ECLI:NL:RBNNE:2013:6503

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
23 oktober 2013
Publicatiedatum
28 oktober 2013
Zaaknummer
C-17-122376 - HA ZA 12-304
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot schadevergoeding wegens onrechtmatige registratie van domeinnaam door voormalig bestuurslid

In deze zaak vorderde de Stichting Beheer Hondensport Fryslân schadevergoeding van [B], een voormalig bestuurslid, wegens het onrechtmatig registreren van de domeinnaam hondensportfriesland.nl op zijn naam. De stichting, die zich bezighoudt met hondensport en afhankelijk is van cursisten, stelde dat zij schade had geleden door het niet kunnen gebruiken van de domeinnaam en de website. De rechtbank Noord-Nederland oordeelde dat [B] onrechtmatig had gehandeld door de domeinnaam op zijn naam te registreren, terwijl de stichting deze naam gebruikte. De rechtbank wees de vordering van de stichting tot schadevergoeding voor de kosten van het bouwen van een nieuwe website toe, maar wees de vordering voor gemiste cursusgelden af, omdat de stichting deze niet voldoende had onderbouwd. De rechtbank oordeelde dat de stichting niet had aangetoond dat zij daadwerkelijk 30 cursisten had misgelopen en dat de schade niet nauwkeurig kon worden vastgesteld. De rechtbank veroordeelde [B] tot betaling van € 2.555,01 voor de kosten van de nieuwe website en € 171,15 voor de kosten van het vervangen van sloten, en legde hem de proceskosten op. De vorderingen tegen de vennootschap onder firma [A] en [C] werden afgewezen, omdat hieraan een feitelijke rechtsgrond ontbrak.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling privaatrecht
Locatie Leeuwarden
zaaknummer / rolnummer: C/17/122376 / HA ZA 12-304
Vonnis van 23 oktober 2013
in de zaak van
de stichting
STICHTING BEHEER HONDENSPORT FRYSLÂN,
gevestigd te Leeuwarden,
eiseres,
advocaat mr. D.F.W. Schalkwijk, kantoorhoudende te Leeuwarden,
tegen

1.de vennootschap onder firma [A],

gevestigd te [plaats],
en haar vennoten:
2.
[B],
3.
[C],
beiden wonende te [plaats],
gedaagden,
advocaat mr. J.J. Gevers, kantoorhoudende te Assen.
Eiseres zal hierna worden aangeduid als de stichting. Gedaagden zullen hierna afzonderlijk worden aangeduid als [A] VOF, [B] en [C].

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het mondelinge tussenvonnis van 28 november 2012;
  • het proces-verbaal van comparitie van 12 maart 2013.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.
1.3.
De Wet herziening gerechtelijke kaart is op 1 januari 2013 in werking getreden. De rechtbanken Assen, Groningen en Leeuwarden vormen met ingang van die datum tezamen de nieuwe rechtbank Noord-Nederland. Het rechtsgebied van deze rechtbank beslaat de provincies Drenthe, Fryslân en Groningen. De zaak wordt daarom verder behandeld en beslist door de rechtbank Noord-Nederland.

2.De feiten

2.1.
Vanaf haar oprichting in 1993 houdt de stichting zich bezig met hondensport. Zo verzorgt de stichting verschillende cursussen en doet zij onder de naam Only4Dogs mee aan wedstrijden die door de Federatie Hondensport Nederland worden georganiseerd. De stichting draait op vrijwilligers. De stichting is financieel voor een groot deel afhankelijk van de bijdragen van haar cursisten. De stichting werft nagenoeg al haar cursisten via haar website. De stichting komt voort uit de Vereniging Kringgroep Fryslân van de Nederlandse Boxerclub. De statutaire namen van de stichting zijn Stichting Beheer Hondensport Fryslân en St. Beheer Hondensport Fryslân.
2.2.
[A] VOF ontwikkelt en produceert maatwerksoftware.
2.3.
