake is van (schuld)witwassen in die zin dat uit die motivering moet kunnen worden afgeleid dat de verdachte het voorwerp niet slechts heeft verworven of voorhanden heeft gehad, maar dat zijn gedragingen ook gericht zijn geweest op het daadwerkelijk verbergen of verhullen van de criminele herkomst van het voorwerp. Deze nadere motiveringseis ziet uitsluitend op gevallen waarin slechts het verwerven en/of voorhanden hebben van onmiddellijk door eigen misdrijf verkregen voorwerpen is bewezenverklaard. Zij geldt in beginsel niet in gevallen waarin eveneens is bewezenverklaard het “gebruik maken“ van zulke voorwerpen. In zijn uitspraak van 25 maart 2014 [1] heeft de Hoge Raad onder meer overwogen dat wordt gesproken over "in beginsel", omdat niet valt uit te sluiten dat anders moet worden geoordeeld in het bijzondere geval dat zulk "gebruik maken" van door eigen misdrijf verkregen voorwerpen plaatsvindt onder omstandigheden die niet wezenlijk verschillen van gevallen waarin een verdachte die een bepaald misdrijf heeft begaan en die daarmee de door dat misdrijf verkregen voorwerpen verwerft of voorhanden heeft, zich automatisch ook schuldig zou maken aan het witwassen van die voorwerpen. Naar het oordeel van de rechtbank is het onderhavige feitencomplex aan te merken als een dergelijk bijzonder geval nu het “gebruik maken” van de door oplichting verkregen hapjes en drankjes in het hotel, gelet op de omstandigheden, erg dicht tegen de oplichting aan ligt. Dit betekent dat, om te komen tot een bewezen verklaring van witwassen, een verbergende of verhullende handeling van verdachte gevergd wordt. De rechtbank is van oordeel dat een dergelijke handeling ontbreekt en zal verdachte dan ook vrijspreken van hetgeen hem onder 2 B is ten laste gelegd.
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven. Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
Ten aanzien van het onder 1.A en 1.B ten laste gelegde
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van Politie Noord-Nederland d.d. 24 september 2007, opgenomen op pagina 81 e.v. van het dossier met nummer PL01MC/07-007068, d.d. 24 september 2007, inhoudende als verklaring van
[slachtoffer 1] :
Op woensdag 25 oktober 2006 zat ik achter internet op de site van Marktplaats. Ik was op zoek naar computergeheugen en vond deze op de site van Marktplaats en ik heb hierop gereageerd en ik ben akkoord gegaan met een tegenbod van 35 euro. Dit is allemaal via de mail gegaan. Ik heb alles naar het volgende emailadres gezonden
[emailadres] Ik heb met de desbetreffende persoon afgesproken dat ik het wel wilde ophalen. Hij zou het naar mij toe zou sturen omdat dit sneller was. Vervolgens kreeg ik het verzoek om de 35 euro te storten op een rekeningnummer tnv [naam] en/of [naam] . Dit is via een ander emailadres gegaan namelijk: computergeheugen@emailme.nu. Alle andere emailcontacten zijn via dit adres gedaan. Ik heb op 26 oktober 2006 35 euro gestort op rekening tnv [naam] en/of [naam] . Tot op heden heb ik niks meer van hem gehoord. Ik heb noch mijn computergeheugen noch mijn geld terug.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 4 april 2007, opgenomen op pagina 100 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van
[slachtoffer 2] :
Op maandag 26 februari 2007 zag ik een advertentie op internet op de site www.marktplaats.nl. In de advertentie stond een aanbod, verkoop van 2 geheugenmodules voor de computer. Via de mail heb ik het adres en een rekeningnummer van de aanbieder [naam] gekregen. Bij de mail waarin het rekeningnummer stond vermeld kreeg ik de naam [naam] in plaats van [naam] . Ik heb op dinsdag 27 februari 2007 55 euro overgemaakt naar het rekeningnummer. Ik nog steeds de twee voornoemde geheugenmodules niet gekregen.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 12 april 2007, opgenomen op pagina 180 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van
[slachtoffer 3] :
Ik ben op Marktplaats op zoek geweest naar een intern geheugen van een computer en ben uiteindelijk terecht gekomen bij de heer [naam] . Ik ben uiteindelijk met deze heer [naam] tot overeenstemming gekomen een koop te sluiten van een intern geheugen, waarvoor ik aan hem een bedrag van euro 117,-- zou betalen. Ik ben met hem overeengekomen dat ik een aanbetaling zou doen van euro 80,--, hetgeen ik heb gestort op een door hem opgegeven rekeningnummer. Afgesproken was dat wanneer door hem de aanbetaling was ontvangen, hij mij het geheugen zou leveren. Tot op heden heb ik echter niets ontvangen.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 28 april 2007, opgenomen op pagina 186 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van
[slachtoffer 4] :
Op zaterdag 17 maart 2007 heb ik op de internetsite Marktplaats.nl Kingston geheugen gekocht. Op 17 maart 2007 heb ik via de postbank een bedrag overgemaakt van 143,00 euro naar een rekeningnummer tnv [naam] . Dit is op 19 maart 2007 van mijn rekening afgeboekt. Vervolgens is er weer email contact geweest, maar heb ik tot op heden niet de spullen ontvangen zoals afgesproken. Het e-mailadres van de verkoper was [emailadres] .
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 17 april 2007, opgenomen op pagina 220 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van
[slachtoffer 5] :
Op dinsdag 3 april 2007 omstreeks 21.00 uur zag ik op marktplaats een advertentie staan waarin een man, genaamd [naam] , 4 paar geheugen voor een computer aanbood. Ik deed een bod van € 100,00 en kort erna kreeg ik een mail van de heer [naam] waarin hij antwoordde dat ik 1 paar over kon nemen voor het bedrag van € 115,00. Samen met de verzendkosten zou ik € 123,00 over moeten maken naar zijn rekeningnummer ten name van [naam] .
Diezelfde avond heb ik via Internet bankieren het bedrag op genoemde manier overgemaakt. Tot op heden heb ik nog steeds mijn geld niet terug ontvangen en ook nog geen geheugen ontvangen.
6. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 6 april 2007, opgenomen op pagina 227 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van
[slachtoffer 6] :
Op 15 februari 2007 heb ik 120,00 euro overgemaakt naar een rekening 528961462 tav [naam] . Op Marktplaats stonden namelijk 2 Kingston 2gb ddr 400mhz pc3200 2048mb te koop. Ik heb via de mail contact gehad met hem en zijn tot overeenkomst gekomen dat ik deze zou kopen. Ik heb het geld overgemaakt doch tot op heden niets ontvangen.
7. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 10 augustus 2007, opgenomen op pagina 259 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van
[slachtoffer 7] :
Op 21 juli 2007 wilde ik voor mijn ouders computeronderdelen kopen. Ik kwam in contact met een man die zich noemt [naam] , e-mail adres: [emailadres] Hij had het gevraagde interne geheugen. Hij vroeg daar 40,00 euro voor. Ik was akkoord. Op 25 juli 2007 heeft mijn vader het geld overgemaakt op het rekeningnummer van de heer [naam] . Ik heb tot op heden geen goederen van hem ontvangen.
8. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van Politie Noord-Nederland d.d. 27 augustus 2007, opgenomen op pagina 181 van het dossier met nummer PL01MC/08-001702, d.d. 27 februari 2008, inhoudende als verklaring van [slachtoffer 8] :
Op donderdag 8 februari 2007 heb ik een bod uitgebracht op een computergeheugen. Het bod van € 125 werd door de verkoper [naam] geaccepteerd. Ik heb geld overgemaakt op de rekening t.n.v. [naam] . Ik heb tot nu toe echter niets ontvangen.
9. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 27 augustus 2007, opgenomen op pagina 201 e.v. van laatstgenoemd dossier, inhoudende als verklaring van [naam] :
Ik doe aangifte namens mijn zoon [slachtoffer 9] . Er is van de rekening van [slachtoffer 9] € 55 overgemaakt naar de rekening van ene [naam] uit [plaats] . [slachtoffer 9] had namelijk via marktplaats gezien dat hij geheugen voor de computer te koop had staan. Er werd afgesproken dat [slachtoffer 9] geld zou overmaken. Er is nadat het geld is overgemaakt niks geleverd.
10. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 29 augustus 2007, opgenomen op pagina 210 e.v. van laatstgenoemd dossier, inhoudende als verklaring van [slachtoffer 10] :
Begin juli 2007 heeft mijn zoon een computergeheugen besteld via een advertentie van
L [naam] op marktplaats. Ik heb toen voor mijn zoon 45 euro overgemaakt. Dit was op 25 juli 2007. Van de aanbieder heeft mijn zoon vervolgens niets meer gehoord of ontvangen.
11. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 2 september 2007, opgenomen op pagina 216 e.v. van laatstgenoemd dossier, inhoudende als verklaring van [slachtoffer 11] :
Op 2 februari 2007 zag ik op marktplaats een geheugen voor de computer te koop staan. Op 9 februari 2007 kwamen wij tot een koopovereenkomst. Ik heb op 9 februari 2007 €105 overgemaakt op een rekening tnv [naam] . Echter tot op heden heb ik niets ontvangen.
12. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 28 augustus 2007, opgenomen op pagina 222 e.v. van laatstgenoemd dossier, inhoudende als verklaring van [slachtoffer 12] :
Ik heb eind februari 2007 via markplaats een bod gedaan op een geheugenkaart. [naam] reageerde op dit bod en ik heb 70 euro overgemaakt naar [naam] . Ik kreeg niets thuis gestuurd.
13. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 22 augustus 2007, opgenomen op pagina 228 e.v. van laatstgenoemd dossier, inhoudende als verklaring van [slachtoffer 13] :
Op zaterdag 20 juli 2007 zag ik op marktplaats een advertentie van een geheugenkaart. Deze werd aangeboden door [naam] . Uiteindelijk kwamen we tot het bedrag van € 90 euro en ik heb dit bedrag op 25 juli 2007 overgemaakt op zijn rekening. Ik kreeg vervolgens geen reactie meer van hem.
14. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 23 augustus 2007, opgenomen op pagina 234 e.v. van laatstgenoemd dossier, inhoudende als verklaring van [slachtoffer 14] :
In de eerste week van juli 2007 zag ik op internet een advertentie waarin een geheugenmodule werd aangeboden. Ik kwam met de aanbieder een bedrag van € 61,50 overeen en dat bedrag heb ik overgemaakt op de rekening van [naam] . Ik heb niets ontvangen.
15. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 27 augustus 2007, opgenomen op pagina 246 e.v. van laatstgenoemd dossier, inhoudende als verklaring van J.M. [slachtoffer 15] :
Via de website www.marktplaats.nl heb ik gereageerd op een advertentie van geheugenmodules voor een computer, Corsair 2 GB 2048MB TwinX CMX1024-3200PT, die te koop werd aangeboden (p. 251). Op maandag 16 juli 2007 heb ik een bod gedaan van honderd euro inclusief verzendkosten. Op dinsdag 17 juli 2007 omstreeks 22:32 ontving ik een mailtje waarin de verkoper mij mededeelde dat het bod dat ik had gedaan akkoord was.
Ik zag dat het mailtje afkomstig was van het adres [emailadres] Omstreeks 22:52 uur kreeg ik een mailtje dat ik het geld kon overmaken naar een bankrekeningnummer ten name van: [naam] .
Tot op heden heb ik geen reactie ontvangen van [naam] . Ook heb ik tot op heden nog geen geheugenmodules mogen ontvangen.
16. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 3 september 2007, opgenomen op pagina 264 e.v. van laatstgenoemd dossier, inhoudende als verklaring van [slachtoffer 16] :
In februari 2007 heb ik op marktplaats een bod gedaan op een geheugen module. Ik kwam met de aanbieder een bedrag van € 120 overeen. Ik heb dit bedrag overgemaakt aan J.J.D. [naam] . Ik heb geen geheugenmodule gekregen.
17. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 6 september 2007, opgenomen op pagina 270 e.v. van laatstgenoemd dossier, inhoudende als verklaring van [slachtoffer 17] :
Op 20 februari 2007 bestelde ik via het internet op Marktplaats een geheugen voor mijn computer. Ene [naam] bood deze aan. Ik had hem een bod gedaan van 75.00 Euro. Hij ging hiermee akkoord. Er kwamen 1.50 Euro verzendkosten bij. Ik moest het geld van tevoren overmaken en ik heb dat dan ook gedaan. Tot op heden heb ik het geheugen nog niet
ontvangen. Ik heb via de mail contact gehad met die [naam] . Het enige wat ik weet van [naam] is dat hij [naam] heet.
18. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 29 augustus 2007, opgenomen op pagina 297 e.v. van laatstgenoemd dossier, inhoudende als verklaring van [slachtoffer 19] :
Op 15 juli 2007 heb ik op internet via www.marktplaats.nl een bod uitgebracht op geheugenmodule voor een computer. Ik kreeg een e-mail van dit e-mailadres: [emailadres] en later van [emailadres] . Ik moest eerst het bedrag van 61 euro betalen, voordat ik het geheugenmodule zou krijgen. Ik heb op 16 juli 2007 het bedrag overgemaakt naar
rekeningnummer [rekeningnummer] van de ABN AMRO (op naam van verdachte; toevoeging rechtbank). Na een tijdje was ik het wachten zat en heb ik de onbekende persoon een e-mail gestuurd met de vraag waar mijn geheugenmodule blijft.
19. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 19 juli 2007, opgenomen op pagina 305 e.v. van laatstgenoemd dossier, inhoudende als verklaring van
[slachtoffer 20] :
Op woensdag 11 juli 2007 heb ik via Marktplaats.nl een geheugenmodule, Corsair 2GB PC6400, besteld voor 70 euro. Ik heb het geld overgemaakt op een rekeningnummer op naam van [naam] . Ik heb nog steeds de geheugenmodule niet ontvangen.
20. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 17 april 2007, opgenomen op pagina 326 e.v. van laatstgenoemd dossier, inhoudende als verklaring van
[slachtoffer 21] :
Net voor de kerst, 22 december, heb ik via internet (www.marktplaats.nl) geheugenmodules voor de pc besteld. Het betrof 2 x 512 MB SD Ram van het merk Kingston. De persoon die de geheugenmodules aanbood noemt zich [naam] . Daar ik al vaker via marktplaats wat
besteld had en deze persoon erg geloofwaardig overkwam heb ik het geld, 70 EURO, overgemaakt op een rekeningnummer tnv [naam] . Ik kreeg echter geen geheugenmodules toegestuurd.
21. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 27 december 2006, opgenomen op pagina 337 e.v. van laatstgenoemd dossier, inhoudende als verklaring van [slachtoffer 22] :
Op 10 december 2006 uur zag ik op een internet-site, Marktplaats, een advertentie staan waarin werd aangeboden een geheugenbank voor de computer (p. 342). Ik moest voor de geheugenbank 100 euro betalen en voor verzendkosten nog eens twee euro. Ik vond de prijs voor hetgeen hij aanbood, aan de lage kant en heb hem dat ook medegedeeld via de mail. Hij heeft mij daarop geantwoord dat hij restpartijen ed. opkocht en deze dan via Marktplaats aan het verkopen was. Hij kwam met
deze opmerking vertrouwelijk over. Ik kreeg zelfs via de mail te horen dat ik het wel thuis bij hem op kon halen. Deze opmerking heeft mijn vertrouwen gewekt. We kwamen vervolgens tot een overeenkomst, dat ik de 102 euro over zou maken en hij de geheugenbank op zou sturen. Ik heb vervolgens 102 euro overgemaakt naar een rekening op naam van [naam] .
22. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 18 december 2006, opgenomen op pagina 346 e.v. van laatstgenoemd dossier, inhoudende als verklaring van [naam] :
Mijn man had op internet een advertentie gezien op Marktplaats.nl. waarin een onderdeel van een computer, merk Ram, werd aangeboden voor een prijs van 60,00 euro. Mijn man heeft mevrouw [naam] , wonende te [plaats] teruggemaild dat hij interesse had.
Er is afgesproken dat hij het bedrag van zijn rekening 6958681 naar rekening 1471804 van de Postbank zou overmaken. Het bedrag is op 27 november jl. overgemaakt en mevrouw
[naam] kon niet zeggen, wanneer het onderdeel van de computer bezorgd zou worden.
Na verschillende e-mails met allerlei smoesjes, wilde mijn man eigenlijk het geld terug.
Dit is niet gebeurd.
23. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 21 september 2007, opgenomen op pagina 350 e.v. van laatstgenoemd dossier, inhoudende als verklaring van [slachtoffer 24] :
Op 26 maart 2007 heb ik via mijn computer, via marktplaats 2 geheugenmodules in een kit
besteld en betaald. Deze geheugenmodules werden op marktplaats aangeboden door de heer [naam] . Omdat de bestelde goederen maar steeds niet werden afgeleverd heb ik contact opgenomen met [naam] via de email. Hij beloofde steeds de goederen op te sturen. Dit gebeurde echter niet.
24ᵃ. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 14 december 2006, opgenomen op pagina 357 e.v. van laatstgenoemd dossier, inhoudende als verklaring van [slachtoffer 25] :
Ik doe hierbij aangifte ter zake van oplichting.
Vervolgens heb ik op woensdag 04 oktober 2006, om 12.18 uur, een e-mail ontvangen van [emailadres] . waarin het volgende stond:
"Beste [naam] , 1 GB zijn inmiddels allemaal weg. Van 512 MB heb ik nog een aantal liggen, nieuw in het doosje. Voor rond de Euro 25,- wil ik ze wel verkopen. Ik zie gaarne u reactie tegemoet, MVG."
Op maandag 23 oktober 2006, omstreeks 14.17 uur, heb ik een e-mail ontvangen van [emailadres] waarin het volgende stond: "Aangezien ik heb begrepen dat ik het geheugen wat u heeft besteld niet meer voor mij te krijgen is, heb ik besloten om uw geld terug te boeken." Tot op heden nog niets vernomen van een retourstorting van 50 euro op mijn girorekening.
24ᵇ. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van (nader) verhoor d.d.
5 januari 2007, opgenomen op pagina 367 e.v. van laatstgenoemd dossier, inhoudende als verklaring van [slachtoffer 25] :
Op 6 oktober 2006 heb ik die 50 euro via mijn internetrekening van de postbank overgemaakt naar rekeningnummer [rekeningnummer] van de Rabobank ten name van [naam] .
25ᵃ. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 6 augustus 2007, opgenomen op pagina 379 e.v. van laatstgenoemd dossier, inhoudende als verklaring van [slachtoffer 26] :
Ik zocht op internet Marktplaats naar onderdelen voor mijn computer. Ik zag aldaar aangeboden door ene [naam] meerdere onderdelen voor computers. Ik heb onlangs, op 27 juli 2007, 2 geheugen modules voor mijn computer besteld.
(de volgende pagina van de aangifte ontbreekt; aanvulling rechtbank).
25ᵇ. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 26 februari 2008, opgenomen op pagina 377 e.v. van laatstgenoemd dossier, inhoudende als verklaring van [slachtoffer 26] :
Schade-omschrijving: niet geleverde goederen twv 70 euro. [2]
26. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 31 augustus 2007, opgenomen op pagina 385 e.v., met bijlage op pagina 388, van laatstgenoemd dossier, inhoudende als verklaring van [slachtoffer 27] :
Via de internetsite www.marktplaats.nl had ik geboden op een advertentie van een verkoper genaamd [naam] , wonend te [plaats] . Hij bood een set van 2GB geheugens aan van
het merk Kingston [3] . Ik had een bod van 75 euro gedaan. Op zaterdag 7 juli 2007 kreeg ik een reactie terug via Marktplaats van degene die zich Kingston noemde met het e-mailadres door Markplaats aangemaakt als zijnde [emailadres] . Hij ging akkoord met mijn bod van 75 euro en ondertekende met [naam] . Ik had vervolgens het geld overgemaakt op maandag 9 juli 2007. Op dinsdag 7 augustus 2007 had ik hem een e-mail gestuurd omdat ik had gezien dat zijn advertentie was verdwenen van Marktplaats en ik nog steeds niets had ontvangen van hem.
(p. 388) Weergave advertentie waarop een foto staat afgebeeld van het aangeboden product door een adverteerder met de naam " [naam] ".
27. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 6 september 2007, opgenomen op pagina 393 e.v. van laatstgenoemd dossier, inhoudende als verklaring van [slachtoffer 28] :
Op dinsdag 13 februari 2007 uur was ik op de site van Marktplaats. Op marktplaats werd een geheugenmodule te koop aangeboden.
lk heb toen per mail geantwoord dat als hij bij die 120,00 euro blijft dat het te duur werd en die geheugenmodule maar aan die andere persoon moest verkopen. Hierop kwam er een mail met het verzoek om een tegenbod. In deze mail noemt hij wel zijn voornaam " [naam] ", ook hier
wordt een e-mailadres meegezonden namelijk: [emailadres] . (zie mail pagina 2) Ik heb toen vastgehouden aan de eerder geboden 100,00 euro. [naam] laat dan per mail weten dat het bedrag toch akkoord is. Hierna kreeg ik een mail van [naam] met daarin zijn
gegevens: [naam] , [straat] , [plaats] . ABN AMR0 [rekeningnummer] [4] .
Tussen 14 april 2007 en 3 augustus 2007 heb ik nog diverse mails verzonden naar [naam] , maar ik kreeg totaal geen reactie meer.
28. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor d.d. 16 augustus 2007, opgenomen op pagina 160 e.v. van eerstgenoemd genoemd dossier, inhoudende als verklaring van verdachte (weergegeven in vraag- en antwoordstijl):
A: Ik begrijp dat het aangiftes zijn van personen die via Marktplaats.nl op advertenties van mij hebben gereageerd. Deze personen zijn vervolgens via e-mail verkeer met mij
overeengekomen dat ze computergeheugen van mij kochten. Hiertoe hebben ze geld naar mijn bankrekening overgemaakt.
(p. 161) V: Heb je in e-mail verkeer met deze mensen soms ook de naam [naam] gebruikt in plaats van [naam] ?
A: Dat klopt inderdaad. Mijn naam, dus [naam] , was op dat moment al behoorlijk besmet. De naam [naam] stond al op de site Kopersbelangen. Omdat de handel wel door moest gaan heb ik mijn naam toen veranderd in [naam] .
V: Heb je in alle gevallen die we de afgelopen dagen hebben besproken [5] ooit een computergeheugen opgestuurd naar personen die het via Marktplaats.nl van je kochten en geld overmaakten?
A: Nee.
29. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor d.d. 29 januari 2008, opgenomen op pagina 65 e.v. van laatstgenoemd genoemd dossier, inhoudende als verklaring van verdachte (weergegeven in vraag- en antwoordstijl):
(p. 70) V: De zaken waar we het nu over gaan hebben zijn nieuw. Wat bood je bijvoorbeeld in de advertenties te koop aan?
A: Geheugenmodules van verschillende types geheugen.
(p. 73) V: Heb jij een van deze aangevers [6] ooit een computergeheugen toegestuurd?
