ECLI:NL:RBNHO:2025:5229

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
14 mei 2025
Publicatiedatum
13 mei 2025
Zaaknummer
348567
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot schadevergoeding wegens handelen in strijd met zorgplicht afgewezen

In deze civiele zaak vorderen eisers, [eiser 1] en [eiser 2], schadevergoeding van de besloten vennootschap Control Risks c.s. wegens vermeende schending van de zorgplicht bij het uitvoeren van opdrachten voor Dala Mining LLP en Parkdale International B.V. De rechtbank Noord-Holland oordeelt dat eisers niet hebben aangetoond dat Control Risks in strijd met haar zorgplicht heeft gehandeld. De rechtbank stelt vast dat de eisers onvoldoende bewijs hebben geleverd voor hun claims en dat er geen causaal verband is tussen het handelen van Control Risks en de door eisers gestelde schade. De rechtbank wijst de vorderingen van eisers af en veroordeelt hen in de proceskosten, waarbij wordt geoordeeld dat eisers misbruik van procesrecht maken door deze procedure te voeren. De rechtbank legt een proceskostenveroordeling op, waarbij de kosten worden gematigd tot een bedrag van €30.000,00 aan advocaatkosten, en daarnaast de overige proceskosten van €866,00. De uitspraak is gedaan op 14 mei 2025.

Uitspraak

RECHTBANK Noord-Holland

Civiel recht
Zittingsplaats Haarlem
Zaaknummer: C/15/348567 / HA ZA 24-51
Vonnis van 14 mei 2025
in de zaak van

