ECLI:NL:RBNNE:2014:6749

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
26 november 2014
Publicatiedatum
16 januari 2015
Zaaknummer
C18/152025/PR RK 14-384
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking van rechter in bestuursrechtelijke procedure wegens vermeende partijdigheid

In deze zaak heeft verzoeker op 31 oktober 2014 een wrakingsverzoek ingediend tegen mr. S.B. Smit-Colenbrander, rechter in de afdeling bestuursrecht van de Rechtbank Noord-Nederland. Dit verzoek volgde op de behandeling van twee procedures waarin verzoeker als partij betrokken was, te weten LEE 14/555 en LEE 14/1605. Verzoeker stelde dat de rechter zich niet onpartijdig had opgesteld in de procedure LEE 14/1605, waarin de rechter op 29 oktober 2014 uitspraak had gedaan. Verzoeker was van mening dat de rechter door haar eerdere uitspraak niet meer in staat was om een onafhankelijk oordeel te vellen in de aanhangige zaak LEE 14/555.

De wrakingskamer heeft op 17 november 2014 de zaak behandeld, waarbij verzoeker en zijn gemachtigde aanwezig waren, maar de rechter niet. De rechtbank heeft overwogen dat op grond van artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht een rechter gewraakt kan worden indien er feiten of omstandigheden zijn die de onpartijdigheid van de rechter in twijfel trekken. De rechtbank benadrukte dat de rechter uit hoofde van haar aanstelling wordt verondersteld onpartijdig te zijn en dat het aan verzoeker is om bijzondere omstandigheden aan te tonen die deze veronderstelling weerleggen.

De rechtbank heeft de argumenten van verzoeker zorgvuldig gewogen, maar kwam tot de conclusie dat er geen bijzondere omstandigheden waren die de veronderstelling van onpartijdigheid konden ondermijnen. De rechtbank oordeelde dat de rechter in de procedure LEE 14/1605 enkel had geoordeeld over de ontvankelijkheid van het bezwaar van verzoeker en zich niet had uitgelaten over de rechtmatigheid van de vergunning. De rechtbank wees het wrakingsverzoek af en bepaalde dat de procedure in de hoofdzaak LEE 14/555 voortgezet zou worden in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Zittingsplaats Groningen
zaaknummer: 152025 / PR RK 14-384

beslissing van de meervoudige kamer van 26 november 2014

op het verzoek van
[verzoeker], te [woonplaats], verzoeker
(gemachtigde: mr. ing. W.T. van der Leij),
tot wraking van

mr. S.B. Smit-Colenbrander, rechter.

Procesverloop

Bij brief van 31 oktober 2014 heeft verzoeker een verzoek ingediend tot wraking van
mr. S.B. Smit-Colenbrander, rechter in de afdeling bestuursrecht van deze rechtbank, in de procedure met zaaknummer LEE 14/555, waarbij verzoeker als partij is betrokken.
Bij brief van 7 november 2014 heeft de rechter medegedeeld niet in de wraking te berusten.
Het verzoek is ter zitting van 17 november 2014 door de wrakingskamer behandeld. Verzoeker is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde.
De rechter is, met bericht van verhindering, niet verschenen.
Het college van burgemeester en wethouders van Heerenveen heeft zich niet laten vertegenwoordigen.