A: Ik heb niemand van deze personen een geheugen toegestuurd.
V: Waarom gebruikte je verschillende namen als je met de aangevers mailde?
A: De reden was dat de naam [naam] al besmet was geraakt via internet. Vandaar dat ik af en
toe een andere naam gebruikte zoals [naam] of [naam] .
(p. 74) V: Kun je aangeven wat er met het geld is gebeurd dat naar jouw bankrekening en die van [naam] is overgemaakt door de personen die we tot nu toe hebben besproken?
A: We hebben van dit geld geleefd.
Ten aanzien van het onder 2.A ten laste gelegde.
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 28 augustus 2007, opgenomen op pagina 291 e.v. van eerstgenoemd dossier, inhoudende als verklaring van [slachtoffer 29] :
Ik ben de eigenaar van [bedrijfsnaam 2] gevestigd aan de [straat] . In de periode van 18 juli 2007 tot en met 14 augustus 2007 hebben in het hotel twee personen overnacht, een man en een vrouw. Dit zijn [verdachte] en [medeverdachte] . [verdachte] en [medeverdachte] hebben tegen mijn zoon [naam] gezegd dat de rekening voor hun verblijf in het hotel gestuurd kon worden naar een bedrijf in [plaats] . Dit bedrijf is [bedrijfsnaam 1] . Het totaalbedrag van de rekening is 2349,75 euro. Dit is inclusief de gerechten en drankjes die ze tijdens hun verblijf in het hotel genuttigd hebben. Noch door [verdachte] , noch door [medeverdachte] is tot dusver ooit een deel van de rekening betaald.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor d.d. 15 augustus 2007, opgenomen op pagina 151 e.v. van eerstgenoemd dossier, inhoudende als verklaring van verdachte:
(p. 155) Ik heb toen met [naam] afgesproken dat de rekening voor ons totale verblijf in het hotel naar een bedrijf gestuurd zou worden in [plaats] , [bedrijfsnaam 1]
(p. 156) ik wist dat de eigenaar van dit bedrijf met vakantie was in die periode. Dit is dhr. [slachtoffer 19] .
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor d.d. 16 augustus 2007, opgenomen op pagina 160 e.v. van eerstgenoemd dossier, inhoudende als verklaring van verdachte (in vraag- en antwoordstijl):
(p. 164) V: Wij hebben vanmorgen gebeld met [naam] uit [plaats] , [bedrijfsnaam 1] . Hij zegt heel duidelijk dat hij geen financiële verplichting met jouw heeft en ook nooit
zal aangaan. Ook zegt hij jouw nooit in dienst zal nemen, niet als freelancer en niet in loondienst. Voor de rest zei [naam] dat hij, met betrekking tot jou nergens achter staat en nergens voor in wil staan. Ook met betrekking tot de rekening die eventueel naar zijn bedrijf zou gaan wilde hij niets van weten.
A: Ik vind het wel een freelance-activiteit als ik daar klanten aanbreng.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor d.d. 15 augustus 2007, opgenomen op pagina 119 e.v. van eerstgenoemd dossier, inhoudende als verklaring van [slachtoffer 30] (in vraag- en antwoordstijl):
(p. 121) V: Toen [verdachte] en [medeverdachte] (de rechtbank begrijpt: verdachte en medeverdachte) in het [bedrijfsnaam 2] kwamen, waren er toen afspraken gemaakt over de betaling van de rekening?
A: Er was afgesproken dat ze op rekening zouden betalen. Dit houd in dat je de rekening voor het verblijf thuis gestuurd krijgt. Het was op verzoek van [verdachte] . De rekening zou worden voldaan door het bedrijf waar [verdachte] voor werkte.
Ten aanzien van het onder 3 primair ten laste gelegde
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 31 juli 2007 opgenomen op pagina 309 e.v. van eerstgenoemd dossier, inhoudende als verklaring van [slachtoffer 31] :
Op 7 augustus 2006 kreeg ik als eigenaar van [bedrijfsnaam 3] een order binnen van ene [naam] (de rechtbank begrijpt: medeverdachte [medeverdachte] ). Zij bestelde voor een totaal bedrag van 3772,80 euro aan goederen. Vervolgens heb ik aan deze persoon een orderbevestiging verzonden voor een totaal bedrag van 3847,80 euro. Vervolgens heb ik een mailtje ontvangen met het verzoek een incasso te doen met hierbij het bankrekeningnummer van [naam] . Dit mailtje kwam vrij laat. Dit wil zeggen dat we 1 dag voor levering pas deze gegevens in handen kregen. We zijn toen toch de goederen gaan leveren. Toen ik vervolgens het geld wilde incasseren zag ik dat het geld inderdaad op de rekening van het bedrijf was aangekomen. Tot mijn verbazing zag ik de volgende dat dat het geld weer van de rekening was verdwenen.
(p. 310) Ik heb nog steeds mijn geld voor de geleverde goederen niet ontvangen.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor d.d. 17 augustus 2007, opgenomen op pagina 170 e.v. van eerstgenoemd dossier, inhoudende de verklaring van medeverdachte [medeverdachte] (in vraag- en antwoordstijl):
(p. 171) Ik heb meubels besteld, ze kwamen dus ook op mijn naam en niet die van [verdachte] (de rechtbank begrijpt: medeverdachte [naam] ).
V: Weet je nog hoe dit bedrijf heet?
A: Ja, [bedrijfsnaam 3] . We hebben de meubels ook daadwerkelijk gekregen. Totaal voor ongeveer 3000 euro.
V: Is het bedrag ook van [verdachte] zijn rekening afgeboekt?
A: Ja, maar later is het door de bank weer teruggeboekt. Ik weet niet waarom.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor d.d. 17 augustus 2007, opgenomen op pagina 174 e.v. van eerstgenoemd dossier, inhoudende de verklaring van verdachte (in vraag- en antwoordstijl):
(p. 175) V: [bedrijfsnaam 3] , zegt je dit iets?
A: Ja, [medeverdachte] (de rechtbank begrijpt: medeverdachte [medeverdachte] ) heeft via internet bij een bedrijf in [plaats] meubels besteld. Dit was medio juli 2006. Toen de meubels werden gebracht was de rekening ook betaald via een automatische incasso.
V: Wanneer krijg je dan bericht van [slachtoffer 31] dat de betaling niet ok was?
A: Een paar dagen later. Híj zei dat de betaling weer terug was geboekt.
(p. 176) V: Maar dan kun je toch nooit voor een dergelijk bedrag goederen bestellen, je weet dan toch dat ze niet betaald kunnen worden?
A: Ja, mijn gedachte was ook dat er wel bepaalde goederen die we besteld hadden af zouden vallen. Omdat er niet zoveel geld op de rekening stond. We zouden dan genoegen nemen met de goederen die we wel kregen en konden kopen.
De rechtbank overweegt ten aanzien van het verweer van de raadsman en op grond van de hiervoor genoemde bewijsmiddelen als volgt.
Ten aanzien van het onder 1.A ten laste gelegde
De rechtbank is van oordeel, zoals door de raadsman ook is aangevoerd, dat het enkele aanwenden van een valse naam door verdachte niet zonder meer in causaal verband staat met de afgifte van geld door de betrokkenen. Of bewezen kan worden dat verdachte zich heeft bediend van een valse hoedanigheid als bedoeld in artikel 326 van het Wetboek van Strafrecht en voorts of er een causaal verband is tussen het aanwenden van de valse hoedanigheid en de afgifte van geld door de betrokkenen, moet worden beoordeeld aan de hand van de feiten en omstandigheden in het concrete geval.
Ten aanzien van aangever [slachtoffer 18] is naar het oordeel van de rechtbank niet te bewijzen dat verdachte zich heeft bediend van een valse hoedanigheid of enig ander oplichtingsmiddel waardoor [slachtoffer 18] is bewogen tot de afgifte van een geldbedrag. Verdachte zal daarom van dit onderdeel van de tenlastelegging worden vrijgesproken.
