ECLI:NL:RBNHO:2025:2125

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
12 februari 2025
Publicatiedatum
27 februari 2025
Zaaknummer
11299302 \ CV EXPL 24-6341
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Verstek
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ambtshalve toetsing van de (pre)contractuele informatieplichten en oneerlijke bedingen in algemene voorwaarden in een consumentenovereenkomst

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 12 februari 2025 een verstekvonnis uitgesproken in een civiele procedure tussen Holland Op Stoom B.V. en een niet verschenen gedaagde partij. De eisende partij vorderde betaling van € 430,78 aan hoofdsom, vermeerderd met buitengerechtelijke incassokosten, wettelijke rente en proceskosten. De kantonrechter heeft ambtshalve de (pre)contractuele informatieplichten van artikel 6:230m en 6:230v van het Burgerlijk Wetboek getoetst. Hoewel de eisende partij haar standpunten niet voldoende had onderbouwd, concludeerde de kantonrechter dat er voldaan was aan de informatieplichten, omdat de gedaagde partij voorafgaand aan de overeenkomst op het herroepingsrecht was gewezen.

Daarnaast heeft de kantonrechter de algemene voorwaarden van de eisende partij beoordeeld op oneerlijke bedingen. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de huurprijs gedurende de looptijd van de overeenkomst niet was gewijzigd, waardoor bepaalde prijswijzigingsbedingen niet relevant waren voor de vordering. De rentebedingen werden getoetst en niet oneerlijk bevonden, maar eerdere uitspraken over de buitengerechtelijke incassokosten leidden tot de vernietiging van die bedingen. Uiteindelijk werd de hoofdsom van € 269,16 toegewezen, met veroordeling van de gedaagde partij in de proceskosten. De beslissing werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 11299302 \ CV EXPL 24-6341
Uitspraakdatum: 12 februari 2025
Verstekvonnis van de kantonrechter in de zaak van:
Holland Op Stoom B.V.
te Haarlem
de eisende partij
gemachtigde: De Best & Partners B.V.
tegen
[gedaagde]
te [plaats]
de gedaagde partij
niet verschenen