Vanaf 2006 heeft [B] bij de stichting als trainer behendigheidscursussen gegeven. Later is [B] tot het bestuur van de stichting toegetreden. Toen [B] in het bestuur zat heeft de stichting hem gevraagd om de website van de stichting te verbeteren. [B] heeft aan dat verzoek gehoor gegeven, samen met de webmaster van de stichting.
2.4.
Op 17 februari 2008 heeft [B] op naam van HITS Automatisering de domeinnaam hondensportfriesland.nl laten registreren. Vervolgens heeft [B] deze domeinnaam verbonden met de website van de stichting. De domeinnaam kringloopfriesland.nl van de stichting bleef ook verbonden met de website van de stichting. Vanaf 23 februari 2009 heeft de domeinnaam hondensportfriesland.nl op naam van [A] VOF gestaan.
2.5.
Op 21 maart 2012 heeft [B] aan de stichting laten weten dat hij per 1 april met zijn werkzaamheden voor de stichting zal stoppen.
2.6.
Op 26 maart 2012 heeft [B] aan cursisten van de stichting een e-mailbericht gestuurd met - voor zover van belang - de volgende inhoud:
"
Omdat wij ons, als een club enthousiaste mensen, binnen de St. Hondensport Friesland geremd voelen, in ons enthousiasme maar bovenal in onze pogingen het plezier in het uitoefenen van behendigheid met onze honden en het niveau van de lessen naar een hoger niveau te tillen, is er in overleg met de Stichting Hondensport Friesland, besloten om ons los te maken van de Stichting en verder te gaan met het beoefenen van behendigheid als Stichting Only 4 Dogs."
2.7.
Op 23 april 2012 heeft [B] de domeinnaam hondensportfriesland.nl verbonden met de website Only4Dogs waarop een webshop werd geëxploiteerd. Vanaf 23 april 2013 was de domeinnaam hondensportfriesland.nl niet langer verbonden met de website van de stichting.
2.8.
De stichting heeft de domeinnaam www.hondensportfriesland.com laten registreren. Verder heeft de stichting aan een derde opdracht gegeven om een website te bouwen. De stichting heeft voor de bouw van de website een bedrag van € 2.555,01 betaald. Op 10 juli 2012 was de nieuwe website van de stichting in de lucht en bij zoekmachines bekend.
2.9.
Op 12 maart 2013 (de datum van de comparitie in deze zaak) had [B] al aan de SIDN (Stichting Internet Domeinregistratie Nederland) laten weten dat de domeinnaam hondensportfriesland.nl kan worden vrijgegeven. [B] heeft ter comparitie verklaard dat hij zich niet meer bezig houdt met de hondensport en dat hij dat ook in de toekomst niet weer zal gaan doen en dat hij de naam Only4dogs niet meer zal gebruiken.

3.Het geschil

3.1.
