In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 28 mei 2014 uitspraak gedaan in een geschil tussen een groente- en fruithandel en het college van burgemeester en wethouders van Smallingerland. De eiseres, een vennootschap onder firma, had een verzoek om nadeelcompensatie ingediend naar aanleiding van bouwwerkzaamheden en een verkeersbesluit dat op 7 juli 2011 was genomen. Dit besluit leidde tot omzetverlies voor de onderneming, waarvoor de eiseres een compensatie van € 9.570,- had ontvangen. De rechtbank beoordeelde of er sprake was van een planologisch nadeel en of de compensatie terecht was vastgesteld.
De rechtbank oordeelde dat er geen sprake was van een planologisch nadeel, omdat de bereikbaarheid van de winkel niet was verminderd en de parkeervoorzieningen in het nieuwe bestemmingsplan eerder verbeterd waren. De SAOZ, die het advies had uitgebracht, concludeerde dat de schade die eiseres had geleden, niet voor vergoeding in aanmerking kwam, omdat de schade niet het gevolg was van een verslechtering van het planologisch regime. De rechtbank volgde dit advies en oordeelde dat de eiseres niet in aanmerking kwam voor planschadevergoeding.
Daarnaast werd de vraag van nadeelcompensatie behandeld. De rechtbank oordeelde dat de eiseres geen bewijs had geleverd dat de schade die zij had geleden, niet binnen het normaal maatschappelijk risico viel. De rechtbank concludeerde dat de korting van 15% op de compensatie, die was vastgesteld door verweerder, redelijk was. De rechtbank verklaarde het beroep van eiseres ongegrond, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 28 mei 2014.