1.[eiser 1],

te [plaats 3], gemeente [gemeente],
2.
[eiser 2],
te [plaats 2],
eisende partijen,
hierna samen te noemen: [eisers],
ieder afzonderlijk te noemen: [eiser 1] en [eiser 2],
advocaat: mr. G.J. van Kammen,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
1.
CONTROL RISKS BENELUX B.V.,
2.
[gedaagde 2],
beiden kantoorhoudend te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer,
gedaagde partijen,
hierna samen te noemen: Control Risks c.s.,
ieder afzonderlijk te noemen: Control Risks en [gedaagde 2],
advocaten: mrs. P.L. Tjiam en M.A. Theodoridis.
De zaak in het kort
[eisers] verwijten Control Risks c.s. dat zij bij het uitvoeren van opdrachten voor Dala Mining LLP respectievelijk Parkdale International B.V. (Parkdale B.V.) in strijd hebben gehandeld met hun zorgplicht jegens [eisers] Zij houden Control Risks c.s. aansprakelijk voor de schade die [eisers] daardoor hebben geleden en lijden. De rechtbank oordeelt dat [eisers] volstrekt niet hebben onderbouwd dat Control Risks bij het onderzoek naar het handelen van [eiser 1] als bestuurder van Parkdale B.V. in strijd met een zorgplicht heeft gehandeld.
De rechtbank is daarnaast van oordeel dat Control Risks en [gedaagde 2] geen enkel verwijt valt te maken met betrekking tot het ingaan op het verzoek van Parkdale B.V. een digitale kopie te verstrekken van stukken uit de administratie van Parkdale B.V.
De rechtbank wijst daarom alle vorderingen af. Zij is van oordeel dat [eisers] misbruik van procesrecht maken door deze procedure tegen Control Risks c.s. te voeren en veroordeelt [eisers] – na matiging – hoofdelijk in de door Control Risks en [gedaagde 2] gemaakte advocaatkosten.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het vonnis in incident tevens inhoudende tussenvonnis mondelinge behandeling van 22 mei 2024
- de nagekomen productie 29 van de kant van [eisers]
- de akte houdende overlegging aanvullende productie 16 van de kant van Control Risks c.s.
- het B3 formulier van 2 april 2025 met akte houdende aanvullende productie 17 van de kant van Control Risks c.s.
- de pleitnota van de kant van [eisers]
- de pleitnota van de kant van Control Risks
- de pleitnota van de kant van [gedaagde 2]
- de mondelinge behandeling van 3 april 2025, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Control Risks is een particulier onderzoeksbureau dat onder meer diensten verricht op het gebied van forensisch onderzoek.
2.2.
[gedaagde 2] is sinds 2005 in loondienst bij Control Risks.
2.3.
[eiser 1] was advocaat bij en een van de twee maten in de maatschap [eiser 1] Advocaten.
2.4.
[eiser 1] was in de periode van 5 mei 2011 tot en met 24 februari 2016 bestuurder van Parkdale International B.V. (hierna: Parkdale B.V.). Parkdale B.V. is enig aandeelhouder van Dala Mining LLP, een vennootschap naar het recht van Kazachstan (hierna: Dala Mining).
2.5.
Medebestuurder en enig aandeelhouder van Parkdale B.V. was Parkdale International Ltd., een vennootschap naar het recht van de Seychellen. [eiser 2] was van 20 juli 2011 tot en met 19 november 2015 bestuurder van Parkdale International Ltd. [eiser 2] was daarnaast vanaf 2006 werkzaam als consultant voor Dala Mining. [eiser 2] maakte deel uit van het managementteam van Dala Mining. [eiser 2] is verder nog bestuurder en enig aandeelhouder van [betrokkene 2] Technical Services B.V. (hierna: [betrokkene 2]).
2.6.
Eind februari 2016 is Diorite B.V. bestuurder geworden van Parkdale B.V.
2.7.
[eiser 1] heeft op 1 maart 2016 de administratie van Parkdale B.V. aan Diorite B.V. overhandigd, waarbij is opgemaakt en getekend de ‘
List of Files/Documents handed over by mr. [eiser 1] to Diorite B.V. ([betrokkene 1]) on 1th of March 2016’(hierna: de List of Files)
.
2.8.
Parkdale B.V. beheerde vanaf 7 juni 2012 USD 5 miljoen voor Dala Mining.
2.9.
Op verzoek van Dala Mining heeft Control Risks forensisch onderzoek uitgevoerd naar de wijze waarop [eiser 1] invulling heeft gegeven aan zijn rol als bestuurder van Parkdale B.V. en in het bijzonder naar betalingen die zijn gedaan vanaf de bankrekeningen van Parkdale B.V. (hierna: de Opdracht). De bevindingen uit het onderzoek zijn vastgelegd in een rapport van 28 maart 2018 (hierna: het rapport). Pagina 3 van het rapport bevat een disclaimer. Deze bevat een waarschuwing dat het rapport bij de benoemde problemen mogelijk niet alle kwesties behandelt die relevant zijn voor het onderwerp van het onderzoek. In de disclaimer staat onder meer (onderstreping rechtbank):
