In deze zaak gaat het om een verzoek tot wraking van mr. P.G. Wijtsma, rechter in de afdeling bestuursrecht van de Rechtbank Noord-Nederland, door verzoekers [A] en [B]. Het verzoek tot wraking is ingediend op 21 december 2015 in verband met een eerdere zitting op 17 mei 2013, waarbij verzoekers betrokken waren. Verzoekers stellen dat de rechter hen onterecht heeft beschuldigd van schreeuwen en dat de rechter niet correct heeft gehandeld tijdens de zitting. De rechter heeft echter aangegeven dat hij [A] niet heeft beschuldigd, maar dat [A] boos de zaal heeft verlaten. De rechtbank oordeelt dat de rechter zijn taak om de orde te handhaven correct heeft uitgevoerd en dat de stellingen van verzoekers niet voldoende zijn om aan te nemen dat de rechter niet onpartijdig zou zijn.
De rechtbank verwijst naar artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht, dat stelt dat een rechter gewraakt kan worden op basis van feiten of omstandigheden die de onpartijdigheid van de rechter in twijfel trekken. De rechtbank concludeert dat verzoekers niet aannemelijk hebben gemaakt dat er bijzondere omstandigheden zijn die een uitzondering op de veronderstelling van onpartijdigheid rechtvaardigen. De rechtbank wijst het verzoek tot wraking af en bepaalt dat de procedure in de hoofdzaak (zaaknummer LEE 15/1856) wordt voortgezet in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek. Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.