Na vermindering van eis (ter comparitie heeft de stichting de door haar bij dagvaarding onder 1a, 1b en 3 ingestelde vorderingen ingetrokken) vordert de stichting naar de rechtbank begrijpt, dat de rechtbank, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, [B] voor het geheel der vorderingen, dan wel de VOF en [C] ten aanzien van (thans nog) de vorderingen 5 en 6:
[B] veroordeelt aan de Stichting de schade wegens het laten bouwen van een nieuwe website ten behoeve van de stichting, te weten een bedrag groot € 2.555,01 en een bedrag geschat groot € 1.800,00 vanwege het mislopen van cursisten, te betalen binnen drie werkdagen na de dagtekening van het vonnis en - zo hij die schade niet binnen die termijn voldoen - te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf de laatste dag van de voldoeningstermijn;
[B] veroordeelt de inhoud van de 'dropbox', zijnde de volledige administratie van de stichting te vernietigen, onder levering van behoorlijk bewijs, te weten een schriftelijke ondertekende verklaring met daarin de toezegging dat de administratie van de stichting vernietigd is, en voor zover er toch nog (een deel van de) administratie bij [B] voorhanden is, de toezegging dat [B] deze niet zal gebruiken, één en ander op straffe van een onmiddellijk aan de stichting te verbeuren opeisbare boete ad € 3.000,00 per overtreding binnen drie werkdagen na de dagtekening van het vonnis, zulks zo mogelijk op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 3.000,00 voor elke dag dat [B] daarmee in gebreke blijft;
[B] verbiedt de door hem aangetroffen (leden)gegevens in de Dropbox voor persoonlijk, dan wel voor zakelijk gebruik, te gebruiken en/of aan derden beschikbaar te stellen, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 3.000,00 vanaf de dag dat [B] daarmee in gebreke blijft;
[B] gebiedt de bij hem in bezit zijnde sleutels en kledij van de stichting onbeschadigd aan de stichting te retourneren, binnen drie werkdagen na dagtekening van dit vonnis, en dat bij gebreke daarvan de rechtbank [B] veroordeelt om aan de stichting aan vervangende schadevergoeding bedragen van € 171,15 en € 1.000,00 te betalen binnen drie werkdagen na dagtekening van dit vonnis en - zo [B] die vervangende schadevergoeding niet binnen die termijn voldoet - te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf de laatste dag van de voldoeningstermijn;
[B], de VOF en [C] veroordeelt in de kosten van deze procedure;
[B], de VOF en [C] veroordeelt in de nakosten van € 131,00 zonder betekening of € 199,00 indien sprake is van betekening, te voldoen binnen tien dagen na betekening van dit vonnis en - zo zij die proceskosten niet binnen die termijn voldoen - te vermeerderen met de wettelijke rente over de proceskosten gerekend vanaf de laatste dag van de voldoeningstermijn.
3.2.
[B], de VOF en [C] voeren verweer, met conclusie tot afwijzing van de vordering met veroordeling van de stichting in de proceskosten conform artikel 1019h van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De stichting vordert onder 1 [B] te veroordelen tot vergoeding van de schade die zij heeft geleden bestaande uit de kosten van het laten bouwen van een website en uit de cursusgelden die zij is misgelopen omdat haar website van 23 april 2012 tot 10 juli 2012 uit de lucht is geweest. De stichting houdt [B] voor die schade aansprakelijk en voert daartoe verschillende (rechts)gronden aan. Zo voert de stichting aan dat [B] in strijd heeft gehandeld met de hem door de stichting verstrekte opdracht, dat [B] onrechtmatig jegens de stichting heeft gehandeld, dat [B] misbruik heeft gemaakt van de omstandigheden en dat [B] in zijn bestuurstaak tekort is geschoten. De stichting verwijt [B] dat hij de domeinnaam hondensportfriesland.nl op naam van de VOF heeft laten registreren en niet op naam van de stichting, terwijl hij evenmin na zijn vertrek bij de stichting het (exclusieve) gebruik van de domeinnaam en de website aan de stichting heeft afgestaan. De stichting stelt dat zij daardoor de door haar gevorderde schade heeft geleden.
4.2.