1.De procedure

1.1.
De eisende partij heeft de gedaagde partij gedagvaard. Tegen de gedaagde partij is verstek verleend.

2.De beoordeling

2.1.
De eisende partij vordert veroordeling van de gedaagde partij tot betaling van € 430,78 aan hoofdsom, te vermeerderen met de buitengerechtelijke incassokosten, de wettelijke rente en de proceskosten en te verminderen met deelbetalingen.
Ambtshalve toetsing van de (pre)contractuele informatieplichten
2.2.
De vordering is gebaseerd op een overeenkomst op afstand tussen een handelaar en een consument. Bij het sluiten van dergelijke overeenkomsten moet ter bescherming van de consument aan de wettelijke (pre)contractuele informatieplichten van de artikelen 6:230m lid 1 en 6:230v van het Burgerlijk Wetboek (BW) worden voldaan. Dat aan deze plichten is voldaan, moet gemotiveerd worden gesteld en onderbouwd. De kantonrechter moet er ambtshalve op toezien dat die voorschriften worden nageleefd, dus ook als er geen verweer is gevoerd. [1]
2.3.
Vooropgesteld wordt dat de eisende partij haar standpunten met betrekking tot de (pre)contractuele informatieplichten strikt genomen onvoldoende heeft onderbouwd. De eisende partij moet expliciet en op een duidelijke manier aangeven op producties welke informatie van artikel 6:230m lid 1 BW en artikel 6:230v BW te vinden is (bijvoorbeeld door de relevante informatie in de betreffende producties te arceren, maar tenminste door aan te geven op welke bladzijde van de productie de betreffende informatie te vinden is). Het is niet aan de kantonrechter om eigenhandig op zoek te gaan naar informatie in het dossier. De kantonrechter wijst de eisende partij erop dat het ontbreken van een dergelijke onderbouwing in eventuele vervolgzaken [2] kan leiden tot afwijzing van de vordering.
2.4.
De eisende partij stelt dat is voldaan aan de precontractuele informatieplicht van artikel 6:230m lid 1 onder h BW, omdat in de toepasselijke algemene voorwaarden informatie staat over het herroepingsrecht. Het is echter onvoldoende om deze informatie slechts in de algemene voorwaarden op te nemen, zonder de consument er voorafgaand aan het sluiten van de overeenkomst expliciet op te wijzen dát deze informatie in de algemene voorwaarden te vinden is. Daarmee wordt de consument namelijk niet op duidelijke en begrijpelijke wijze op de hoogte gebracht van deze informatie.
2.5.
De kantonrechter heeft in productie 1 echter geconstateerd dat de eisende partij de gedaagde partij voorafgaand aan het sluiten van de overeenkomst heeft gewezen op het herroepingsrecht door deze informatie op te nemen in de plaatsingsovereenkomst. De kantonrechter verbindt er in deze zaak geen gevolgen aan dat de eisende partij hier niet expliciet op heeft gewezen in de dagvaarding, maar wijst de eisende partij erop dat dit in eventuele vervolgzaken anders kan zijn.
2.6.
De conclusie is dat de eisende partij, alhoewel (strikt genomen) onvoldoende is gesteld en onderbouwd, heeft voldaan aan de (pre)contractuele informatieplichten.
Ambtshalve toetsing van de algemene voorwaarden
2.7.
De kantonrechter is, gelet op het Dexia-arrest [3] , gehouden om onderzoek te doen naar (mogelijk) oneerlijke bedingen in de toepasselijke algemene voorwaarden. Volgens Richtlijn 93/13/EEG betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten is een beding oneerlijk wanneer dit het evenwicht tussen de wederzijdse rechten en verplichtingen ten nadele van de consument aanzienlijk verstoort. De kantonrechter moet in iedere procedure over ieder onderdeel van de vordering beoordelen of daarover in de algemene voorwaarden afspraken zijn gemaakt en of die afspraken al dan niet oneerlijk zijn ten opzichte van de consument. Als de kantonrechter oordeelt dat een contractuele afspraak oneerlijk is, moet het beding worden vernietigd en moet de vordering op dat onderdeel worden afgewezen (ook als de eisende partij in de procedure een beroep doet op wettelijke bepalingen in plaats van op die contractuele afspraak).
2.8.
Uit de overgelegde stukken blijkt dat op de overeenkomst(en) de volgende algemene voorwaarden van de eisende partij van toepassing zijn verklaard: de Algemene voorwaarden van Op Stoom (hierna: de algemene voorwaarden OS) en de Algemene voorwaarden voor Kinderopvang Dagopvang en Buitenschoolse opvang 2016 (hierna: de algemene voorwaarden 2016).
2.9.
Artikel 16 van de algemene voorwaarden 2016 en artikel 4.15 van de algemene voorwaarden OS betreffen prijswijzigingsbedingen. Uit de stukken blijkt dat de eisende partij de huurprijs gedurende de looptijd van de huurovereenkomst niet heeft gewijzigd, zodat deze bedingen geen verband houden met de onderhavige vordering. Daarom zal de kantonrechter deze bedingen niet toetsen op (on)eerlijkheid.
2.10.
De rentebedingen in artikel 17 van de algemene voorwaarden 2016 en in artikel 4.4 van de algemene voorwaarden OS zijn door de kantonrechter getoetst en niet oneerlijk bevonden.
2.11.
In een eerdere zaak van de eisende partij heeft de kantonrechter de artikelen 17 van de algemene voorwaarden 2016 en artikel 4.4 van de algemene voorwaarden OS oneerlijk bevonden en vernietigd en de vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten daarom afgewezen. [4] De kantonrechter ziet geen reden om daar nu anders over te denken en vernietigt daarom deze bedingen. De buitengerechtelijke incassokosten zullen daarom worden afgewezen.
Wat is toewijsbaar?
2.12.
De gevorderde hoofdsom en rente zijn toewijsbaar, omdat deze vorderingen de kantonrechter niet onrechtmatig of ongegrond voorkomen. De gevorderde buitengerechtelijke incassokosten worden gelet op het voorgaande afgewezen.
2.13.
De gedaagde partij heeft reeds een bedrag van € 184,09 voldaan. Deze deelbetaling strekt, gelet op het bepaalde in artikel 6:44 BW en wat hiervoor is overwogen, eerst in mindering op de verschenen rente (€ 22,47) en daarna op de toewijsbare hoofdsom. Dit maakt dat een bedrag van € 269,16 (€ 430,78 - € 162,62) aan hoofdsom zal worden toegewezen.
Conclusie en proceskosten
2.14.
De vordering wordt (grotendeels) toegewezen.
2.15.
De gedaagde partij wordt (overwegend) in het ongelijk gesteld en zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
veroordeelt de gedaagde partij tot betaling aan de eisende partij van € 269,16, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 246,69 vanaf 23 augustus 2024 tot aan de dag van de gehele betaling;
3.2.
veroordeelt de gedaagde partij tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van de eisende partij tot en met vandaag vaststelt op:
dagvaarding € 137,39
griffierecht € 130,00
salaris gemachtigde € 82,00;
3.3.
verklaart de veroordeling(en) in dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
3.4.
wijst de vordering voor het overige af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Woerdman en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter

Voetnoten

1.Zie, onder meer, het arrest van de Hoge Raad van 12 november 2021, ECLI:NL:HR:2021:1677.
2.Ingeleid met een dagvaarding vanaf 1 januari 2025.
3.HvJ EU 27 januari 2021, C‑229/19 en C‑289/19, ECLI:NL:EU:C:68 (Dexia).
4.ECLI:NL:RBNHO:2024:13932 (tussenvonnis) en ECLI:NL:RBNHO:2025:708 (eindvonnis).