(…) This report is based on information provided by the client and other information available at the time of writing.It has been prepared following consultation with and on the basis instructions received from the client and reflects the priorities and knowledge of the client as communicated to Control Risks.Accordingly, the issues covered by this report and the emphasis placed on them may not necessarily address all the issues of concern in relation to the subject matter. No obligation is undertaken by Control Risks to provide the client with further information, to update this information or any other information for events or changes of circumstances which take place after the date hereof or to correct any information contained herein or any omission therefrom. Control Risks’ work and findings shall not in any way constitute recommendations or advice regarding the client’s ultimate commercial decision, which shall, in all respects, remain the client’s own.
Ook bepaalt de disclaimer dat het rapport niet zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van Control Risks mag worden gedeeld met derden:
This report is for the benefit of the client only (including its directors, officers and employees) and may not be disclosed to any third parties without the prior written consent of Control Risks.
2.10.
In het rapport concludeert Control Risks dat [eiser 1] vermogen heeft onttrokken aan Parkdale B.V., onder meer in de vorm van betalingen en/of niet-terugbetaalde leningen aan zichzelf en [eiser 2], althans aan hun entiteiten. Daarbij werd geadviseerd nader onderzoek te doen naar de bedragen die [eiser 1] Advocaten in rekening heeft gebracht omdat die “highly excessive” leken.
2.11.
Parkdale B.V. is een civiele procedure gestart tegen onder meer [eiser 1] en [eiser 2]. De rechtbank Noord-Nederland [1] en het hof Arnhem-Leeuwarden [2] hebben geoordeeld dat [eiser 1] en [eiser 2] ernstig verwijtbaar en onrechtmatig hebben gehandeld. [eiser 1] en [eiser 2] zijn veroordeeld tot betaling van bepaalde bedragen aan Parkdale B.V., waaronder terugbetaling van een aan [betrokkene 2] als lening betaald bedrag van USD 600.000,00, en een aan [eiser 2] met betalingskenmerk ‘LOAN’ betaald bedrag van USD 250.000,00, voor zover [betrokkene 2] respectievelijk [eiser 2] die bedragen niet zelf binnen dertig dagen zouden betalen. Verder is [eiser 1] met zijn medevennoot in de advocatenmaatschap veroordeeld tot betaling van (ieder de helft van) een aan [eiser 1] Advocaten betaald bedrag van ruim € 300.000,00. In cassatie is het beroep tegen het arrest van het gerechtshof verworpen. [3]
2.12.
In de civiele procedure bij de rechtbank Noord-Nederland heeft [eiser 1] een incidentele vordering conform het destijds geldende artikel 843a Wetboek van Burgerlijke rechtsvordering (Rv) ingesteld inhoudende veroordeling van Parkdale B.V. om de stukken te overleggen zoals genoemd in de List. Bij vonnis van 20 februari 2019 (hierna: het vonnis in incident) is deze vordering toegewezen met de volgende overweging:
De rechtbank zal daarbij bepalen dat afschrift kan worden verschaft door het overleggen van een digitale kopie, zoals door Control Risks gemaakt. De kosten die Control Risks daarvoor in rekening zal brengen, dienen in beginsel voor rekening van [eiser 1] te komen. De rechtbank wijst erop dat het daarbij wel moet gaan om redelijke kosten.Het dictum luidt:
De rechtbank (…) veroordeelt, uitvoerbaar bij voorraad, Parkdale tot het overleggen – op kosten van [eiser 1] – van een digitale kopie van de stukken zoals genoemd in de ‘List of files/documents handed over by mr. [eiser 1] to Diorite B.V. ([betrokkene 1]) on 1th of March 2016’.
2.13.
De advocaat van Parkdale B.V. heeft vervolgens in februari 2019 per e-mail aan [gedaagde 2] het volgende geschreven:
Zoals wij enkele weken geleden reeds bespraken, is mijn cliënte Parkdale International B.V. (…) verwikkeld in een gerechtelijke procedure met een derde partij.
De rechtbank heeft nu geoordeeld dat wij, aan deze derde partij, een digitale kopie dienen te overhandigen van de stukken zoals door jullie destijds ingescand (de doos met administratie van Parkdale).
(…)
Control Risks heeft daarop aan de advocaat van Parkdale B.V. meegedeeld dat een digitale kopie nog beschikbaar was op de fileserver van Control Risks, maar dat hij niet kon garanderen dat de scans volledig zouden zijn. Vervolgens heeft Control Risks een digitale kopie verstrekt van de documenten die Control Risks destijds voor haar forensisch onderzoek heeft ingescand (voor zover nog aanwezig). [gedaagde 2] trad daarbij op als contactpersoon van Control Risks.