De stichting stelt dat [B] de domeinnaam hondensportfriesland.nl op haar naam had moeten laten registreren omdat zij [B] heeft gevraagd om voor haar een website te registreren en te bouwen en [B] aan dat verzoek gehoor heeft gegeven. De stichting voert aan dat aldus tussen haar en [B] een overeenkomst van opdracht tot stand is gekomen en dat [B] in de nakoming daarvan tekort is geschoten omdat [B] de domeinnaam op zijn eigen naam heeft laten registreren. [B] erkent dat hij zich heeft bezig gehouden met - de (op)bouw althans aanpassing van - de website van de stichting, maar betwist dat de stichting hem opdracht heeft gegeven om op naam van de stichting een of deze domeinnaam te registreren. [B] stelt dat hij de domeinnaam hondensportfriesland.nl op dat moment al voor eigen gebruik had gedeponeerd en dat hij op enig moment aan het bestuur heeft laten weten dat hij bereid was om de stichting deze domeinnaam om niet te laten gebruiken. Gelet op deze gemotiveerde betwisting van [B] van de stelling van de stichting (dat [B] op grond van een met haar gesloten overeenkomst van opdracht gehouden was de domeinnaam hondensportfriesland.nl op naam van de stichting te laten registreren), lag het naar het oordeel van de rechtbank op de weg van de stichting om haar stelling nader te onderbouwen. De stichting heeft dat niet gedaan. De stichting heeft daarmee haar stelling dat zij [B] opdracht heeft gegeven om op naam van de stichting een of deze domeinnaam te registeren, onvoldoende onderbouwd. De rechtbank gaat daarom voorbij aan deze stelling van de stichting. Daar komt bij dat de voorzitter van de stichting, de heer Boomsma, ter comparitie heeft verklaard dat over de registratie van domeinnamen niet is gesproken.
4.3.
De stichting stelt voorts dat [B] jegens haar onrechtmatig heeft gehandeld door de domeinnaam hondensportfriesland.nl op eigen naam te laten registreren terwijl [B] wist dat de stichting 'Hondensport Friesland' als handelsnaam gebruikte toen hij de domeinnaam hondensportfriesland.nl op naam van [A] registreerde. Dit is door [B] betwist. De rechtbank oordeelt als volgt. Dat de stichting op enig moment de handelsnaam 'Hondensport Friesland' is gaan voeren staat vast. [B] heeft ter gelegenheid van de comparitie namelijk erkend dat hij, toen hij nog voor de stichting werkte, van de stichting een jas heeft gekregen met daarop als onderdeel een logo met de tekst 'Hondensport Friesland' en [B] heeft niet betwist de stellingen van de stichting dat deze jassen door haar trainers bij de trainingen werden gedragen en dat het logo in de vlaggen van de stichting is verwerkt. De stichting heeft foto's in het geding gebracht waarop dit logo van de stichting op de jassen zichtbaar is, waaronder een foto waarop [B] met zo'n jas is afgebeeld. Verder staat als door de stichting gesteld en door [B] niet voldoende gemotiveerd betwist vast dat de stichting dit logo in haar correspondentie met derden heeft gebruikt. In zijn e-mailbericht van 26 maart 2012 aan cursisten van de stichting duidt [B] de stichting aan als de stichting Hondensport Friesland.
4.4.
Uit de hiervoor geschetste feiten en omstandigheden blijkt evenwel niet dat de stichting zich ook al vóór 17 februari 2008 (de datum waarop [B] de domeinnaam registreerde) de Stichting Hondensport Friesland noemde. De stichting heeft echter ook overgelegd een door [B] namens de stichting ingevulde orderbon van 29 oktober 2005 waarop [B] de stichting heeft omschreven als de 'Stichting Hondensport Friesland'. Verder heeft de stichting nog overgelegd een tweetal facturen van 28 juli 2005 en 9 mei 2006, waarin zij wordt aangeschreven als 'Stichting Hondensport Friesland'. Uit deze feiten en omstandigheden blijkt naar het oordeel van de rechtbank dat de stichting zich ook al vóór 17 februari 2008 presenteerde als de Stichting Hondensport Friesland en dat [B] hiervan op de hoogte was. Dit betekent dat [B] de handelsnaam van de stichting als domeinnaam op eigen naam en voor eigen gebruik heeft laten registreren en dat hij zich daarvan bewust moet zijn geweest. Na zijn vertrek bij de stichting heeft [B] de domeinnaam hondensportfriesland.nl verbonden met zijn eigen website Only4Dogs die als webshop een bedrijfsmatig karakter heeft. [B] heeft daarmee naar het oordeel van de rechtbank jegens de stichting onrechtmatig gehandeld. De onrechtmatige daad bestaat niet alleen uit het onrechtmatig voeren van de handelsnaam van de stichting, maar ook uit het, in ieder geval tijdelijk, onbereikbaar maken van de website van de stichting. De rechtbank betrekt daarbij dat hoewel het wellicht in theorie voor de stichting technisch mogelijk moet zijn geweest om over de inhoud van haar website te beschikken nadat [B] de domeinnaam verbonden had met zijn eigen website Only4Dogs, [B] wist dat de bestuursleden van de stichting over die technische kennis niet beschikten. De website van de stichting was daarmee voor de stichting en voor potentiële cursisten onbereikbaar. [B] heeft nog aangevoerd dat hij op enig moment de inlogcodes aan de stichting heeft verstrekt, maar daar hoefde de stichting naar het oordeel van de rechtbank geen genoegen mee te nemen nu als door de stichting gesteld en door [B] niet gemotiveerd betwist is komen vast te staan dat daarmee het beheer van de website in handen van [B] bleef.