De rechtbank acht bewezen dat verdachte zich ten aanzien van de overige feiten schuldig heeft gemaakt aan oplichting en overweegt daartoe als volgt.
Uit de gebezigde bewijsmiddelen blijkt dat verdachte bij het aanbieden van goederen via het internet veelvuldig gebruik heeft gemaakt van de namen [naam] of [naam] , omdat - zoals hij tegenover de politie heeft verklaard - zijn eigen naam op marktplaats.nl teveel besmet was en omdat de handel wel door moest gaan. Mede gelet op deze verklaring van verdachte kan worden geoordeeld dat verdachte door het aannemen van een valse naam personen heeft bewogen tot de afgifte van een geldbedrag. Het verweer van de raadsman dat aanbieders op marktplaats zich vaker van een andere naam bedienen en dat dat daarom niet als oplichtingsmiddel kan worden aangemerkt, treft in deze zaak dan ook geen doel.
Tevens heeft verdachte diverse malen de namen van zijn e-mailadressen dusdanig gekozen dat deze de associatie opriepen met bestaande, betrouwbare leveranciers, te weten [emailadres] , [emailadres] en [emailadres] .
Bij de advertentie waarop aangever [slachtoffer 27] heeft gereageerd, heeft verdachte zich bovendien bediend van een professioneel ogende website met daarop afgebeeld een foto van het door hem aangeboden product. De rechtbank is van oordeel dat deze gedragingen van verdachte zijn aan te merken als het aannemen van een valse hoedanigheid, waarbij verdachte zich als bonafide verkoper heeft uitgegeven, terwijl hij in werkelijkheid niet in staat was om de door hem aangeboden goederen te leveren.
Voorts heeft verdachte middels een samenweefsel van verdichtsels het vertrouwen gewekt van aangever [slachtoffer 22] . Verdachte heeft [slachtoffer 22] immers, nadat deze had aangegeven de prijs voor een aangeboden geheugenbank aan de lage kant te vinden, in strijd met de waarheid geantwoord dat hij restpartijen en dergelijke opkocht en dat [slachtoffer 22] "het" zelfs wel bij hem thuis kon ophalen. [slachtoffer 22] is daardoor bewogen tot de afgifte van een geldbedrag.
Door de verdediging is nog aangevoerd dat verdachte altijd van plan is geweest om de bestelde geheugenmodules te leveren, maar dat deze bij zijn ex-vrouw lagen. Het verweer van de verdediging dat de politie nader onderzoek had moeten doen naar hetgeen hieromtrent door verdachte is aangevoerd, gaat naar het oordeel van de rechtbank niet op. De politie heeft immers de ex-vrouw van verdachte als getuige gehoord en zij ontkent in het bezit te zijn geweest van geheugenmodules. [7]
Gelet op al deze omstandigheden tezamen is de rechtbank van oordeel dat verdachte zich niet enkel schuldig heeft gemaakt aan een civielrechtelijke wanprestatie, maar dat hij tevens strafrechtelijk aansprakelijk is ter zake van oplichting.
De rechtbank is verder van oordeel dat niet kan worden bewezen dat verdachte de feiten in vereniging met de medeverdachte heeft gepleegd. Uit de verklaringen die de medeverdachte daarover heeft afgelegd kan niet worden afgeleid dat zij op de hoogte is geweest van de oplichtingspraktijken van verdachte zodat er onvoldoende bewijs is voor het aannemen van opzet op het medeplegen van oplichting. De rechtbank sluit niet uit dat de medeverdachte werkelijk, zoals zij tegenover de politie heeft verklaard, in de veronderstelling verkeerde dat verdachte na de afwikkeling van de scheiding van zijn ex-partner, de beschikking zou krijgen over de door hem verkochte geheugenmodules, waarna levering aan de betrokken kopers zou gaan plaatsvinden [8] . De rechtbank betrekt daarbij tevens haar verklaringen inhoudende dat zij dacht dat verdachte haar rekeningnummer zo nu en dan gebruikte vanwege de afwikkeling van de scheiding [9] en dat zij dacht dat verdachte met de verkoop van geheugenmodules was gestopt in afwachting van het verkrijgen van de doos met modules na het verdelen van de inboedel met zijn ex-vrouw [10] . De rechtbank overweegt dat het dossier geen aanknopingspunten biedt om te twijfelen aan de juistheid van deze door de medeverdachte afgelegde verklaringen. Verdachte zal daarom van het ten laste gelegde medeplegen worden vrijgesproken.
De rechtbank overweegt ten aanzien van het onder 1.B ten laste gelegde als volgt.
De rechtbank heeft in het voorgaande reeds overwogen dat de rechtspraak van de Hoge Raad, waaruit volgt dat nadere eisen worden gesteld aan de motivering van het oordeel dat sprake is van (schuld)witwassen, in die zin dat naast het verwerven of voorhanden hebben uit die motivering ook moet kunnen worden afgeleid, dat verdachtes gedragingen mede gericht zijn geweest op het daadwerkelijk verbergen of verhullen van de criminele herkomst van het voorwerp, in beginsel niet geldt in gevallen waarin eveneens is bewezenverklaard het “gebruik maken“ van zulke voorwerpen. De rechtbank overweegt in dit verband dat verdachte, doordat hij het geld dat hij uit misdrijf had verkregen heeft gebruikt om in zijn levensonderhoud te voorzien, hij zich schuldig heeft gemaakt aan witwassen zoals onder 1B ten laste gelegd.
Ten aanzien van het onder 2.A ten laste gelegde
Uit de gebezigde bewijsmiddelen volgt dat verdachte zich als bonafide hotelgast heeft gedragen, waarbij hij de zoon van de hoteleigenaren in strijd met de waarheid heeft doen laten geloven dat de rekening voor zijn verblijf, inclusief consumpties, zou worden betaald door een bedrijf waarvoor hij werkzaam zou zijn; het hotel diende de rekening naar dit bedrijf op te sturen. De rechtbank is van oordeel dat het hotel daardoor is bewogen aan verdachte gerechten en/of drankjes te leveren die uiteindelijk niet door verdachte zijn betaald. De rechtbank is van oordeel dat verdachte zich hiermee aan oplichting heeft schuldig gemaakt.
De rechtbank is verder ook ten aanzien van dit feit van oordeel dat niet kan worden bewezen dat verdachte het feit in vereniging met de medeverdachte heeft gepleegd. Uit de stukken is niet af te leiden dat de medeverdachte opzet op het plegen van de oplichting heeft gehad. Niet gesteld kan daarom worden dat sprake is geweest van nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en zijn medeverdachte bij het plegen van het feit. Verdachte zal daarom van het medeplegen worden vrijgesproken.
Ten aanzien van het onder 3, primair ten laste gelegde
De rechtbank leidt uit de gebezigde bewijsmiddelen af dat verdachte en zijn medeverdachte zich schuldig hebben gemaakt aan oplichting middels het aanwenden van een listige kunstgreep. Verdachte en zijn medeverdachte hebben meubels gekocht die zij een dag voor levering middels automatische incasso hebben betaald, terwijl zij wisten dat er onvoldoende saldo op de rekening stond waardoor de betaling teruggedraaid zou gaan worden.
De rechtbank is van oordeel dat, hoewel het risico van levering op basis van een incassotransactie in beginsel bij de leverancier ligt, de leverancier in dit geval dat risico niet draagt nu hij door het inzetten van genoemd oplichtingsmiddel is bewogen tot de afgifte van de meubels.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het onder 1.A, 1.B, 2.A en 3 primair ten laste gelegde bewezen, met dien verstande dat:
1.
