ECLI:NL:RBNNE:2016:1322
Rechtbank Noord-Nederland
- Op tegenspraak
- Rechtspraak.nl
Beslissing op vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel
Op 25 maart 2016 heeft de Rechtbank Noord-Nederland, zitting houdende in Leeuwarden, uitspraak gedaan in een zaak betreffende de ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel. De officier van justitie had op 10 april 2015 een vordering ingediend om het bedrag van € 96.123,00 vast te stellen als wederrechtelijk verkregen voordeel. De behandeling vond plaats op 15 februari 2016, waarbij de veroordeelde werd bijgestaan door zijn advocaat, mr. A.A. Boersma, en het openbaar ministerie werd vertegenwoordigd door mr. A. van Veen.
De officier van justitie baseerde zijn vordering op een eenvoudige kasopstelling, waarbij werd gekeken naar de contante uitgaven van de veroordeelde in vergelijking met legale inkomsten. De raadsman van de veroordeelde betwistte de vordering en stelde dat er geen sprake was van wederrechtelijk verkregen voordeel. In een conclusie van repliek op 20 november 2015 verhoogde de officier van justitie het gevorderde bedrag naar € 156.451,00, stellende dat dit bedrag afkomstig was van salaris dat de veroordeelde had ontvangen van een bedrijf waaruit gelden zouden zijn witgewassen.
De rechtbank oordeelde dat het primaire standpunt van de officier van justitie niet kon standhouden, omdat niet automatisch aangenomen kan worden dat alle gelden van het bedrijf als misdrijf afkomstig zijn. De rechtbank besloot het onderzoek te heropenen en gaf de veroordeelde de gelegenheid om binnen zes weken nadere stukken in te dienen ter onderbouwing van zijn verweer. De uitspraak werd gedaan door de meervoudige kamer, bestaande uit de rechters J. van Bruggen, C.M.M. Oostdam en W.S. Sikkema, en griffier mr. P.T.M. van der Lelie.