4.5.
De stichting vordert aan schadevergoeding de kosten van € 2.555,01 die zij heeft gemaakt voor het laten bouwen van een nieuwe website ten behoeve van de stichting. Verder vordert de stichting aan schadevergoeding een bedrag van € 1.800,00 aan gemiste cursusgelden. Beide schadeposten houden verband met het niet kunnen beschikken over de
- inhoud van - de website en staan in condicio sine qua non-verband tot het door [B] verbinden van de domeinnaam hondensportfriesland.nl aan zijn eigen website Only4Dogs. Beide schadeposten staan voorts in een zodanig verband met de onrechtmatige gedraging van [B] dat zij aan [B] als gevolg van deze gebeurtenis kunnen worden toegerekend.
4.6.
[B] heeft de stelling van de stichting dat zij tot een bedrag van € 2.555,01 kosten heeft gemaakt voor het laten bouwen van een nieuwe website ten behoeve van de stichting in het licht van de daarvan door de stichting overgelegde factuur niet, althans onvoldoende gemotiveerd, weersproken.
[B] heeft nog tot zijn verweer aangevoerd dat de stichting zelf aan de schade heeft bijgedragen omdat de stichting zijn aanbod niet heeft aangenomen om de domeinnaam voor een half jaar door te verbinden met de nieuwe website van de stichting zodat de stichting bekend kon worden onder een andere domeinnaam. Dit verweer raakt de kosten die de stichting heeft gemaakt voor de bouw van die nieuwe website niet. Aan het beroep van [B] op schending door de stichting van haar schadebeperkingsplicht wordt dan ook verder voorbij gegaan. [B] zal dan ook worden veroordeeld om aan de stichting een bedrag van € 2.555,01 te betalen.
4.7.
De stichting stelt dat zij tot een bedrag van € 1.800,00 schade heeft geleden omdat haar website van 23 april 2012 tot 10 juli 2012 uit de lucht is geweest en zij daardoor gemiddeld genomen 30 cursisten is misgelopen en een cursist voor deelname aan een cursus gemiddeld € 60,00 betaalt, wat door [B] is betwist. [B] heeft tot zijn verweer aangevoerd dat uit niets blijkt dat zich bij de stichting 30 cursisten zouden hebben aangemeld wanneer haar website voor derden toegankelijk was geweest. Het had, gelet op die betwisting, op de weg van de stichting gelegen om haar stellingen omtrent de hoogte van dit deel van de gevorderde schadevergoeding met nadere feiten en/of met stukken te onderbouwen. Ter comparitie heeft de stichting desgevraagd laten weten haar schade niet te kunnen onderbouwen en niet meer aan te kunnen voeren dan dat zij haar schade heeft geschat uitgaande van gemiddelden.
4.8.
