ECLI:NL:RBNNE:2016:1330

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
9 februari 2016
Publicatiedatum
25 maart 2016
Zaaknummer
C/18/163614/PR RK 15-679
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking van een rechter wegens ordehandhaving tijdens zitting

In deze zaak gaat het om een verzoek tot wraking van mr. P.G. Wijtsma, rechter in de afdeling bestuursrecht van de Rechtbank Noord-Nederland, door verzoekers [A] en [B]. Het verzoek tot wraking is ingediend op 21 december 2015 in verband met een eerdere zitting op 17 mei 2013, waarbij verzoekers betrokken waren. Verzoekers stellen dat de rechter hen onterecht heeft beschuldigd van schreeuwen en dat de rechter niet correct heeft gehandeld tijdens de zitting. De rechter heeft echter aangegeven dat hij [A] niet heeft beschuldigd, maar dat [A] boos de zaal heeft verlaten. De rechtbank oordeelt dat de rechter zijn taak om de orde te handhaven correct heeft uitgevoerd en dat de stellingen van verzoekers niet voldoende zijn om aan te nemen dat de rechter niet onpartijdig zou zijn.

De rechtbank verwijst naar artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht, dat stelt dat een rechter gewraakt kan worden op basis van feiten of omstandigheden die de onpartijdigheid van de rechter in twijfel trekken. De rechtbank concludeert dat verzoekers niet aannemelijk hebben gemaakt dat er bijzondere omstandigheden zijn die een uitzondering op de veronderstelling van onpartijdigheid rechtvaardigen. De rechtbank wijst het verzoek tot wraking af en bepaalt dat de procedure in de hoofdzaak (zaaknummer LEE 15/1856) wordt voortgezet in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek. Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Zittingsplaats Groningen
zaaknummer: C/18/163614 / PR RK 15-679

beslissing van de meervoudige kamer van 9 februari 2016

op het verzoek van
[A] en [B], te [woonplaats], verzoekers
tot wraking van

mr. P.G. Wijtsma, rechter.

Procesverloop

Bij brief van 21 december 2015 hebben verzoekers een verzoek ingediend tot wraking van
mr. P.G. Wijtsma, rechter in de afdeling bestuursrecht van deze rechtbank, in de procedure met zaaknummer LEE 15/1856, waarbij verzoekers als partij zijn betrokken.
Bij brief van 24 december 2015 heeft de rechter medegedeeld niet in de wraking te berusten.
Het verzoek is ter zitting van 19 januari 2016 door de wrakingskamer behandeld.
Verzoekers zijn niet verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde.
De rechter is niet verschenen.
Het dagelijks bestuur van de Dienst Sociale zaken en Werkgelegenheid Noardwest Fryslân, andere partij in hoofdprocedure, is niet verschenen.

Overwegingen

1. Ingevolge art. 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht kan op verzoek van een partij elk van de rechters die een zaak behandelen, worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
2. Onder verwijzing naar de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 9 november 2011 (ECLI:NL:RVS:2011:BU5252) stelt de rechtbank voorop dat als maatstaf heeft te gelden dat de rechter uit hoofde van haar aanstelling wordt verondersteld onpartijdig te zijn en dat het aan verzoeker is om aannemelijk te maken dat zich bijzondere omstandigheden voordoen die een uitzondering op deze veronderstelling rechtvaardigen.
3. Uit de stukken begrijpt de rechtbank dat de rechter eerder een zaak heeft behandeld waarbij verzoekers betrokken waren. Behandeling ter zitting heeft plaatsgevonden op 17 mei 2013.
4.1.
Verzoekers stellen dat de rechter op bovengenoemde zitting [A] heeft beticht van schreeuwen, waarna [A] de zitting is uitgelopen.
4.2.
De rechter stelt dat hij op de zitting [A] niet heeft beticht van schreeuwen, maar dat [A] wel na enige tijd boos de zaal uit is gelopen.
4.3.
De rechtbank overweegt dat een rechter ter zitting onder meer de taak heeft om de orde te bewaren. Hetgeen betrokkenen hebben gesteld over de gang van zaken op de zitting van 17 mei 2013 biedt geen grond voor de veronderstelling dat de rechter deze taak niet correct heeft uitgevoerd.
5. Verzoekers stellen voorts dat de rechter op de zitting van 17 mei 2013 te keer is gegaan. Nu verzoekers niet hebben toegelicht wat zij hiermee bedoelen, kan deze stelling niet toewijzing van het verzoek leiden.
6.1.
Verzoekers stellen dat het verslag van de zitting van 17 mei 2013 feitelijk totaal incorrect is.
6.2.
De rechtbank overweegt dat het proces-verbaal van de zitting wordt opgesteld door de griffier en een zakelijke weergave van het ter zitting verhandelde bevat. Eventuele onjuistheden in het proces-verbaal van de zitting van 17 mei 2013 kunnen niet aangemerkt worden als omstandigheden die doen twijfelen aan de onpartijdigheid van de rechter.
7. Op grond van het voorgaande oordeelt de rechtbank dat niet aannemelijk is geworden dat er zich in de procedure LEE 15/1856 feiten of omstandigheden hebben voorgedaan waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou hebben kunnen geleden.

Beslissing

De rechtbank:
  • wijst het verzoek af;
  • bepaalt dat de procedure in de hoofdzaak (met zaaknummer LEE 15/1856) wordt voortgezet in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van het indienen van het verzoek tot wraking;
  • beveelt de onverwijlde mededeling van deze beslissing aan verzoekers,
aan de rechter en aan de Dienst Sociale zaken en Werkgelegenheid Noardwest Fryslân.
Aldus gegeven door mr. P.J. Duinkerken, voorzitter, mr. M. Griffioen en mr. R.L. Vucsán, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.A. Hulst als griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 9 februari 2016.
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Tegen de beslissing staat geen rechtsmiddel open.