A.
hij in de periode van 1 oktober 2006 tot en met 30 september 2007, in Nederland via het internet, meerdere malen, telkens met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen telkens door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een listige kunstgreep en/of een samenweefsel van verdichtsels, de hieronder genoemde, personen heeft bewogen tot de afgifte van een geldbedrag, heeft verdachte toen aldaar telkens met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of in strijd met de waarheid zich in advertenties op het internet via de site www.marktplaats.nl. voorgedaan als bona fide verkoper van computergeheugen en/of zich voorgedaan als [naam] en/of [naam] en/of [naam] , waarna bij reactie van bieder(s)/koper(s) aan hen werd verzocht het verschuldigde overeengekomen aankoopbedrag over te maken op verdachtes (post)bankrekening of de (post)bankrekening van verdachtes vriendin, waarna levering van het gekochte computergeheugen zou plaatsvinden, zulks terwijl verdachte niet op enig moment daadwerkelijk beschikking heeft gehad over die geheugenmodules welke door hem in advertenties op www.marktplaats.nl te koop werden aangeboden en verkocht waardoor die personen telkens werden bewogen tot bovenomschreven afgifte, te weten:
- [slachtoffer 1] , 35 euro, en/of
- [slachtoffer 2] , 55 euro, en/of
- [slachtoffer 3] , 80 euro, en/of
- [slachtoffer 4] , 143 euro, en/of
- [slachtoffer 5] , 123 euro, en/of
- [slachtoffer 6] , 120 euro, en/of
- [slachtoffer 7] , 40 euro, en/of
- [slachtoffer 8] , 125 euro, en/of
- [naam] (namens [slachtoffer 9] ), 55 euro, en/of
- [slachtoffer 10] , 45 euro, en/of
- [slachtoffer 11] , 105 euro, en/of
- [slachtoffer 12] , 70 euro, en/of
- [slachtoffer 13] , 90 euro, en/of
- [slachtoffer 14] 61,50 euro, en/of
- J.M. [slachtoffer 15] , 100 euro, en/of
- [slachtoffer 16] , 120 euro, en/of
- [slachtoffer 17] , 76,50 euro, en/of
- [slachtoffer 19] , 61 euro, en/of
- [slachtoffer 20] , 70 euro, en/of
- [slachtoffer 21] , 70 euro, en/of
- [slachtoffer 22] , 102 euro, en/of
- [naam] (namens [slachtoffer 23] ) 60 euro, en/of
- [slachtoffer 24] , 113,50 euro, en/of
- [slachtoffer 25] , 50 euro, en/of
- [slachtoffer 26] , 70 euro, en/of
- [slachtoffer 27] , 75 euro, en/of
- [slachtoffer 28] , 100 euro;
EN
B.
hij in de periode van 1 oktober 2006 tot en met 30 september 2007, in Nederland, van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt, immers heeft hij, verdachte voorwerpen, te weten diverse geldbedragen die door bieders op advertenties waarin computergeheugens op www.marktplaats.nl werden aangeboden op verdachte’s bankrekening of de bankrekening van verdachtes vriendin waren overgemaakt, verworven en voorhanden gehad en van voornoemde geldbedragen gebruik heeft gemaakt, terwijl hij wist dat deze onmiddellijk afkomstig waren uit enig misdrijf;
2.
A.
hij in de periode van 18 juli 2007 tot en met 14 augustus 2007 te Aduard, gemeente Zuidhorn, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse hoedanigheid en door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 29] en/of [slachtoffer 30] heeft bewogen tot de afgifte van gerechten en drankjes (ter waarde van Euro 510,13), hebbende verdachte met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven -valselijk en in strijd met de waarheid zich voorgedaan als gast die de rekening zou laten betalen en medegedeeld dat de rekening gestuurd kon worden naar het bedrijf [bedrijfsnaam 1] ( [naam] ) voor welk bedrijf hij werkzaam zou zijn, waardoor [slachtoffer 29] en/of [slachtoffer 30] werd(en) bewogen tot bovenomschreven afgifte.
3.
hij in de periode van 7 augustus 2006 tot en met 9 oktober 2006 in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door een listige kunstgreep, [slachtoffer 31] [bedrijfsnaam 3] ) heeft bewogen tot afgifte van meubels en/of interieurgoederen, hebbende verdachte en zijn mededader met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - listiglijk via internet een bestelling gedaan met later de mededeling dat betaling zou kunnen plaatsvinden middels een incassomachtiging van een postbankrekening, welk saldo van die rekening toereikend zou moeten zijn voor de gedane bestelling, waardoor [slachtoffer 31] werd bewogen tot bovenomschreven afgifte.
De verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
De rechtbank heeft de feiten onder 2 ter wille van leesbaarheid aangeduid als 2.A en 2.B.
Tevens worden de in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten of kennelijke misslagen verbeterd gelezen. De verdachte is hierdoor niet in zijn belangen geschaad.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
1.A Oplichting, meermalen gepleegd.
1.B Een gewoonte maken van witwassen.
2.A Oplichting.
3, primair: Medeplegen van oplichting.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van hetgeen zij wettig en overtuigend te bewijzen acht wordt veroordeeld tot een taakstraf van 180 uren, subsidiair 90 dagen hechtenis.
Standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft - gelet op zijn standpunt ten aanzien van de bewijsvraag - geen strafmaatverweer gevoerd.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit de over hem opgemaakte rapportages, het hem betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsman.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich gedurende een periode van ruim een jaar schuldig gemaakt aan meerdere vormen van oplichting.
Zo heeft verdachte 27 personen opgelicht door zich op marktplaats.nl als bonafide verkoper te presenteren, koopovereenkomsten te sluiten, kopers te bewegen tot betaling van de koopsom en de goederen vervolgens niet te leveren. Zodoende heeft hij de betrokkenen financieel gedupeerd. Markplaats.nl is een site die door miljoenen mensen wordt gebruikt om in goed vertrouwen spullen te kopen en verkopen. Door zijn handelwijze heeft verdachte op grove wijze misbruik gemaakt van dat vertrouwen.
Verder heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan oplichting door, tijdens zijn verblijf in een hotel, drankjes en maaltijden te bestellen en te nuttigen terwijl hij wist dat hij die niet zou gaan betalen. Hij heeft daarmee het vertrouwen geschonden van de hoteleigenaren die er ten onrechte op hebben vertrouwd dat verdachte als normaal ogende gast na afloop van zijn verblijf aldaar de rekening zou voldoen.
Voorts heeft verdachte zich samen met zijn toenmalige partner schuldig gemaakt aan oplichting van een leverancier van meubels. Verdachte heeft met zijn medeverdachte de betaling van door hen bestelde meubels één dag voor de levering ervan via automatische incasso voldaan, wetende dat er onvoldoende saldo op de betreffende bankrekening stond, waardoor de betaling na levering van de meubels zou worden teruggedraaid. Hij heeft daarmee het vertrouwen van de leverancier geschonden die in de veronderstelling mocht verkeren dat de rekening definitief was voldaan.
Verdachte heeft zich kennelijk niet bekommerd om de gevolgen van zijn handelen voor de betrokken aangevers, maar slechts zijn eigen geldelijke gewin vooropgesteld.
Het ontvangen geld van de internetoplichting besteedde verdachte aan zijn en zijn partners levensonderhoud, waardoor verdachte zich tevens heeft schuldig gemaakt aan witwassen. Witwassen vormt een ernstige bedreiging van de legale economie en tast de integriteit van het financiële en economische verkeer aan. De verdachte heeft zich bij zijn handelen kennelijk slechts laten leiden door financieel gewin en geen oog gehad voor de schadelijke gevolgen hiervan voor de samenleving.
De rechtbank stelt vast dat verdachte niet ter zitting is verschenen, zodat omtrent het bewezenverklaarde aan hem geen vragen konden worden gesteld.