3.Het geschil

3.1.
[eisers] vorderen - samengevat - voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. voor recht te verklaren dat Control Risks haar zorgplicht jegens [eisers] heeft geschonden door het rapport op te stellen waarin onjuistheden en valse informatie staat vermeld, die een redelijk handelend en redelijk bekwaam opdrachtnemer niet zou hebben vermeld.
II. voor recht te verklaren dat Control Risks haar zorgplicht jegens [eisers] heeft geschonden door in het rapport niet te vermelden dat het rapport niet mag worden gebruikt als bewijs in een door opdrachtgever of een derde partij tegen [eisers] aan te spannen procedure.
III. voor recht te verklaren dat Control Risks jegens [eisers] onzorgvuldig heeft gehandeld door nadat zij er kennis van had genomen dat het rapport door een derde partij werd gebruikt in een procedure tegen [eisers], dit gebruik stilzwijgend toe te staan voor een doel waarvoor het rapport niet was opgesteld, en geen maatregelen te nemen ter bescherming van de belangen van [eisers] als derde.
IV. voor recht te verklaren dat Control Risks c.s. jegens [eisers] onzorgvuldig hebben gehandeld door een overeenkomst van opdracht met Parkdale B.V. aan te gaan, terwijl Control Risks c.s. wisten dat zij de opdracht niet konden realiseren omdat zij niet in het bezit waren van de documenten zoals op de ‘List’ van 1 maart 2016 staan vermeld.
V. voor recht te verklaren dat Control Risks c.s. jegens [eisers] onzorgvuldig hebben gehandeld door op of omstreeks 28 februari 2019 aan de advocaat van Parkdale B.V. 445 digitale bestanden toe te sturen zonder te vermelden dat de bestanden niet de documenten betreffen zoals in het vonnis van de rechtbank Noord-Nederland van 20 februari 2019 is bepaald.
VI. Control Risks c.s. te veroordelen tot betaling van schade die [eisers] hebben geleden en nog lijden als gevolg van het onzorgvuldig handelen van Control Risks c.s. nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet.
VII. Control Risks c.s. te veroordelen in de proceskosten.
3.2.
[eisers] leggen aan hun vorderingen ten grondslag dat Control Risks c.s. bij het uitvoeren van opdrachten voor Dala Mining respectievelijk Parkdale B.V. in strijd hebben gehandeld met hun zorgplicht jegens [eisers] houden Control Risks c.s. aansprakelijk voor de schade die zij als gevolg daarvan hebben geleden en lijden. De schade bestaat in ieder geval uit de advocaat- en proceskosten van de procedure bij de rechtbank Noord-Nederland en het hof Arnhem-Leeuwarden, aldus [eisers] De verwijten betreffen de Opdracht tussen Control Risks en Dala Mining (het forensisch onderzoek en het opstellen van het rapport) en de opdracht tussen Control Risks c.s. en Parkdale B.V. (het verstrekken van digitale kopieën van stukken uit de administratie van Parkdale B.V.).
3.3.
Control Risks c.s. voeren verweer. Control Risks c.s. concluderen tot afwijzing van de vorderingen van [eisers], met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren hoofdelijke veroordeling van [eisers] in de volledige advocaatkosten wegens misbruik van recht en in de overige kosten van deze procedure, te vermeerderen met de wettelijk rente.
3.4.
Control Risks c.s. voeren als meest vertrekkend verweer dat [eisers] niet hebben voldaan aan hun stelplicht ten aanzien van het bestaan van een zorgplicht jegens [eisers] Als al sprake zou zijn van een zorgplicht, dan hebben Control Risks c.s. die niet geschonden. Zij hebben gehandeld als van hen mocht worden verwacht. Daarnaast ontbreekt causaal verband tussen het handelen van Control Risks en de vermeende schade, aldus Control Risks c.s.
3.5.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
[eisers] stellen dat i) Control Risks bij het opstellen van het rapport en ii) Control Risks en [gedaagde 2] bij het afgeven van de digitale kopie als bedoeld in het vonnis in incident, geen rekening heeft / hebben gehouden met de belangen van [eisers] Zij betogen dat Control Risks c.s. daardoor hun zorgplicht jegens [eisers] hebben geschonden. De vraag die dus beantwoord moet worden is of Control Risks c.s. bij de uitvoering van de opdrachten rekening moesten houden met de belangen van [eisers] (met andere woorden of zij een zorgplicht hadden) en zo ja of die zorgplicht is geschonden. De rechtbank is van oordeel dat geen sprake is van schending van een zorgplicht. In de toelichting van dat oordeel zal de rechtbank de beide verwijten afzonderlijk behandelen.
Geen schending zorgplicht bij rapport
4.2.
Gelet op de stellingen van [eisers] moet de vraag worden beantwoord of Control Risks als opdrachtnemer van het forensisch onderzoek en opsteller van het rapport, een zorgplicht jegens [eisers] heeft, en zo ja, of zij die zorgplicht heeft geschonden door geen rekening te houden met hun belangen.
4.3.
Uitgangspunt is dat een opdrachtnemer – naast zijn zorgplicht jegens de opdrachtgever – bij uitvoering van de opdracht ook een zorgplicht kan hebben tegenover derden, indien de belangen van die derden zo nauw zijn betrokken bij de behoorlijke uitvoering van de opdracht dat zij schade of ander nadeel kunnen lijden als de opdrachtnemer in die uitvoering tekortschiet. Bij de beantwoording van de vraag of sprake is van een zorgplicht, zal de rechter de relevante omstandigheden van het geval in zijn beoordeling moeten betrekken, zoals de hoedanigheid van alle betrokken partijen, de aard en strekking van de desbetreffende overeenkomst, de wijze waarop de belangen van de derde daarbij zijn betrokken, de vraag of deze betrokkenheid voor de contractant kenbaar was, de vraag of de derde erop mocht vertrouwen dat zijn belangen zouden worden ontzien, de vraag in hoeverre het voor de contractant bezwaarlijk was met de belangen van de derde rekening te houden, de aard en omvang van het nadeel dat voor de derde dreigt en de vraag of van hem kon worden gevergd dat hij zich daartegen had ingedekt, alsmede de redelijkheid van een eventueel aan de derde aangeboden schadeloosstelling. [4]
