Uitspraak
1.[eiser 1],
2. [eiser 2],
1.De procedure
- de conclusie van antwoord
- de akte overlegging producties van [eisers] met de producties 26 t/m 31 van 15 november 2024
Rechtbank Noord-Holland
In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Noord-Holland op 8 januari 2025, hebben eisers, bestaande uit een vader en zijn kind, een verzoek ingediend om medehuurder te worden van de woning die de vader sinds 1991 huurt. De moeder, die door haar huwelijk met de vader van rechtswege huurder is geworden, heeft ook ingestemd met het verzoek. De eisers stellen dat de terugkeer van het kind naar de woning is ingegeven door de behoefte aan mantelzorg en gezelschap voor de ouders. Pré Wonen, de verhuurder, heeft het verzoek afgewezen, stellende dat er geen duurzame gemeenschappelijke huishouding is aangetoond. De kantonrechter heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig gewogen, waaronder de financiële en huishoudelijke situatie van de betrokken partijen. De rechter concludeert dat de eisers niet voldoende bewijs hebben geleverd voor het bestaan van een gemeenschappelijke huishouding, wat een vereiste is voor het verkrijgen van medehuurschap volgens artikel 7:267 BW. De vordering van de eisers wordt afgewezen, en zij worden veroordeeld in de proceskosten van Pré Wonen, die op € 205,00 zijn begroot.