De rechtbank heeft tevens in aanmerking genomen dat verdachte, blijkens het hem betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, niet eerder voor strafbare feiten is veroordeeld.
Alles overwegende acht de rechtbank, gezien de ernst en de hoeveelheid van de feiten een onvoorwaardelijke gevangenisstraf in beginsel passend. Echter nu de zaak ver buiten de redelijke termijn zoals bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het EVRM is behandeld, zal zij overgaan tot het opleggen van een geheel voorwaardelijke werkstraf van na te noemen duur.

Benadeelde partijen

[slachtoffer 2]heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door hem geleden schade ten gevolge van het aan verdachte onder 1 ten laste gelegde en bewezen verklaarde feit alsmede de gronden waarop deze berust. De hoogte van de vordering bedraagt € 50,00.
[slachtoffer 3]heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door hem geleden schade ten gevolge van het aan verdachte onder 1 ten laste gelegde en bewezen verklaarde feit alsmede de gronden waarop deze berust. De hoogte van de vordering bedraagt € 235,00.
[slachtoffer 4]heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door hem geleden schade ten gevolge van het aan verdachte onder 1 ten laste gelegde en bewezen verklaarde feit alsmede de gronden waarop deze berust. De hoogte van de vordering bedraagt € 143,00.
[slachtoffer 5]heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door hem geleden schade ten gevolge van het aan verdachte onder 1 ten laste gelegde en bewezen verklaarde feit alsmede de gronden waarop deze berust. De hoogte van de vordering bedraagt € 123,00.
[slachtoffer 6]heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door hem geleden schade ten gevolge van het aan verdachte onder 1 ten laste gelegde en bewezen verklaarde feit alsmede de gronden waarop deze berust. De hoogte van de vordering bedraagt € 65,00.
[slachtoffer 8]heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door haar geleden schade ten gevolge van het aan verdachte onder 1 ten laste gelegde en bewezen verklaarde feit alsmede de gronden waarop deze berust. De hoogte van de vordering bedraagt € 125,00
[slachtoffer 9]heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door hem geleden schade ten gevolge van het aan verdachte onder 1 ten laste gelegde en bewezen verklaarde feit alsmede de gronden waarop deze berust. De hoogte van de vordering bedraagt € 55,00.
[slachtoffer 10]heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door hem geleden schade ten gevolge van het aan verdachte onder 1 ten laste gelegde en bewezen verklaarde feit alsmede de gronden waarop deze berust. De hoogte van de vordering bedraagt € 45,00.
[slachtoffer 11]heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door hem geleden schade ten gevolge van het aan verdachte onder 1 ten laste gelegde en bewezen verklaarde feit alsmede de gronden waarop deze berust. De hoogte van de vordering bedraagt € 105,00.
[slachtoffer 12]heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door hem geleden schade ten gevolge van het aan verdachte onder 1 ten laste gelegde en bewezen verklaarde feit alsmede de gronden waarop deze berust. De hoogte van de vordering bedraagt € 70,00.
[slachtoffer 14]heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door hem geleden schade ten gevolge van het aan verdachte onder 1 ten laste gelegde en bewezen verklaarde feit alsmede de gronden waarop deze berust. De hoogte van de vordering bedraagt € 61,50.
[slachtoffer 15]heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door hem geleden schade ten gevolge van het aan verdachte onder 1 ten laste gelegde en bewezen verklaarde feit alsmede de gronden waarop deze berust. De hoogte van de vordering bedraagt € 100,00.
[slachtoffer 18]heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door hem geleden schade ten gevolge van het aan verdachte onder 1 ten laste gelegde en bewezen verklaarde feit alsmede de gronden waarop deze berust. De hoogte van de vordering bedraagt € 141,50.
[slachtoffer 21]heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door hem geleden schade ten gevolge van het aan verdachte onder 1 ten laste gelegde en bewezen verklaarde feit alsmede de gronden waarop deze berust. De hoogte van de vordering bedraagt € 70,00.
[slachtoffer 24]heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door hem geleden schade ten gevolge van het aan verdachte onder 1 ten laste gelegde en bewezen verklaarde feit alsmede de gronden waarop deze berust. De hoogte van de vordering bedraagt € 113,50.
[slachtoffer 25]heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door hem geleden schade ten gevolge van het aan verdachte onder 1 ten laste gelegde en bewezen verklaarde feit alsmede de gronden waarop deze berust. De hoogte van de vordering bedraagt € 50,00.
[slachtoffer 28]heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door hem geleden schade ten gevolge van het aan verdachte onder 1 ten laste gelegde en bewezen verklaarde feit alsmede de gronden waarop deze berust. De hoogte van de vordering bedraagt € 100,00.
[slachtoffer 29]heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door hem geleden schade ten gevolge van het aan verdachte onder 2 ten laste gelegde en bewezen verklaarde feit alsmede de gronden waarop deze berust. De hoogte van de vordering bedraagt € 2.349,75.
't [bedrijfsnaam 3]heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door haar geleden schade ten gevolge van het aan verdachte onder 3 ten laste gelegde en bewezen verklaarde feit alsmede de gronden waarop deze berust. De hoogte van de vordering bedraagt € 3.127,80.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot afwijzing van de vordering van [slachtoffer 25] , nu de door hem gestelde schade reeds door zijn ouders is vergoed, zoals hij op het schadeformulier heeft aangegeven. De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van alle overige vorderingen met oplegging daarbij van de schadevergoedingsmaatregel en de hoofdelijkheidsbepaling.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partijen in hun vorderingen.
Het oordeel van de rechtbank
(feit 1.A)
De rechtbank is van oordeel dat de vordering van
[slachtoffer 25]dient te worden afgewezen, nu de door hem gestelde schade blijkens het door hem ingevulde schadeformulier reeds door de ouders van verdachte is vergoed.
(feit 1.A)
De rechtbank acht ten aanzien van de vordering van
[slachtoffer 18]het feit waaruit de schade zou zijn ontstaan niet bewezen. De benadeelde partij zal niet ontvankelijk worden verklaard in de vordering en kan de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
(feiten 1.A)
De rechtbank is ten aanzien van de
overige vorderingenvan oordeel dat de gestelde schade voldoende aannemelijk is geworden en in zodanig verband staan met de door verdachte gepleegde strafbare feiten, dat deze aan hem als een gevolg van zijn handelen kunnen worden toegerekend. De rechtbank acht de vorderingen, die niet dan wel onvoldoende door verdachte en diens raadsman zijn weersproken, derhalve gegrond en voor toewijzing vatbaar.
(feit 2.A)
De rechtbank is ten aanzien van de vordering van
[slachtoffer 29]van oordeel dat een deel van de gestelde schade tot een bedrag van € 510,13 (zijnde het bewezenverklaarde deel), voldoende aannemelijk is geworden en in zodanig verband staat met het door verdachte gepleegde strafbare feit, dat deze aan hem als een gevolg van zijn handelen kan worden toegerekend. De rechtbank acht de vordering in zoverre voor toewijzing vatbaar.
De rechtbank zal de benadeelde partij in het overige deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren en zal bepalen dat deze in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
(feit 3, primair)
De rechtbank is ten aanzien van de vordering van
[bedrijfsnaam 3]van oordeel dat een deel van de gestelde schade tot een bedrag van € 2,265,56 (zijnde het schade bedrag met aftrek van BTW), voldoende aannemelijk is geworden en in zodanig verband staat met het door verdachte gepleegde strafbare feit, dat deze aan hem als een gevolg van zijn handelen kan worden toegerekend. De rechtbank acht de vordering derhalve tot voornoemd bedrag voor toewijzing vatbaar.
De rechtbank zal verdachte tevens veroordelen in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, ten bedrage van € 340,00.
De rechtbank zal de vordering van de benadeelde partij voor het overige, te weten het opgevoerde bedrag aan BTW, afwijzen.
