ECLI:NL:RBNNE:2014:474
Rechtbank Noord-Nederland
- Schadevergoedingsuitspraak
- Rechtspraak.nl
Immateriële schadevergoeding in belastingzaken met overschrijding van de redelijke termijn
In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 4 februari 2014 uitspraak gedaan over een verzoek om immateriële schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn in belastingzaken. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen navorderingsaanslagen vennootschapsbelasting voor de jaren 2001, 2003, 2004, 2005 en 2006. De rechtbank oordeelde dat de redelijke termijn voor de behandeling van het bezwaar en beroep was overschreden. De termijn vangt aan op het moment van indiening van het eerste bezwaar en eindigt op het moment van de uitspraak op het beroep. De rechtbank heeft vastgesteld dat de redelijke termijn in deze zaak met afgerond 5 jaar is overschreden, wat resulteert in een schadevergoeding van € 5.000, waarbij de rechtbank het tarief van € 500 per half jaar heeft gehanteerd, zoals vastgesteld door de Hoge Raad in eerdere arresten.
De rechtbank heeft de schadevergoeding verdeeld tussen de inspecteur van de Belastingdienst en de Staat der Nederlanden. De inspecteur is veroordeeld tot betaling van € 4.500 en de Staat tot € 500. De rechtbank heeft overwogen dat de overschrijding van de redelijke termijn niet kan worden toegerekend aan bijzondere omstandigheden, aangezien de Staat geen concrete argumenten heeft aangedragen die deze overschrijding zouden rechtvaardigen. De rechtbank heeft benadrukt dat de compensatie voor immateriële schade niet afhankelijk is van de subjectieve ervaring van de eiseres, maar uitsluitend van de mate van overschrijding van de redelijke termijn.
De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De zaak benadrukt het belang van een tijdige afhandeling van belastingzaken en de gevolgen van vertraging voor de betrokken partijen.