2.1.Verzoeker, geboren op 1 augustus 1926, woont zelfstandig in een appartement, samen met zijn echtgenote, geboren op 20 mei 1925.
Bij besluit van 4 oktober 2012 heeft verweerder verzoeker bericht dat zijn voorziening voor huishoudelijke hulp op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2007 (Wmo 2007) wordt voortgezet in de vorm van een persoonsgebonden budget (pgb) voor hh1 (lichte en zware huishoudelijke werkzaamheden en het verzorgen van de was) voor de periode
1 oktober 2012 tot en met 1 oktober 2017. Er is hh1 geïndiceerd voor 7 uren per week.
Deze toekenning is gebaseerd op het rapport Wmo van 3 oktober 2012. Hieruit blijkt dat verzoeker polyneuropathie en evenwichtsstoornissen heeft. Voorts ondervindt hij nog beperkingen als gevolg van een CVA. Ook heeft verzoeker maculadegeneratie, waardoor hij slecht ziet. Zijn echtgenote heeft een borstamputatie ondergaan en heeft daardoor klachten aan schouder en arm. Er is bij haar sprake van vergroeide handen door reuma en bovendien is zij incontinent voor ontlasting en urine.
Als gevolg van hun medische situatie zijn verzoeker en zijn echtgenote niet in staat iets in het huishouden te doen. Hun dochter, werkzaam bij een thuiszorgorganisatie, verricht de huishoudelijke taken via het pgb. Daarnaast verricht zij als mantelzorger diverse (onbetaalde) werkzaamheden voor haar ouders. Het pgb, in combinatie met extramurale AWBZ-zorg, stelt verzoeker en zijn echtgenote in staat zelfstandig te blijven wonen.
3. Bij brief van 14 juli 2014 heeft verweerder verzoeker er van op de hoogte gesteld dat de Wmo per 1 januari 2015 ingrijpend zal worden gewijzigd en dat dit (mogelijk) gevolgen heeft voor de hh1 die hij thans ontvangt.
4. Bij het bestreden besluit heeft verweerder verzoeker medegedeeld dat de hh1 met ingang van 2015 een algemene voorziening wordt in verband met het feit dat de Wmo per
1 januari 2015 flink wordt gewijzigd en dat de gemeente minder geld krijgt van de rijksoverheid. Als gevolg hiervan wordt verzoekers recht op hh1 met ingang van 1 januari 2015 beëindigd. Verzoeker dient vanaf deze datum de schoonmaakhulp zelf te regelen en te betalen.
Ter zitting is door verweerder verduidelijkt dat de huishoudelijke hulp als algemeen gebruikelijk wordt beschouwd.
5. In het rapport Heronderzoek Algemene voorziening van 23 oktober 2014 heeft één van verweerders consulenten, na telefonisch overleg met de dochter van verzoeker, geconcludeerd dat er voor verzoeker binnen de Wmo geen passende oplossing is te vinden.
6. In bezwaar heeft verzoeker onder meer gesteld dat het overgangsrecht (artikel 8.9 van de Wmo 2015) zich verzet tegen intrekking; oude gevallen behouden hun rechten immers ook na 1 januari 2015. Bovendien is het maar de vraag of hh1 voor verzoeker als algemeen gebruikelijk kan worden beschouwd.
7. In dit geding is de vraag aan de orde of verweerder terecht en op juiste gronden heeft besloten verzoeker per 1 januari 2015 niet langer in aanmerking te brengen voor huishoudelijke hulp, omdat die algemeen gebruikelijk zou zijn.