De rechtbank zal daarbij bepalen dat indien het bedrag van € 2,605,56 (bestaande uit
€ 2,265,56 en € 340,00) door de mededader van verdachte geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd.
De rechtbank acht daarnaast ten aanzien van alle toegewezen vorderingen oplegging van de schadevergoedingsmaatregel aangewezen nu verdachte jegens de benadeelde partijen naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 24c, 36f, 47, 57, 326 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT:

Verklaart de officier van justitie niet-ontvankelijk in de op basis van de dagvaarding voor de terechtzitting van 10 februari 2014 aangevangen vervolging.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte 2.B is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1.A, 1.B, 2.A en 3 primair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

Een taakstraf, bestaande uit het verrichten van 100 uren onbetaalde arbeid.

Bepaalt dat deze taakstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op 1 jaar, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat, indien het mocht komen tot de tenuitvoerlegging van de taakstraf, vervangende hechtenis voor de duur van
50 dagenzal worden toegepast, indien de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht.
(feit 1.A)
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 2]toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van € 50,00 (zegge: vijftig euro).
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer
[slachtoffer 2] ,te betalen een bedrag van € 50,00, (zegge: vijftig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 1 dag, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer
[slachtoffer 2], daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
(feit 1.A)
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 3]toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van € 235,00 (zegge: tweehonderd en vijfendertig euro).
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer
[slachtoffer 3], te betalen een bedrag van € 235,00 (zegge: tweehonderd en vijfendertig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 4 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer
[slachtoffer 3], daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
(feit 1.A)
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 4]toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van € 143,00 (zegge honderd en drieënveertig euro).
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer
[slachtoffer 4], te betalen een bedrag van € 143,00 (zegge honderd en drieënveertig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 2 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer
[slachtoffer 4], daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
(feit 1.A)
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 5]toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van € 123,00 (zegge: honderd en drieëntwintig euro).
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer
[slachtoffer 5], te betalen een bedrag van € 123,00 (zegge: honderd en drieëntwintig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 2 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer
[slachtoffer 5], daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
(feit 1.A)
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 6]toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van € 65,00 (zegge: vijfenzestig euro).
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer
[slachtoffer 6], te betalen een bedrag € 65,00 (zegge: vijfenzestig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 1 dag, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer
[slachtoffer 6], daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
(feit 1.A)
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 8]toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van € 125,00 (zegge: honderd en vijfentwintig euro).
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer
[slachtoffer 8], te betalen een bedrag van € 125,00 (zegge: honderd en vijfentwintig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 2 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer
[slachtoffer 8], daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
(feit 1.A)
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 9]toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van € 55,00 (zegge: vijfenvijftig euro).
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer
[slachtoffer 9], te betalen een bedrag van € 55,00 (zegge: vijfenvijftig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 1 dag, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer
[slachtoffer 9], daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
(feit 1.A)
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 10]toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van € 45,00 (zegge: vijfenveertig euro).
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer
[slachtoffer 10], te betalen een bedrag van € 45,00 (zegge: vijfenveertig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 1 dag, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer
[slachtoffer 10], daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
(feit 1.A)
[slachtoffer 11]heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door hem geleden schade ten gevolge van het aan verdachte onder 1 ten laste gelegde en bewezen verklaarde feit alsmede de gronden waarop deze berust. De hoogte van de vordering bedraagt € 105,00.
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 11]toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van € 105,00 (zegge: honderd en vijf euro).
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer
[slachtoffer 11], te betalen een bedrag van € 105,00 (zegge: honderd en vijf euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 2 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer
[slachtoffer 11], daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
(feit 1.A)
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 12]toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van € 70,00 (zegge: zeventig euro).
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer
[slachtoffer 12], te betalen een bedrag van € 70,00 (zegge: zeventig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 1 dag, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer
[slachtoffer 12], daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
(feit 1.A)
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 14]toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van € 61,50 (zegge: eenenzestig euro en vijftig eurocent).
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer
[slachtoffer 14], te betalen een bedrag van € 61,50 (zegge: eenenzestig euro en vijftig eurocent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 1 dag, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer
[slachtoffer 14], daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
(feit 1.A)
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 15]toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van € 100,00 (zegge: honderd euro).
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer
[slachtoffer 15], te betalen een bedrag € 100,00 (zegge: honderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 2 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer
[slachtoffer 15], daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
(feit 1.A)
Bepaalt dat de benadeelde partij
[slachtoffer 18]niet-ontvankelijk is in haar vordering en dat deze slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Bepaalt dat deze benadeelde partij en verdachte de eigen kosten dragen.
(feit 1.A)
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 21]toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van € 70,00 (zegge: zeventig euro).
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer
[slachtoffer 21], te betalen een bedrag van € 70,00 (zegge: zeventig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 1 dag, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer
[slachtoffer 21], daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
(feit 1.A)
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 24]toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van € 113,50 (zegge: honderd en dertien euro en vijftig eurocent.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer
[slachtoffer 24], te betalen een bedrag van € 113,50 (zegge: honderd en dertien euro en vijftig eurocent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 2 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer
[slachtoffer 24] ,daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
(feit 1.A)
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 25]af. Bepaalt dat deze benadeelde partij de eigen kosten draagt.
(feit 1.A)
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 28]toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van € 100,00 (zegge: honderd euro).
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer
[slachtoffer 28], te betalen een bedrag van € 100,00 (zegge: honderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 2 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer
[slachtoffer 28], daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
(feit 2.A)
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 29]toe tot na te melden bedrag en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van € 510,13 (zegge: vijfhonderd en tien euro en dertien eurocent).
Bepaalt dat de benadeelde partij
[slachtoffer 29]voor het overige niet ontvankelijk is in haar vordering en dat dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer
[slachtoffer 29], te betalen een bedrag van € 510,13 (zegge: vijfhonderd en tien euro en dertien eurocent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 10 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer
[slachtoffer 29], daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
(feit 3, primair)
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[bedrijfsnaam 3]toe tot na te melden bedrag en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van € 2,265,56 (zegge: tweeduizend en tweehonderd en vijfenzestig euro en zesenvijftig eurocent).
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, ten bedrage van € 340,00.
Bepaalt dat indien het totale bedrag ad € 2,605,56 door de mededader van verdachte geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd.
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[bedrijfsnaam 3]voor het overige af.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer
[bedrijfsnaam 3], te betalen een bedrag van € 2,265,56 (zegge: tweeduizend en tweehonderd en vijfenzestig euro en zesenvijftig eurocent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 32 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft en in dier voege, dat indien dit bedrag door de mededader van verdachte geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer
[bedrijfsnaam 3], daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.L. Stuiver, voorzitter, mr. A. Jongsma en mr. S. Zwarts, rechters, bijgestaan door W. Brandsma, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 14 april 2016.

Voetnoten

2.Op 27 juli 2007 70 euro gestort op rekening ten name van [naam] , p. 381.
3.Afbeelding advertentie, p. 388 van laatstgenoemd dossier.
4.Op 16 februari 2007 is op deze rekening een bedrag bijgeboekt van € 100,00 afkomstig van aangever [slachtoffer 28] , p. 398.
5.Aangiften onder de hiervoor opgenomen bewijsmiddelen 1 tot en met 7, zie verklaring verdachte op p. 160 en 161 van eerstgenoemd dossier.
6.Aangiften onder de hiervoor opgenomen bewijsmiddelen 8 tot en met 27, zie verklaring verdachte op p. 71 en 72 van laatstgenoemd dossier.
7.Verklaring [naam] , p. 123 van eerstgenoemd dossier.
8.Verklaring [naam] , p. 132 van eerstgenoemd dossier.
9.Verklaring [naam] , p. 132 van eerstgenoemd dossier.
10.Verklaring [naam] , p. 168 van eerstgenoemd dossier.