ECLI:NL:RBNHO:2025:708

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
22 januari 2025
Publicatiedatum
24 januari 2025
Zaaknummer
11114942 \ CV EXPL 24-3267
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van oneerlijke incassobedingen en afwijzing van buitengerechtelijke incassokosten

In deze bodemzaak, behandeld door de Rechtbank Noord-Holland op 22 januari 2025, heeft de kantonrechter zich gebogen over de vraag of de incassobedingen van de eisende partij, Holland Op Stoom B.V., oneerlijk zijn. De eisende partij had de gedaagde, die niet verschenen was, aangeklaagd voor het betalen van incassokosten. In een eerder tussenvonnis was de eisende partij gevraagd om zich uit te laten over de oneerlijkheid van de incassobedingen. De eisende partij stelde dat zij een veertiendagenbrief had gestuurd en geen hogere incassokosten vorderde dan wettelijk toegestaan. De kantonrechter oordeelde echter dat de stellingen van de eisende partij niet voldoende waren om de oneerlijkheid van de bedingen te weerleggen. De kantonrechter concludeerde dat de incassobedingen de gedaagde partij konden belasten met hogere kosten dan wettelijk is toegestaan, wat in strijd is met de wet. Daarom werden de bedingen vernietigd en de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten afgewezen. De kantonrechter heeft ook de proceskosten vastgesteld en de gedaagde partij veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 1.155,55, vermeerderd met wettelijke rente. De uitspraak benadrukt het belang van eerlijke incassopraktijken en de bescherming van consumenten tegen oneerlijke contractuele bedingen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 11114942 \ CV EXPL 24-3267
Uitspraakdatum: 22 januari 2025
Verstekvonnis van de kantonrechter in de zaak van:
Holland Op Stoom B.V.
te Hoofddorp
de eisende partij
gemachtigde: De Best & Partners gerechtsdeurwaarders en incasso
tegen
[gedaagde]
te [plaats]
de gedaagde partij
niet verschenen

1.De verdere procedure

1.1.
Bij tussenvonnis van 30 oktober 2024 (hierna: het tussenvonnis) is de eisende partij in de gelegenheid gesteld zich uit te laten over het voornemen van de kantonrechter om de incassobedingen van de toepasselijke algemene voorwaarden [1] te vernietigen. Hieraan heeft de eisende partij uitvoering gegeven bij akte van 27 november 2024 (hierna: de akte).

2.De verdere beoordeling

Incassobedingen
2.1.
In de akte heeft de eisende partij gesteld dat zij wel degelijk een veertiendagenbrief aan de gedaagde partij heeft gestuurd conform het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit). Ook heeft zij geen hogere incassokosten gevorderd dan wettelijk is toegestaan. De eisende partij verzoekt de kantonrechter om bij de beoordeling van de bedingen ook rekening te houden met de omstandigheid dat zij de door de kantonrechter oneerlijk bevonden incassobedingen gaat aanpassen ‘
om twijfels daarover weg te nemen’.
2.2.
De kantonrechter volgt deze stellingen niet. Dat de eisende partij wel een veertiendagenbrief aan de gedaagde partij heeft verstuurd en geen hogere incassokosten vordert dan wettelijk is toegestaan, doet aan de oneerlijkheid van de (combinatie van de) incassobedingen niet af. Of de eisende partij de consument ook daadwerkelijk aan de bedongen afspraken houdt, is voor de beoordeling van de (on)eerlijkheid van het beding namelijk niet relevant. Het gaat erom dat de eisende partij met de (combinatie van de) incassobedingen de mogelijkheid heeft gecreëerd om de gedaagde partij te belasten met (veel) hogere kosten dan wettelijk is toegestaan.
2.3.
De eisende partij stelt dat zij de oneerlijk bevonden bedingen gaat aanpassen. Daarmee wordt het doel van de ambtshalve toetsing bereikt; een eind maken aan het gebruik van oneerlijke bedingen in overeenkomsten tussen gebruikers en consumenten. Gelet op wat onder r.o. 2.2. is overwogen wordt met deze voorgenomen wijziging van de bedingen door de eisende partij echter in deze zaak geen rekening gehouden.
2.4.
De conclusie is dat sprake is van oneerlijke incassobedingen en daarom worden deze bedingen vernietigd. De gevorderde buitengerechtelijke incassokosten worden afgewezen.
Ambtshalve toetsing van de (pre)contractuele informatieplichten
2.5.
Ten aanzien van de ambtshalve toetsing van de (pre)contractuele informatieplichten en de in dat kader toe te passen sanctie blijft de kantonrechter bij wat in het tussenvonnis is overwogen en beslist.
2.6.
De eisende partij heeft in de akte overigens wel terecht opgemerkt dat het niet juist is dat productie 5 bij de dagvaarding onleesbaar is, zoals in het tussenvonnis staat vermeld. De kantonrechter heeft inmiddels geconstateerd dat achter de eerste (onleesbare) bladzijde ter verduidelijking van de eerste bladzijde door de eisende partij pagina’s 2 t/m 5 zijn toegevoegd aan productie 5.
Conclusie en proceskosten
2.7.
Gelet op het voorgaande is een bedrag van € 1.155,55 aan hoofdsom toewijsbaar (€ 1.283,94 x 0.9).
2.8.
De vordering tot vergoeding van de verschenen rente zal worden afgewezen, omdat de eisende partij die rente (gelet op de toewijsbare hoofdsom) over een te hoog bedrag heeft berekend. De wettelijke rente zal worden toegewezen over de toewijsbare hoofdsom vanaf de dag van de dagvaarding.
2.9.
De gedaagde partij wordt grotendeels in het ongelijk gesteld en zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten voor de akte komen echter voor rekening van de eisende partij, omdat het aan haarzelf te wijten is dat deze genomen moest worden.
2.10.
Omdat een gedeelte van het gevorderde bedrag niet toewijsbaar is, zal de gedaagde partij ten aanzien van het griffierecht slechts worden veroordeeld tot betaling van het griffierecht dat verschuldigd is voor het toe te wijzen bedrag. Het meerdere, dat op grond van de dagvaarding aan de eisende partij in rekening is gebracht, dient voor rekening van de eisende partij te blijven.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
veroordeelt de gedaagde partij tot betaling aan de eisende partij van € 1.155,55, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 30 april 2024 tot aan de dag van de gehele betaling;
3.2.
veroordeelt de gedaagde partij tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van de eisende partij tot en met vandaag vaststelt op:
dagvaarding € 137,39
griffierecht € 328,00
salaris gemachtigde € 135,00;
3.3.
verklaart de veroordeling(en) in dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
3.4.
wijst de vordering voor het overige af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Woerdman en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter

Voetnoten

1.De Algemene Voorwaarden van op Stoom en de Algemene Voorwaarden voor Kinderopvang Dagopvang en Buitenschoolse opvang 2016.