Uitspraak
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
[eiser], te [woonplaats], eiser
de inspecteur van de Belastingdienst/kantoor Groningen, verweerder
Procesverloop
Overwegingen
De koopprijs van het verkochte zal worden verhoogd met eenhonderdvijfenzeventig duizend gulden (f 175.000,00) per hectare voor dat/die gedeelte(n) van het verkochte waarvan in een onherroepelijk geworden bestemmingsplan zal zijn opgenomen dat dat/die gedeelte(n) zal/zullen zijn bestemd voor woningbouw, doch alleen voor die centiares die daadwerkelijk voor woningbouw kunnen worden benut, inclusief de infrastructuur.
€ 1.570.860 winst genomen. Hierbij heeft eiser, zoals hij met verweerder is overeengekomen, de nabetalingsregeling als een vordering op zijn fiscale balans voor het (gebroken) boekjaar 2000/2001 geactiveerd voor een bedrag van € 1.570.860. Dit betreft de contante waarde van de nabetalingsregeling, rekening houdend met een marktrente van 3,9%, waarbij de verwachting dat de grond zal worden bestemd voor woningbouw is gesteld op 100%. Eiser heeft met verweerder afgesproken dat het verschil tussen deze contante waarde en de eventueel totaal te ontvangen nabetaling als rente zou worden aangemerkt. Deze rente moest jaarlijks worden bijgeboekt totdat het eindbedrag, de totale nabetaling van € 1.984.256, was bereikt. De rente kon ten gunste van de verlies- en winstrekening worden geboekt of aan een herinvesteringsreserve worden toegevoegd. Eiser en verweerder hebben niets afgesproken over de gevolgen van een eventuele afwaardering van de vordering.
€ 86.006.
Tot de winst behoren niet voordelen uit landbouwbedrijf ter zake van waardeveranderingen van gronden — daaronder begrepen de ondergrond van gebouwen —, behoudens voor zover de waardeverandering in de uitoefening van het bedrijf is ontstaan of verband houdt met de omstandigheid dat de grond voortaan of waarschijnlijk binnenkort buiten het kader van de uitoefening van een landbouwbedrijf zal worden aangewend”.
“Indien, als in het onderhavige geval, een deelneming wordt vervreemd tegen een koopprijs, mede bestaande uit een recht op toekomstige uitkeringen waarvan het totale bedrag weliswaar onzeker is, doch niet afhangt van feiten of omstandigheden die rechtstreeks verband houden met de waarde van de vervreemde aandelen, dient de opbrengst van de deelneming te worden bepaald met inachtneming van de geschatte waarde van dat recht, en kunnen waardeveranderingen van dat recht, die zich naderhand voordoen, niet worden aangemerkt als voordelen uit hoofde van de deelneming, als bedoeld in artikel 13 van genoemde wet.
In het onderhavige geval is sprake van een initiële koopprijs en van een aanvulling op die initiële koopprijs, waarvan de verschuldigdheid afhankelijk is van de vervulling van de voorwaarde dat C - kort gezegd - op een nader bepaald tijdstip zal kunnen (blijven) beschikken over een FM-frequentie. Het recht op een zodanige 'nabetaling' is niet zonder meer een recht dat naar zijn aard zelfstandig tot winsten en verliezen leidt, als waarvan sprake is in het arrest van de Hoge Raad van 3 maart 1993, nr. 28598, BNB 1993/180BNB 1993/180. Bij afwezigheid van een dergelijk recht is de nabetaling aan te merken als louter een aanvulling op de overeengekomen initiële koopprijs.”. Uit onder meer deze arresten volgt naar het oordeel van de rechtbank dat de wijzigingen ten opzichte van de geschatte waarde van een recht op nabetaling alleen dan niet onder de (deelnemings)vrijstelling (i.c. landbouwvrijstelling) vallen, in geval dat recht op nabetaling naar zijn aard zelfstandig tot winsten en verliezen kan leiden. Zoals volgt uit hetgeen bij 4.5 is overwogen, is in het onderhavige geval geen sprake van een zodanig zelfstandig recht op nabetaling.
€ 487 en een wegingsfactor 1). Verweerder kan niet worden veroordeeld in de door eiser in de bezwaarfase gemaakte kosten, omdat eiser in die fase niet heeft verzocht om vergoeding van deze kosten.