Uitspraak
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
uitspraak van de meervoudige kamer van 27 augustus 2015 in de zaak tussen
Procesverloop
Overwegingen
1.1 Eiseres, geboren op 10 maart 1938, is alleenstaand en bewoont een appartement. In verband met diverse medische aandoeningen ondervindt zij beperkingen bij onder meer het schoonhouden van het huis. In verband hiermee had zij sinds 2008 op grond van de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (Wmo) 2007 en de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning (Vivmo) 2008 van de gemeente Assen de voorziening
HH-1. Eiseres ontving deze voorziening in de vorm van een persoonsgebonden budget. Bij besluit van 7 november 2011 is deze voorziening aan eiseres toegekend voor de indicatieduur 2 november 2011 tot 1 oktober 2014, voor vier en een half uur per week.
1.2 Op 26 augustus 2014 heeft eiseres verweerder verzocht de indicatie voor HH-1 voor vier uur per week te verlengen. Aangegeven is dat de dochter van eiseres de zorg voor eiseres op zich neemt.
1.3 Bij besluit van 24 september 2014 heeft verweerder de indicatie voor HH-1 voor eiseres verlengd voor vier uur per week en wel tot 1 januari 2015. Verweerder heeft daarbij aangegeven dat de beperkte geldigheidsduur van de indicatie is ingegeven door het feit dat de regering de aanspraak op hulp bij het huishouden wil beperken.
1.4 Tegen het besluit van 24 september 2014 is geen bezwaar gemaakt, zodat dit besluit in rechte vaststaat.
1.5 Op 7 oktober 2014 heeft verweerder een aantal besluiten genomen, waaronder de instemming met de beleidsnotitie ‘Hulp bij het huishouden (HH1) als algemene voorziening’. Aan deze notitie wordt hier het volgende ontleend:
“(…)
In de nieuwe Wmo is Hulp bij het Huishouden niet meer genoemd als onderdeel in de wet. Dit betekent dat de gemeente niet langer verantwoordelijk is voor het uitvoeren van schoonmaaktaken. De gemeente is wel verantwoordelijk voor het zorgdragen van maatschappelijke ondersteuning van inwoners voor zelfredzaamheid en participatie in de samenleving. De wetgever beoogt hiermee ook een forse bezuiniging te realiseren van 40% per 1 januari 2015. In de kadernota (…) staat dat de kracht en mogelijkheden van de mensen zelf en hun omgeving optimaal worden benut. Vervolgens wordt gekeken of algemene voorzieningen kunnen volstaan. Pas daarna komt een maatwerkvoorziening in beeld(…)
Voorgesteld wordt om HH1 om te vormen naar een algemene voorziening en HH2 te handhaven als maatwerkvoorziening (…)”.
Het beleid van verweerder voorziet voor de cliënten met een indicatie voor HH-1 in overgangsrecht op grond waarvan men een half jaar de ‘oude’ maatwerkvoorziening behoudt. Daarna kan men een beroep doen op de algemene voorziening. De groep die een indicatie had die over de datum van 1 mei 2015 heen gaat zal, in verweerders beleid, eerst een zogenoemd keukentafelgesprek krijgen. Ook bij deze groep is het uitgangspunt dat men wordt toegeleid naar een algemene voorziening. Met cliënten, zoals eiseres, van wie de indicatie afloopt op 1 mei 2015 wordt, in verweerders beleid, alleen een keukentafelgesprek gevoerd wanneer zij opnieuw een aanvraag voor een maatwerkvoorziening indienen.
1.6 Bij het primaire besluit van 30 oktober 2014 heeft verweerder ambtshalve besloten de indicatietermijn, die voor eiseres op grond van het besluit van 24 september 2014 geldig was tot 1 januari 2015, te verlengen tot 1 mei 2015. Ter toelichting is in het primaire besluit vermeld dat de regels zijn veranderd door de nieuwe Wmo 2015. Aangegeven is dat de gemeente Assen schoonmaakwerk (HH-1) met ingang van 1 januari 2015 als algemene voorziening aanbiedt, een voorziening die voor iedereen beschikbaar is. Het primaire besluit vermeldt voorts dat dit voor eiseres betekent dat (ook) zij schoonmaakwerk in het vervolg zelf moet regelen via mensen in haar omgeving of via een particuliere aanbieder en dat de kosten voor eigen rekening komen.
Onder het kopje ‘Besluit’ heeft verweerder vervolgens aangegeven dat de indicatie van eiseres wordt verlengd tot 1 mei 2015, zodat zij ruim de tijd heeft om ondersteuning bij schoonmaakwerk zelf te regelen. Verweerder heeft ten slotte aangegeven dat eiseres aan verweerder kan laten weten als zij niet voor deze verlenging in aanmerking wil komen.
1.7 In bezwaar is namens eiseres de grief opgeworpen dat –kort gezegd- het primaire besluit is gebaseerd op de Wmo 2007 en het niet mogelijk is om te beslissen over een voorziening op grond van de Wmo 2015. Artikel 2.3.1 van de Wmo 2015, waarin het treffen van een zogeheten maatwerkvoorziening wordt geregeld, gold immers op 30 oktober 2014 nog niet en volgens de gemachtigde van eiseres is de facto sprake van een weigering van een maatwerkvoorziening. Gewezen is voorts op het feit dat het onder de Wmo 2007 en de Vivmo niet mogelijk is om een indicatie in tijd te begrenzen, anders dan op zorginhoudelijke gronden. Het had voor de hand gelegen dat verweerder in 2015 met betrekking tot de aanspraken van eiseres had beslist met toepassing van de Wmo 2015, derhalve ook met toepassing van de alsdan geldende procedure van melding, onderzoeksperiode (keukentafelgesprek), aanvraag en beslissing. Tot dat onderzoek kan ook behoren onderzoek naar de vraag of volstaan kan worden met een algemene voorziening, maar op voorhand verwijzen naar een algemene voorziening is in strijd met de Wmo 2015, aldus de gemachtigde van eiseres.
1.8 Bij brief van 5 februari 2015 heeft de voorzitter van de Algemene commissie bezwaarschriften van de Gemeente Assen (hierna: de bezwaarschriftencommissie) de gemachtigde van eiseres bericht dat het primaire besluit is gebaseerd op de Wmo 2007 en dat in bezwaar alleen ter toetsing voorligt de vraag of verweerder de indicatie had mogen verlengen tot 1 mei 2015 of niet. De Wmo 2015 en de uitvoering van deze nieuwe wet zijn in de bezwaarprocedure niet aan de orde. In de brief staat voorts dat de hoorzitting alleen zal gaan over deze verlenging en niet over de situatie zoals die onder de Wmo 2015 wellicht gaat gelden.
1.9 Bij e-mail bericht van 9 februari 2015 heeft de gemachtigde van eiseres aan de bezwaarschriftencommissie meegedeeld af te zien van een hoorzitting. Gewezen is voorts op een uitspraak van de voorzieningenrechter van deze rechtbank, (ECLI:NL:RBNNE:2015:262) waarin is geoordeeld dat een indicatie van slechts één maand niet voldoet aan de compensatieplicht van de desbetreffende gemeente en dat verwijzing naar nieuw recht geen reden kan zijn de indicatieduur zo te bekorten.
1.10 Op 10 april 2015 heeft de bezwaarschriftencommissie verweerder geadviseerd om het bezwaarschrift van eiseres ongegrond te verklaren.