ECLI:NL:RBNNE:2014:5450

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
29 oktober 2014
Publicatiedatum
5 november 2014
Zaaknummer
C-17-134054 - FA RK 14-613
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwikkeling huwelijkse voorwaarden en verdeling van de eenvoudige gemeenschappen na echtscheiding

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 29 oktober 2014 uitspraak gedaan in een bodemzaak betreffende de afwikkeling van huwelijkse voorwaarden en de verdeling van gemeenschappen na een echtscheiding. De vrouw, vertegenwoordigd door advocaat mr. H.C.L. Crozier, en de man, vertegenwoordigd door advocaat mr. J.J. de Vries, hebben een procedure doorlopen waarin verschillende documenten en verzoeken zijn ingediend. De rechtbank heeft de feiten en de procedure beoordeeld, waarbij onder andere de huwelijkse voorwaarden van 30 mei 2002 zijn betrokken. De partijen hebben op 2 augustus 2012 een document ondertekend waarin zij afspraken maakten over de scheiding en de verdeling van goederen. De rechtbank heeft vastgesteld dat er onduidelijkheid bestond over de inhoud en strekking van dit document, wat leidde tot geschillen over de verdeling van activa en passiva. De rechtbank heeft geoordeeld dat de netto verkoopopbrengst van de woning aan [adres A] door partijen bij helfte dient te worden gedeeld, met inachtneming van de investeringen van de man in de woning. Daarnaast heeft de rechtbank bepaald dat de vrouw een bedrag van € 32.500,00 aan de man dient te vergoeden vanuit haar aandeel in de netto verkoopopbrengst. De rechtbank heeft ook de verdeling van andere activa en schulden, zoals de bankrekening en de gezamenlijke schuld aan de belastingdienst, behandeld. De uitspraak concludeert met de beslissing dat de proceskosten worden gecompenseerd en dat de beschikking uitvoerbaar bij voorraad is.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling Privaatrecht
Locatie Leeuwarden
zaak-/rekestnummer: C/17/122146 / FA RK 12-1439 (echtscheiding) C/17/134054 / FA RK 14-613 (afwikkeling huwelijkse voorwaarden)
beschikking van de enkelvoudige kamer d.d. 29 oktober 2014
inzake
[de vrouw],
wonende te [woonplaats],
hierna ook te noemen de vrouw,
advocaat mr. H.C.L. Crozier, kantoorhoudende te Sneek,
tegen
[de man],
wonende te [woonplaats],
hierna ook te noemen de man,
advocaat mr. J.J. de Vries, kantoorhoudende te Leeuwarden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de beschikking van deze rechtbank van 5 februari 2014;
- de brief met bijlagen van de zijde van de man van 1 april 2014;
- het proces-verbaal van de comparitie van partijen, gehouden op 14 april 2014;
- het wijzigingsverzoek van de zijde van de man van 12 mei 2014;
- de brief met bijlagen van de zijde van de man van 1 augustus 2014;
- de brief met bijlagen van de zijde van de man van 6 augustus 2014;
- de brief van de zijde van de vrouw van 6 augustus 2014;
- het verkort proces-verbaal van de comparitie van partijen, gehouden op 19 augustus 2014;
- de brief van de zijde van de man van 12 september 2014;
- de brief van de zijde van de man van 15 september 2014.
1.2.
Bij het onder 1.1. bedoelde wijzigingsverzoek heeft de man:
- zijn zelfstandig verzoek (sub VII) om een notaris en een onzijdig persoon te benoemen, ingetrokken;
- de rechtbank verzocht om - bij beschikking - uitvoerbaar bij voorraad - de verdeling van de huwelijksgemeenschap met inachtneming van de huwelijkse voorwaarden vast te stellen conform de modelstaat verdelen en verrekenen.