De rechtbank stelt bij de beoordeling van deze schadepost voorop dat zij de schade op grond van artikel 6:97 Burgerlijk Wetboek dient te begroten op de wijze die het meest met de aard ervan in overeenstemming is en dat indien de omvang van de schade niet nauwkeurig kan worden vastgesteld, de omvang van de schade wordt geschat. Dit brengt mee dat de rechter bij de vaststelling van de schade niet gebonden is aan de gewone regels van stelplicht en bewijslast. Aan de stelplicht van de stichting mogen dan ook niet te hoge eisen worden gesteld omtrent haar schade. Zij behoefde slechts de feiten te stellen waaruit kan worden afgeleid dat zij schade heeft geleden (zie: Hoge Raad 9 december 2011, ECLI:NL:HR:2011:BR5211).
4.9.
De omvang van de (beweerdelijk geleden) schade bestaande uit winstderving vanwege het mislopen van cursusgelden omdat de website van de stichting in de periode van 23 april 2012 tot 10 juli 2012 uit de lucht is geweest en de stichting derhalve potentiële cursisten niet via haar website heeft weten te bereiken, kan niet nauwkeurig worden vastgesteld, omdat zij afhankelijk is van de waardering van omstandigheden die zich in werkelijkheid niet hebben voorgedaan. De omvang van de schade zal dus aan de hand van de in het geding naar voren gebrachte gegevens moeten worden geschat - voor zover schatting mogelijk is - en op een wijze die het meest met de aard ervan in overeenstemming is. Als uitgangspunt heeft te gelden dat ingeval van winstderving, zoals in de onderhavige zaak aan de orde is, een concrete (en niet abstracte) wijze van schadeberekening moet worden gehanteerd, nu dit een wijze van schadebegroting is die het meest met de aard van deze schade in overeenstemming is (vgl. HR 15 november 1996, ECLI:NL:HR:1996:ZC2195) en voorts Hof ’s-Hertogenbosch 21 september 2010, ECLI:NL:GHSHE: BN9583).
4.10.
Met de enkele stelling dat het mislopen van cursusgelden van € 60,00 van 30 cursisten een gemiddelde is, heeft de stichting de rechtbank onvoldoende aanknopingspunten gegeven om de omvang van deze schadepost te begroten. De rechtbank kan op basis van deze niet onderbouwde en betwiste stelling evenmin een schatting maken van de schadeomvang. Een dergelijke schatting dient in een ‘‘controleerbare en aanvaardbare gedachtegang’’ plaats te vinden (vgl. HR 25 oktober 2002, NJ 2003, 171). Het ontbreekt echter aan door de stichting te stellen en zo nodig te bewijzen gegevens op grond waarvan een dergelijke schatting kan plaatsvinden. De stichting is hiermee tekortgeschoten in haar stelplicht. Deze vordering van de stichting zal dan ook worden afgewezen.
4.11.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de vordering van de stichting sub 1 zal worden toegewezen tot het bedrag van € 2.555,01. De rechtbank begrijpt dat de stichting over deze hoofdsom wettelijke rente vordert met ingang van de vierde dag na betekening van dit vonnis. De wettelijke rente kan aldus als zijnde niet weersproken worden toegewezen.
4.12.
De stichting vordert onder 2 en 3, zakelijk weergegeven, veroordeling van [B] om de inhoud van de 'dropbox' te vernietigen en [B] te veroordelen om te verklaren dat de administratie van de stichting vernietigd is en, voor zover er toch nog (een deel van de) administratie bij [B] voorhanden is, [B] te veroordelen om toe te zeggen dat hij die administratie niet zal gebruiken en [B] te verbieden om de (leden)gegevens in de dropbox te gebruiken, alles op straffe van het verbeuren van dwangsommen. Ter gelegenheid van de comparitie van partijen heeft [B] verklaard dat hij, wat de dropbox betreft, de "folder heeft vernietigd" en daarmee, naar de rechtbank begrijpt, dat de betreffende informatie van internet is verwijderd. [B] heeft tijdens de comparitie voorts verklaard dat hij de ledenadministratie van de stichting niet zal gebruiken. Deze verklaringen zijn vastgelegd in het proces-verbaal van de comparitie. Gelet op de verklaringen van [B] is er thans geen aanleiding voor toewijzing van de vorderingen van de stichting sub 2 en 4. De vorderingen van de stichting sub 2 en 3 worden dan ook afgewezen.