Overwegingen

1. Ingevolge art. 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht kan op verzoek van een partij elk van de rechters die een zaak behandelen, worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
2. Onder verwijzing naar de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 9 november 2011 (ECLI:NL:RVS:2011:BU5252) stelt de rechtbank voorop dat als maatstaf heeft te gelden dat de rechter uit hoofde van haar aanstelling wordt verondersteld onpartijdig te zijn en dat het aan verzoeker is om aannemelijk te maken dat zich bijzondere omstandigheden voordoen die een uitzondering op deze veronderstelling rechtvaardigen.
3.1.
Ter zitting van 24 oktober 2014 heeft de rechter, onder meer, de zaken LEE 14/555 en LEE 14/1605 behandeld.
3.2.
Procedure LEE 14/555 betreft het beroep tegen het verlenen van een bouwvergunning voor het oprichten van zeven woningen. Verzoeker is de eisende partij. Verweerder is het college van burgemeester en wethouders van Heerenveen.
Verzoeker en zijn gemachtigde waren aanwezig bij de behandeling van de zaak ter zitting, evenals een gemachtigde van verweerder.
3.3.
Procedure LEE 14/1605 betreft het beroep tegen het verlenen van een omgevingsvergunning aan de[A] voor de verbouw van hun woning. Deze woning is een van de woningen waarvoor de bouwvergunning, genoemd onder 3.2, was verleend. Verzoeker is een van de eisers. Verweerder is het college van burgemeester en wethouders van Heerenveen. Als derde-belanghebbenden zijn aangemerkt [B] en [C].
De behandeling van de zaak ter zitting vond plaats direct na de behandeling van zaak LEE 14/555. Verzoeker en zijn gemachtigde waren aanwezig bij de behandeling ter zitting, evenals een gemachtigde van verweerder. Voorts waren [B] en [C] aanwezig.
3.4.
Bij uitspraak van 29 oktober 2014 heeft de rechter het beroep van eisers in de zaak LEE 14/1605 ongegrond verklaard.
3.5.
Ten tijde van het verzoek had de rechter nog geen uitspraak gedaan in de zaak LEE 14/555.
4.1.
Verzoeker stelt, kort samengevat, dat de rechter zich niet onpartijdig en onbevooroordeeld heeft opgesteld in procedure LEE 14/1605. Door haar opstelling in procedure LEE 14/1605 en gezien haar uitspraak in die zaak kan de rechter niet meer tot een onafhankelijk oordeel komen in de zaak LEE 14/555.
4.2.
De rechter heeft in haar brief van 7 november 2014 toegelicht waarom zij niet in de wraking berust.
5.1.
Verzoeker wijst erop dat hij in procedure LEE 14/1605 had verzocht om versnelde behandeling. Ter zitting van 24 oktober 2014 heeft de rechter, aldus verzoeker in zijn wrakingsverzoek, hierover gezegd dat zij het verzoek wel had gezien, maar dat zij geen zin had daarover te beslissen. Bij de behandeling van het wrakingsverzoek heeft verzoeker opgemerkt dat de rechter het verzoek al eerder moet hebben gezien omdat de zaak oorspronkelijk op een zitting op 30 juli 2014 zou worden behandeld.
5.2.
De rechter stelt dat zij het verzoek enkele dagen vóór de zitting van 24 oktober 2014 heeft gezien, dat zij het op dat moment niet meer zinvol achtte hierop te beslissen en dat zij dit ter zitting aan partijen heeft medegedeeld.
5.3.
Uit het dossier van de zaak LEE 14/1605 blijkt dat de rechtbank bij brief van 10 juni 2014 de gemachtigde van verzoeker heeft medegedeeld voornemens te zijn deze zaak te behandelen op woensdag 30 juli 2014. In de brief wordt niet vermeld wie de behandelend rechter zou zijn. Voorts blijkt uit het dossier dat de rechtbank bij brief van 16 juni 2014 de gemachtigde van verzoeker heeft medegedeeld dat de behandeling tot een nader te bepalen datum is uitgesteld.
5.4.
Bij de behandeling van het wrakingsverzoek hebben verzoeker en zijn gemachtigde desgevraagd gezegd dat het ook mogelijk is dat de rechter ter zitting van 24 oktober 2014 de woorden ‘niet zinvol’ heeft gebruikt.
5.5.
Het werkproces binnen de afdeling bestuursrecht brengt met zich mee dat de behandelend rechter een zaak betrekkelijk kort vóór een zitting voorbereidt. De rechtbank acht het daarom aannemelijk dat de rechter niet reeds in juni 2014 kennis heeft genomen van het dossier in de zaak LEE 14/1605. Tevens acht de rechtbank aannemelijk dat de stelling van de rechter over de gang van zaken rond het verzoek tot versnelde behandeling voorafgaand aan de zitting van 24 oktober 2014, zoals samengevat onder 5.2, juist is.
6.1.
Bij de behandeling van het wrakingsverzoek heeft verzoeker nader toegelicht dat de rechter, door het beroep in LEE 14/1605 ongegrond te verklaren en daarmee de vergunning tot de verbouwing van de woning van de[A] in stand te laten,
in procedure LEE 14/555 niet meer tot het oordeel kan komen dat ten onrechte een vergunning is verleend voor het oprichten van onder meer deze woning.
Daarnaast is de rechter in procedure LEE 14/1605 de[A] tegemoet gekomen door het honoreren van hun verzoek, gedaan ter zitting van 24 oktober 2014, om snel uitspraak te doen.
6.2.
De rechter heeft ten aanzien van dit laatste punt onder meer opgemerkt dat partijen ter zitting van 24 oktober 2014 toestemming hebben gegeven om eerder dan na zes weken uitspraak te doen.
6.3.
De rechtbank overweegt dat het bestreden besluit in LEE 14/1605 inhoudt dat het bezwaar van verzoeker niet-ontvankelijk wordt verklaard omdat het bezwaar niet tijdig zou zijn ingediend. Door te beslissen op het beroep in die zaak, heeft de rechter slechts geoordeeld of het bezwaar terecht als niet tijdig is aangemerkt. Over het inhoudelijke geschil, en daarmee over de rechtmatigheid van de vergunning, heeft de rechter zich niet uitgelaten. Voor het oordeel in procedure LEE 14/555 heeft de uitspraak in LEE 14/1605 dus geen gevolgen.
6.4.
De rechtbank overweegt dat de afdeling bestuursrecht bij het streven naar een hoge kwaliteit onder meer tracht snel uitspraak te doen. In procedure LEE 14/1605 is dit gebeurd. Er is geen aanwijzing dat de rechter heeft beoogd hiermee een partij of een belanghebbende te bevoordelen dan wel te benadelen.
7. Op grond van het voorgaande oordeelt de rechtbank dat niet aannemelijk is geworden dat zich bijzondere omstandigheden voordoen om te veronderstellen dat de rechter partijdig is in de procedure LEE 14/555.
Beslissing
De rechtbank:
  • wijst het verzoek af;
  • bepaalt dat de procedure in de hoofdzaak (met zaaknummer LEE 14/555) wordt voortgezet in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van het indienen van het verzoek tot wraking;
  • beveelt de onverwijlde mededeling van deze beslissing aan verzoeker,
aan de rechter en aan het college van burgemeester en wethouders van Heerenveen.
Aldus gegeven door mrs. W.J.A.M. Dijkers, voorzitter, F. de Jong en P.G. Wijtsma, rechters, in tegenwoordigheid van mr. H.A. Hulst als griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 26 november 2014.
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Tegen de beslissing staat geen rechtsmiddel open.