2.De feiten

2.1.
In de notariële akte van huwelijkse voorwaarden, gepasseerd op 30 mei 2002, staat het volgende - voor zover hier van belang - vermeld:
"HUWELIJKSVOORWAARDEN
Gemeenschap van inboedel
Artikel 1
De echtgenoten zijn gehuwd in gemeenschap van inboedel; elke andere gemeenschap van goederen is tussen hen uitgesloten.
(…)
Aansprakelijkheid voor schulden
Artikel 4
Ieder van de echtgenoten is uitsluitend aansprakelijk voor de schulden die door hem zijn aangegaan, voor zover de wet daarop geen uitzondering maakt.
(…)
Vergoedingen
Artikel 6
De echtgenoten zijn, voor zover zij niet anders overeenkomen, verplicht aan elkaar te vergoeden hetgeen aan het vermogen van de ene echtgenoot is onttrokken ten bate van de andere echtgenoot, naar de waarde op de dag van de onttrekking. Deze vergoeding is terstond opeisbaar, tenzij de redelijkheid en billijkheid zich hiertegen verzetten."
2.2.
Partijen hebben op 2 augustus 2012 een schriftelijk document ondertekend (verder: het document), met - voor zover hier van belang - letterlijk de navolgende inhoud:
"Hierbij verklaren [de man] en [de vrouw] in het belang van de kinderen, de scheiding onderling te regelen en zonder de boedel via het gerecht te laten verlopen i.v.m. de kinderen de scheiding rustig en stres loos te regelen.
De heer [de man] zegt mevrouw [de vrouw] toe:
Haar persoonlijk spullen.
€ 3500,- om haar en de kinderen normaal in een nieuwe woning te laten beginnen.
De heer [de man] zegt toe de helft van mevrouw [de vrouw] haar woning in te richten.
De andere helft betaald de heer [X] voor de woning wat in een lening is voor mevrouw.
Daardoor de heer [de man] daar niet verantwoordelijk voor is.
(…)
Mevrouw [de vrouw] doet hierbij afstand van woning en ontroerend goed en lopende zaken.
(…)
Hier beide hier onder hum handtekening te zetten en hier bovengenoemde rechtsgeldig te laten worden."