4.13.
Onder 4 vordert de stichting [B] te veroordelen tot afgifte van haar sleutels en kledij, althans [B] te veroordelen tot betaling van schadevergoeding van € 171,15 respectievelijk € 1.000,00. Wat de kledij betreft is alleen ten aanzien van de jas is komen vast te staan dat [B] deze heeft ontvangen. Voor zover "kledij" ook nog op andere kleding ziet, heeft de stichting haar stelling onvoldoende onderbouwd. [B] voert tot zijn verweer aan dat hij de sleutels al heeft afgegeven, wat door de stichting is betwist. Gelet op die betwisting lag het op de weg van [B] op wie ter zake de stelplicht rust, om zijn stelling nader te onderbouwen. [B] heeft dat niet, althans niet voldoende onderbouwd, gedaan, zodat er niet van kan worden uitgegaan dat [B] de sleutels aan de stichting heeft afgegeven. Iets anders is dat [B] stelt dat hij niet meer over de sleutels beschikt.
[B] stelt ook dat hij niet meer beschikt over de door de stichting aan hem verstrekte (trainings)jas. [B] stelt dat hij de jas heeft weggedaan bij een verhuizing. De rechtbank heeft geen aanleiding om te twijfelen aan de juistheid van deze stellingen van [B]. Omdat ervan moet worden uitgegaan dat [B] niet meer over de sleutels en over de jas beschikt, kan [B] niet tot afgifte daarvan worden veroordeeld. Wel zal [B] worden veroordeeld tot schadevergoeding vanwege het vervangen van de sloten van het oefenterrein alsmede de kantine en opslagcontainer is. Het in dat kader door de stichting gevorderde bedrag van € 171,15 zal worden toegewezen. De stichting stelt dat zij voor de aanschaf van een jas een bedrag van € 52,47 exclusief BTW heeft betaald. De stichting verwijst daartoe naar een door haar overgelegde factuur van 12 november 2010. Omdat daarmee vaststaat dat [B] de jas ruim anderhalf jaar tijdens de trainingen heeft gedragen, is de rechtbank van oordeel dat de waarde van de jas ten tijde van het vertrek van [B] op vrijwel nihil moet worden gesteld. Dit leidt tot de slotsom dat de vordering onder 4 tot een bedrag van € 171,15 zal worden toegewezen.
4.14.
Nu de vorderingen 1 en 4 deels worden toegewezen, zal [B] als de hoofdzakelijk in het ongelijk te stellen partij worden veroordeeld in de proceskosten. De proceskosten aan de zijde van de stichting worden vastgesteld op € 1.555,17 zijnde € 575,00 aan griffierecht, € 76,17 aan dagvaardingskosten en € 904,00 aan tegemoetkoming in het salaris van de advocaat. De gevorderde nakosten worden als in het dictum te melden toegewezen, evenals de daarover en over de proceskosten gevorderde wettelijke rente.
4.15.
De vorderingen jegens de VOF en [C] worden afgewezen nu aan die vorderingen een feitelijke rechtsgrond ontbreekt.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
veroordeelt [B] om aan de stichting te betalen een bedrag van € 2.726,16, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag met ingang van de vierde dag na dagtekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling;
5.2.
veroordeelt [B] in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van de stichting vastgesteld op een bedrag van € 1.555,17 te vermeerderen met de wettelijke rente daarover met ingang van tien dagen na dagtekening van dit vonnis tot aan de voldoening;
5.3.
veroordeelt [B] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 131,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat hij niet binnen 10 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 68,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen met de wettelijke rente over de nakosten met ingang van tien dagen na de dagtekening van dit vonnis tot aan de voldoening;
5.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.5.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.M. Telman en in het openbaar uitgesproken op 23 oktober 2013. [1]

Voetnoten

1.