Uitspraak
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
uitspraak van de meervoudige belastingkamer van 10 april 2014 in de zaak tussen
[eiser], te [woonplaats], eiser
Belastingdienst/Noord/kantoor Groningen, verweerder
Procesverloop
Overwegingen
“De koopprijs bedraagtTWEEMILJOEN EURO (€ 2.000.000,00)de massa, en zoals door verkoper en koper overeengekomen te splitsen als volgt:
een bedrag voor de opstallen groot driehonderd vijfentwintig duizend euro (€ 325.000);
een bedrag voor de grond met een oppervlakte van vijftig hectare, zevenentwintig are en tachtig centiare (50 ha, 27 a en 80 ca) groot een miljoen zeshonderd tien duizend euro (€ 1.610.000,00);
een bedrag voor de basisreferentie polsuiker groot veertig duizend euro (€ 40.000,00);
een bedrag voor de toeslagrechten groot nihil;
een bedrag voor de bewaarkisten groot vijfentwintig duizend euro (€ 25.000,00);
"(…)Indien op 31 december 2005 het voornemen bestaat om tot het bedrijfsvermogen behorende zaken te verkopen dan behoren deze bedrijfsmiddelen op dat moment tot het verplichte ondernemingsvermogen. Overbrenging naar het privé vermogen van bedrijfsmiddelen die tot het verplichte ondernemingsvermogen behoren is niet toegestaan. Zie ook Vragen en Antwoorden inzake "Besluit 8 maart 2006 en Werkafspraak 16 mei 2006".De winst op de verkoop van de
geheleboerderij met erf en ondergrond dient in de
aangifte inkomstenbelasting 2007volgens de geldende regels in de winst te worden verwerkt.
Momenteel loopt er een procedure bij de Rechtbank Leeuwarden over een identieke kwestie. Ik heb de aanslagen inkomstenbelasting / premievolksverzekeringen en zorgverzekeringswet 2006 opgelegd inclusief de winst op het woongedeelte van de boerderij. Bij de berekening van de winst van het woongedeelte van de boerderij ben ik uitgegaan van de winstberekening volgens de Werkafspraak van 16 mei 2006. De waarde waarvoor de woning volgens de Werkafspraak naar het privé vermogen kan worden overgeboekt bedraagt € 69.300. Een waardedruk voor duurzame zelfbewoning is in dit geval niet toegestaan.
Ik wijs u erop dat dat ik van mening ben dat ik het inkomen naar een te hoog bedrag heb vastgesteld. Indien de rechter in hoogste instantie inderdaad beslist dat de Werkafspraak van 16 mei 2006 niet van toepassing is zal ik de aanslagen 2006 ambtshalve verminderen.
(…)".
2.1 Ter zitting heeft eiser zijn beroep op het vertrouwensbeginsel laten varen.
2.2 Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken.
“(…).Gelet op de verstrekkende gevolgen van de genoemde arresten stel ik onder de hierna geformuleerde voorwaarden agrarische ondernemers éénmalig in de gelegenheid alsnog te heretiketteren per 31 december 2005. Indien agrarische ondernemers gebruik maken van deze mogelijkheid kan de landbouwvrijstelling nog worden toegepast op het verschil tussen de boekwaarde van de ondergrond en de (fictieve) WEVAB-ondergrond van de woning per 31 december 2005. Heffing vindt alsdan plaats over het eventuele verschil tussen de WEV-ondergrond per 31 december 2005 en de (fictieve) WEVAB-ondergrond per 31 december 2005.Aan voormelde goedkeuring verbind ik de volgende voorwaarden:
“(…).
Eiser heeft verzocht om vergoeding van de integrale proceskosten. Voor een toekenning van een proceskostenvergoeding in afwijking van de forfaitaire bedragen van het Besluit proceskosten bestuursrecht is onder meer grond indien het bestuursorgaan het verwijt treft dat het een beschikking of uitspraak geeft respectievelijk doet of in rechte handhaaft, terwijl op dat moment duidelijk is dat die beschikking of uitspraak in een daartegen ingestelde procedure geen stand zal houden of het bestuursorgaan in vergaande mate onzorgvuldig handelt (HR 13 april 2007, nr. 41235, ECLI:NL:HR:2007:BA2802 en HR 4 februari 2011, nr. 09/02123, ECLI:NL:HR:2011:BP2975). Desgevraagd heeft eiser dergelijke bijzondere omstandigheden niet gesteld, laat staan aannemelijk gemaakt. De rechtbank ziet daarom geen aanleiding voor vergoeding van de integrale proceskosten. De rechtbank stelt de proceskosten op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.460 (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift, 1 punt voor het verschijnen ter hoorzitting met een waarde per punt van € 243, 1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 487 en een wegingsfactor 1).
- verklaart de beroepen gegrond;
- vernietigt de uitspraken op bezwaar;
- vermindert de aanslag tot een aanslag berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 318.789;
- vermindert de heffingsrente dienovereenkomstig;
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde uitspraken op bezwaar;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 42 aan eiser te vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten tot een bedrag van € 1.460, te betalen aan eiser.