3.De verdere beoordeling

3.1.
Tijdens de comparitie van partijen, gehouden op 19 augustus 2014, heeft de vrouw
- samengevat - voorgesteld om:
a.
allegezamenlijke eigendommen van partijen aan de man toe te delen, waaronder de woning aan [adres A], de verkoopopbrengst van het stationsgebouw aan [adres B] en de Interpolis (levens)verzekering;
waartegenover:
b.
alleschulden voor rekening en risico van de man komen, waaronder de hypothecaire schuld die rust op de woning aan [adres A] en de schuld aan de belastingdienst;
c. de vrouw wordt ontslagen uit haar hoofdelijke aansprakelijkheid jegens de bank;
d. partijen verder - over en weer - niets meer van elkaar te vorderen hebben.
In reactie daarop heeft de man aangegeven dat hij zich in beginsel kan vinden in het voorstel van de vrouw, op voorwaarde dat hij er in slaagt de benodigde (hypothecaire) financiering te verkrijgen. De rechtbank heeft de zaak vervolgens aangehouden om partijen in de gelegenheid te stellen tot definitieve afspraken te komen.
3.2.
Uit de door partijen nadien ingezonden brieven blijkt dat zij niet tot definitieve overeenstemming zijn gekomen. Partijen hebben de rechtbank dan ook verzocht een beschikking te geven. De rechtbank heeft daarom opnieuw kennis genomen van de processtukken, waaronder de diverse tussenbeschikkingen, waarvan de inhoud als hier herhaald en ingevoegd wordt beschouwd. De rechtbank zal nu op de resterende geschilpunten beslissen. In dat verband overweegt zij als volgt.
- het document
3.3.
Partijen verschillen van mening over de aard en strekking van het document. Volgens de vrouw stond partijen een (financiële) afwikkeling voor ogen waarbij alle gezamenlijke eigendommen aan de man toegedeeld zouden worden, behalve haar persoonlijke spullen. Daarnaast moet de man de helft van de inboedel betalen die zij voor een bedrag van € 9.000,00, heeft aangeschaft. Tot slot meent de vrouw dat de man een bedrag van € 12.000,00 aan haar moet voldoen. De man op zijn beurt stelt dat het document aan duidelijkheid te wensen overlaat en onvolledig is en dat onduidelijk is op welke vermogensbestanddelen het betrekking heeft.
3.4.
De rechtbank stelt voorop dat de vraag hoe de verhouding van partijen is geregeld in het door hen op 2 augustus 2012 ondertekende document, niet kan worden beantwoord op grond van alleen maar een zuiver taalkundige uitleg van de bepalingen uit die overeenkomst. Voor de beantwoording van die vraag komt het aan op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan die bepalingen mochten toekennen en op wat zij in dat verband redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. Daarbij kan mede van belang zijn tot welke maatschappelijke kringen partijen behoren en welke rechtskennis van zodanige partijen kan worden verwacht (vgl. HR 13 maart 1981, ECLI:NL:HR:1981:AG4158). In praktisch opzicht is de taalkundige betekenis die deze bewoordingen in het maatschappelijk verkeer normaal gesproken zouden hebben, gelezen in de context van het document als geheel, bij de uitleg daarvan echter vaak wel van groot belang (vgl. HR 20 februari 2004, ECLI:NL:HR:2004:AO1427). Met inachtneming van het vorenstaande overweegt de rechtbank het volgende.
3.5.
Partijen hebben het document in onderling overleg opgesteld. Gesteld, noch gebleken is dat partijen daarbij (deskundige) hulp hebben gehad. Evenals de man is de rechtbank van oordeel dat het document in taalkundige zin aan duidelijkheid te wensen overlaat. Daarbij wordt in het document wel gesproken over (de verdeling van) activa, maar worden aan de passiva geen woorden gewijd. In zoverre kan de rechtbank de vrouw dan ook niet volgen in haar stelling dat partijen met dat document tot een integrale financiële afwikkeling van hun huwelijk hebben willen komen.
De rechtbank passeert eveneens de stelling van de vrouw dat zij - in het kader van die afwikkeling - nog een bedrag van € 12.000,00 van de man te vorderen heeft, nu elke onderbouwing van die stelling ontbreekt. De rechtbank is verder van oordeel dat partijen (te) weinig feiten en omstandigheden hebben gesteld, om een verdere uitleg te geven aan de bedoeling die zij hadden met het document. Daarbij komt dat de heer [X], die ook in het document wordt genoemd, geen partij is in deze procedure. Op grond van het voorgaande zal de rechtbank het document dan ook verder buiten beschouwing laten.
- de peildatum
3.6.
Ter comparitie zijn partijen overeengekomen dat voor wat betreft de beperkte gemeenschap (van inboedel) en de eenvoudige gemeenschappen, de datum van feitelijke verdeling als peildatum heeft te gelden voor zowel de omvang als de waardering daarvan. De rechtbank zal daar eveneens van uitgaan bij het nemen van haar beslissingen.
- de woning aan [adres A]
3.7.
De vrouw is van mening dat de voormalige echtelijke woning zo snel mogelijk moet worden verkocht, terwijl de man de woning graag toegedeeld wil krijgen op de voorwaarde dat hij de benodigde financiering kan krijgen. Hoewel de man daartoe volop gelegenheid heeft gehad, heeft hij zich naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende ingespannen om inzicht te geven in zijn financiële mogelijkheden tot toedeling van de woning aan hem. De man heeft in zijn brief van 16 september 2014 volstaan met de opmerking dat '
voordat de Rabobank, en ook andere door de man benaderede geldverstrekkers, wil praten over een mogelijk lening, stelt de bank als voorwaarde dat er duidelijkheid dient te komen over deze thans lopende verdelingsprocedure.' De man heeft die stelling echter niet met (schriftelijke) informatie van (bijvoorbeeld) de Rabobank onderbouwd. De man heeft zich evenmin uitgesproken over de vraag of hij als uitzendkracht een hypothecaire geldlening kan verkrijgen en of hij op basis van zijn huidige inkomen - uitgaande van zijn eigen berekeningen - de gewenste financiering kan verkrijgen. Tot slot heeft de man in het midden gelaten hoe hij het voor zich ziet dat de rechtbank een beslissing neemt over de verdeling van de woning, rekening houdende met het voorbehoud dat hij overname kan financieren. Onder voormelde feiten en omstandigheden acht de rechtbank de weg van artikel 3:185 lid 2 sub c van het Burgerlijk Wetboek de aangewezen manier om tot verdeling van de woning te kopen, derhalve door verdeling van de netto-opbrengst van de woning na verkoop. De rechtbank zal dienovereenkomstig beslissen.
3.8.
