ECLI:NL:RBNNE:2015:6439

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
29 maart 2015
Publicatiedatum
24 juni 2016
Zaaknummer
4742008/16-9 en 4808691/16-26
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herstelbeschikking inzake ontbinding arbeidsovereenkomst met wijziging ontbindingsdatum

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Nederland op 29 maart 2016 een herstelbeschikking gegeven met betrekking tot een eerdere beschikking van 17 maart 2016. De verzoekster in conventie, aangeduid als [werkgever], had verzocht om een fout te herstellen die was gemaakt in de ontbindingsdatum van de arbeidsovereenkomst van de verweerder in conventie, aangeduid als [werknemer]. De werkgever stelde dat de arbeidsovereenkomst ontbonden moest worden per 1 mei 2016 in plaats van 1 juni 2016, zoals eerder was vastgesteld.

De kantonrechter heeft overwogen dat de werkgever onweersproken had gesteld dat er een opzegtermijn van twee maanden gold voor de werknemer. Dit leidde tot de conclusie dat de ontbindingsdatum inderdaad op 1 mei 2016 moest worden vastgesteld, in overeenstemming met artikel 7:671b lid 8, onderdeel a, van het Burgerlijk Wetboek. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de eerdere datum van 1 juni 2016 een kennelijke fout was en dat deze eenvoudig kon worden hersteld.

In de beslissing heeft de kantonrechter de minuut van de eerdere beschikking gewijzigd, een afschrift van de herstelbeschikking aan de partijen verstrekt en bepaald dat de partij die in het bezit was van de oorspronkelijke beschikking deze diende te retourneren aan de griffier. De uitspraak werd gedaan in aanwezigheid van de griffier, en de procedure vond plaats in Groningen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling Privaatrecht
Locatie Groningen
zaak-/rolnummer: 4742008/16-9 en 4808691/16-26

Herstelbeschikking van de kantonrechter d.d. 29 maart 2016

inzake

de besloten vennootschap [naam] B.V., kantoorhoudende te [plaatsnaam],

verzoekster in conventie, tevens verweerster in reconventie, hierna te noemen [werkgever],
gemachtigde mr. T.J. Hidding, advocaat te Groningen,
tegen

[naam],

wonende te [woonplaats] aan de [adres]
verweerder in conventie, tevens verzoeker in reconventie, hierna [werknemer] te noemen,
gemachtigde mrs. S. Bijl en A. Baas, respectievelijk jurist en advocaat te Groningen.

PROCESGANG

Bij schrijven van de gemachtigde van [werkgever] van 18 maart 2016 is verzocht een fout te herstellen in de op 17 maart 2016 tussen partijen gegeven beschikking. Het betreft de datum waarop de arbeidsovereenkomst wordt ontbonden. Volgens [werkgever] moet dat 1 mei 2016 zijn in plaats van 1 juni 2016.
[werknemer] is in de gelegenheid gesteld om zich daarover uit te laten. Van die gelegenheid is evenwel geen gebruik gemaakt.
Beschikking is bepaald op heden.

OVERWEGINGEN

In de beschikking van 17 maart 2016 heeft de kantonrechter in overweging 10 geoordeeld dat [werkgever] onweersproken heeft gesteld dat voor [werknemer] een opzegtermijn van twee maanden geldt, zodat de arbeidsovereenkomst met toepassing van artikel 7:671b lid 8, onderdeel a, BW zal worden ontbonden met ingang van 1 juni 2016. Deze ontbindingsdatum staat ook in het dictum.
In artikel 7:671b lid 8, onderdeel a, BW is bepaald dat, als het verzoek om ontbinding een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd of een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd betreft die tussentijds kan worden opgezegd, en het verzoek wordt ingewilligd, de kantonrechter het einde van de arbeidsovereenkomst bepaalt op het tijdstip waarop de arbeidsovereenkomst bij regelmatige opzegging zou zijn geëindigd, waarbij, indien de ontbinding van de arbeidsovereenkomst niet het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werkgever, de duur van de periode die aanvangt op de datum van ontvangst van het verzoek en eindigt op de datum van dagtekening van de ontbindingsbeslissing in mindering wordt gebracht, met dien verstande dat een termijn van ten minste een maand resteert.
Zoals overwogen geldt tussen partijen een opzegtermijn van twee maanden. De proceduretijd is twee maanden en vijf dagen. Op grond van genoemde bepaling had de datum waarop de arbeidsovereenkomst eindigt dan ook moeten worden vastgesteld op 1 mei 2016. Omdat de kantonrechter onder verwijzing naar die bepaling de ontbindingsdatum heeft bepaald op 1 juni 2016, is het dan ook evident dat hier sprake is van een kennelijke fout. Deze fout leent zich voor eenvoudig herstel. De kantonrechter zal, met toepassing van artikel 31 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, de beschikking daarom aldus verbeteren.

BESLISSING

De kantonrechter:
1. bepaalt dat de minuut van de beschikking van 17 maart 2016 als volgt wordt gewijzigd:
a) in overweging 10 dient voor
Nu [werkgever] onweersproken heeft gesteld dat voor [werknemer] een opzegtermijn van twee maanden geldt, zal de arbeidsovereenkomst met toepassing van artikel 7:671b lid 8, onderdeel a, BW worden ontbonden met ingang van 1 juni 2016.
te worden gelezen:
Nu [werkgever] onweersproken heeft gesteld dat voor [werknemer] een opzegtermijn van twee maanden geldt, zal de arbeidsovereenkomst met toepassing van artikel 7:671b lid 8, onderdeel a, BW worden ontbonden met ingang van 1 mei 2016.
b) bij de beslissing dient onder 1 voor
ontbindt de arbeidsovereenkomst tussen partijen met ingang van 1 juni 2016;
te worden gelezen:
ontbindt de arbeidsovereenkomst tussen partijen met ingang van 1 mei 2016;
2. bepaalt dat een afschrift van deze herstelbeschikking wordt gehecht aan de minuut van de beschikking van 17 maart 2016;
3. bepaalt dat aan ieder van partijen een grosse/afschrift van de beschikking van 17 maart 2016 en een grosse/afschrift van deze herstelbeschikking wordt verstrekt;
4. bepaalt dat de partij die in het bezit is van een grosse/afschrift van de oorspronkelijke beschikking deze dient te retourneren - voor zover dat nog niet is gebeurd - aan de griffier van deze rechtbank, afdeling privaatrecht, locatie Groningen.
Aldus gewezen door mr. E.J. Oostdijk, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 29 maart 2016 in tegenwoordigheid van de griffier.
MH