Uitgangspunt is dat de netto verkoopopbrengst van de woning door partijen bij helfte dient te worden gedeeld. In de gegeven situatie is tussen partijen echter niet in geschil dat de man vanuit zijn privévermogen een bedrag van € 65.000,00 in de woning heeft geïnvesteerd (waarvan € 40.000,00 afkomstig uit een geldlening van de vader van de man). Daarmee heeft de man vanuit zijn privévermogen € 32.500,00 geïnvesteerd in het tot zijn privévermogen behorende 1/2e onverdeeld aandeel in de woning en
€ 32.500,00 in het 1/2e tot zijn privévermogen van de vrouw behorende 1/2e onverdeeld aandeel. Overeenkomstig artikel 6 van de huwelijkse voorwaarden dient de vrouw laatstgemeld bedrag aan de man te vergoeden. De vraag of de geldlening van wijlen de vader van de man (op dit moment) opeisbaar is, kan daarmee verder onbesproken blijven.
3.9.
Het voorgaande resulteert in de navolgende verdeelsleutel:
- verkoopopbrengst woning: € P.M.
- hypothecaire geldlening: € P.M.
- ( afkoop)waarde Interpolisverzekering
€ P.M.-/-
€ P.M. -/-
- kosten makelaar, notaris en kadaster
€ P.M.-/-
netto verkoopopbrengst woning
€ P.M.
De netto verkoopopbrengst van de woning dient door partijen bij helfte te worden gedeeld, met dien verstande dat de vrouw - vanuit haar aandeel in de netto verkoopopbrengst - een bedrag van € 32.500,00 aan de man dient te vergoeden.
3.10.
De rechtbank overweegt verder dat de vrouw in (het lichaam van) haar brief van 12 september 2014 is ingegaan op de veroordeling van de man om mee te werken aan de verkoop en het in de plaats treden van deze beschikking voor de toestemming en instemming van de man bij de verkoop en levering. De vrouw heeft echter verzuimd die stellingen te vervatten in daartoe strekkende verzoeken. Overigens heeft de vrouw haar stellingen op dit punt niet, althans onvoldoende gemotiveerd.
3.11.
Dat de rechtbank zal beslissen dat de woning te [adres A] moet worden verkocht, laat onverlet dat de man, indien naar aanleiding van deze beschikking blijkt dat hij de benodigde financiering kan verkrijgen, de woning alsnog zelf koopt/toegedeeld krijgt. Ter comparitie is gebleken dat de vrouw daar op zichzelf niet onwelwillend tegenover staat.
- de bankrekeningen op naam van de kinderen
3.12.
Partijen zijn het er over eens dat op de op naam van de kinderen gestelde bankrekeningen geen saldo meer aanwezig is en dat deze rekeningen buiten beschouwing kunnen blijven in het kader van deze procedure.
- de gezamenlijke rekeningen
3.13.
Tussen partijen is niet in geschil dat het saldo op de bankrekening met (voorheen) nummer [rekeningnummer] € 993,00 -/- bedraagt. Bij gebrek aan verdere informatie, gaat de rechtbank ervan uit dat partijen ieder voor de helft draagplichtig zijn voor voldoening van die creditstand. De rechtbank zal dan ook de bankrekening toedelen aan de man, waarbij het daarop aanwezige creditsaldo voor zijn rekening en risico komt, waartegenover de vrouw een bedrag van € 496,50 aan de man dient te vergoeden.
- het bedrijfspand te [adres B]
3.14.
Partijen zijn het er over eens dat zij gezamenlijk eigenaar zijn geweest van het bedrijfspand aan [adres B]. Evenmin staat ter discussie dat de man de aankoop van het bedrijfspand volledig vanuit zijn privévermogen heeft gefinancierd. Uit de door de man overgelegde afrekeningen blijkt dat het pand (inclusief bijkomende kosten) is:
- aangeschaft voor: € 55.793,05
- verkocht voor:
€ 40.162,98
zodat een verlies resteerde van:
€ 15.630,07
3.15.
De rechtbank is van oordeel dat dit verlies door partijen gezamenlijk dient te worden gedragen. Zij komt als volgt tot dit oordeel. Partijen zijn gezamenlijk eigenaar geweest van het bedrijfspand. Tot hun beider privévermogen behoorde derhalve het 1/2e onverdeeld aandeel in het gebouw. De man heeft de aanschafprijs echter volledig vanuit zijn privévermogen gefinancierd. Daarmee heeft de man privévermogen geïnvesteerd in een vermogensbestanddeel dat tot het privévermogen van de vrouw behoorde. Het voorgaande betekent dat de vrouw gerechtigd is in de helft van de verkoopopbrengst van het bedrijfspand en dat zij daarnaast - op grond van artikel 6 van de huwelijkse voorwaarden - het bedrag dat de man in haar privévermogens-bestanddeel heeft geïnvesteerd aan hem te vergoeden. Per saldo betekent dit dat de vrouw een bedrag van ((1/2e x € 40.162,98) ( - 1/2e x € 55.793,05)) =) € 7.815,04 aan de man dient te voldoen. De rechtbank zal dienovereenkomstig beslissen. Het voorgaande brengt mee dat de verkoopopbrengst van het bedrijfspand, die bij Aangenaam Notarissen te Grou in depot is gebleven, aan de man dient te worden uitgekeerd.
- de verzekering bij Klaverblad Verzekeringen
3.16.
Ter comparitie zijn partijen overeengekomen dat nu de verzekering bij Klaverblad Verzekeringen is afgekocht, deze verder buiten beschouwing kan worden gelaten.
- de schulden aan de belastingdienst
3.17.
De man heeft gesteld dat de schuld aan de belastingdienst is ontstaan doordat partijen in 2009 en 2010 ten onrechte fiscale toeslagen hebben ontvangen en dat partijen die toeslagen hebben aangewend om in hun levensonderhoud te voorzien. De vrouw heeft die stelling niet, althans onvoldoende weersproken. De rechtbank stelt daarom vast dat de schuld aan de Belastingdienst gezamenlijk is en door partijen gezamenlijk - ieder voor de helft - dient te worden gedragen. Omdat de man tot dusver ook voor betaling (van de maandelijkse termijnen) heeft gezorgd, zal de rechtbank bepalen dat de gehele schuld aan de belastingdienst voor rekening en risico van de man komt, waartegenover de vrouw een bedrag van ((1/2e x € 21.000,00 =) € 10.500,00 aan de man dient te vergoeden.
- de inboedel
3.18.
Partijen verschillen van mening over (de verdeling van) de inboedel. Partijen hebben echter geen enkel inzicht gegeven in waaruit de inboedel bestaat, welke waarde inboedelgoederen hebben en wie daarvan (al dan niet in privé) de eigenaar is. Naar het oordeel van de rechtbank hebben partijen daarmee niet aan hun stelplicht voldaan. Voor het verstrekken van aanvullende informatie is daarom geen plaats. De rechtbank zal de inboedel daarom verder buiten beschouwing laten. Voor de volledigheid merkt de rechtbank nog op dat de man ter comparitie heeft aangegeven dat '
wat hij nog van de vrouw heeft, voor haar klaarstaat.'
- de Jeep en de camper
3.19.
Partijen zijn het er over eens dat de Jeep en de camper buiten beschouwing kunnen worden gelaten in het kader van deze procedure.
- de proceskosten
3.20.
In procedures tussen ex-echtgenoten is het gebruikelijk om de proceskosten te compenseren. Naar het oordeel van de rechtbank heeft geen van partijen argumenten aangedragen die afwijking van dat uitgangspunt rechtvaardigen. Dit betekent dat de rechtbank de daartoe strekkende verzoeken zal afwijzen en dat zij de proceskosten zal compenseren zoals hierna vermeld.

4.De beslissing

De rechtbank:
in het kader van de afwikkeling van de huwelijkse voorwaarden van partijen en de verdeling van de eenvoudige gemeenschappen:
4.1.
bepaalt dat de woning aan [adres A] dient te worden verkocht, waarna de onder 3.9. omschreven netto verkoopopbrengst door partijen bij helfte dient te worden gedeeld, met dien verstande dat de vrouw - vanuit haar aandeel in de netto verkoopopbrengst - een bedrag van € 32.500,00 aan de man dient te vergoeden;
4.2.
deelt toe aan de man de bankrekening met nummer [rekeningnummer], waarbij het daarop aanwezige creditsaldo voor zijn rekening en risico komt, waartegenover de vrouw een bedrag van € 496,50 aan de man dient te vergoeden;
4.3.
bepaalt dat de vrouw een bedrag van € 7.815,04 aan de man dient te vergoeden ter zake de verkoop (met verlies) van bedrijfspand aan [adres B];
4.4.
bepaalt dat de gezamenlijke schuld van partijen aan de belastingdienst - groot
€ 21.000,00 - voor rekening en risico komt van de man, waartegenover de vrouw wegens overbedeling een bedrag van € 10.500,00 aan de man dient te vergoeden;
4.5.
bepaalt dat de verkoopopbrengst van het bedrijfspand aan [adres B], die bij Aangenaam Notarissen te Grou in depot staat, aan de man dient te worden uitgekeerd;
4.6.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
4.7.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
4.8.
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven te Leeuwarden door mr. F. Kleefmann, lid van de kamer, en
uitgesproken ter openbare terechtzitting op 29 oktober 2014, in tegenwoordigheid van de
griffier.

n: 505)