4.4.
[eisers] verwijzen naar de maatstaf voor beroepsbeoefenaars die de Hoge Raad in haar arrest van 29 januari 2021 heeft aangelegd, waarin de zorgplicht van een accountant jegens derden centraal staat. [eisers] hebben echter niet toegelicht waarom die maatstaf van toepassing zou zijn op Control Risks.
4.5.
[eisers] hebben onvoldoende onderbouwd dat Control Risks, gemeten aan de algemene maatstaf zoals hiervoor in 4.3 weergegeven, bij het onderzoek niet aan haar zorgplicht tegenover [eisers] heeft voldaan. Control Risks is een particulier forensisch onderzoeksbureau dat de Opdracht heeft aanvaard om onderzoek te doen naar de wijze waarop [eiser 1] invulling heeft gegeven aan zijn rol als bestuurder van Parkdale B.V. en in het bijzonder naar betalingen die zijn gedaan vanaf de bankrekeningen van Parkdale B.V. (zie 2.9). Daarbij moest zij in zoverre rekening houden met de belangen van [eisers] dat zij haar conclusies met betrekking tot hun handelen deugdelijk moest onderbouwen op basis van de bij haar bekende informatie. Dat bij de uitvoering van de Opdracht bevindingen naar voren zijn gekomen die nadelig zijn voor [eiser 1] en [eiser 2], is echter niet als onzorgvuldig tegenover [eisers] aan te merken. Het onderzoek was er immers op gericht om na te gaan wat er is gebeurd met USD 5 miljoen die [eiser 1] als bestuurder van Parkdale B.V. namens Dala Mining beheerde. Control Risks hoefde zich niet van de uitvoering van die Opdracht te laten weerhouden en evenmin hoefde zij haar toestemming voor het openbaar maken van haar rapport te weigeren vanwege het belang van [eisers] dat voor hen negatieve bevindingen niet openbaar zouden worden.
De omstandigheden die [eisers] wél noemen leiden niet tot een ander oordeel. De rechtbank licht dat hierna toe.
Geen waarschuwing of protest tegen gebruik rapport als bewijs
4.6.
[eisers] stellen dat in het rapport een waarschuwing ontbreekt dat dit niet als bewijs mag worden gebruikt in een gerechtelijke procedure en dat Control Risks niet tegen dat gebruik door Parkdale B.V. heeft geprotesteerd, maar zij lichten niet toe op grond waarvan Control Risks een dergelijke waarschuwing had moeten opnemen. Een rapport zoals Control Risks dat heeft opgesteld, is over het algemeen juist bedoeld om – als er ongeregeldheden aan het licht komen – ten grondslag te kunnen leggen aan een eventuele vordering. [eisers] hebben niet gesteld waarom dat in dit geval anders zou zijn. Daarnaast is niet gesteld of gebleken dat de disclaimer, waarin staat dat het rapport niet aan derden mag worden verstrekt zonder schriftelijke toestemming van Control Risks, in het belang van [eisers] is opgenomen. Control Risks heeft dus niet de belangen van [eisers] geschonden door niet te protesteren tegen het beschikbaar stellen van het rapport aan en gebruik in een gerechtelijke procedure door Parkdale B.V., waartegen zij – zo begrijpt de rechtbank haar stellingen – geen bezwaar heeft. Dat geldt temeer omdat [eisers] tot op heden niet duidelijk uiteen hebben gezet welke voor hen schadelijke onjuistheden het rapport bevat.
Onjuistheden in het rapport
4.7.
[eisers] stellen wel dat het rapport feitelijke onjuistheden bevat. De in het rapport vermelde aandeelhoudersstructuur van Parkdale B.V. is (op grootmoedersniveau) onjuist en ten onrechte is vermeld dat [eiser 2] pas vanaf 2011 bij Dala Mining werkzaam was. [eisers] laten echter na te onderbouwen op welke manier zij daardoor in hun belangen worden geraakt. [eisers] verwijten Control Risks ook dat zij niet heeft gezien dat de inschrijving in het handelsregister op 23 november 2017 van de (enig) aandeelhouder van de grootmoeder van Parkdale B.V. valselijk is opgesteld. Zij zeggen dat Control Risks bij onderzoek hiernaar een vermogensverschuiving van USD 800 miljoen zou hebben ontdekt. Voor zover de inschrijving al valselijk zou zijn opgemaakt en Control Risks dat zou hebben kunnen zien, laten [eisers] ook hier na te onderbouwen op welke manier hun belangen daardoor zijn geschonden. Onduidelijk is op welke manier dit van invloed is op het onderzoek van Control Risks naar betalingen die zijn gedaan vanaf de bankrekeningen van Parkdale B.V. [eisers] hebben hiermee niet onderbouwd dat sprake is van onjuistheden in het rapport waardoor hun belangen zijn geschonden.
In het rapport ontbreken relevante feiten en omstandigheden
4.8.
[eisers] verwijten Control Risks dat de namen en deskundigheid van de onderzoekers niet in het rapport zijn opgenomen. Zij laten echter na te onderbouwen dat daarmee een zorgvuldigheidsnorm wordt geschonden. [eisers] stellen verder dat Control Risks geen onderzoek heeft gedaan naar de jaarrekeningen van de vennootschappen die deel uitmaken van de Dala Mining Group en zich niet heeft gebogen over de vraag of en hoe vaststelling daarvan heeft plaatsgevonden, al dan niet met het verlenen van decharge aan het bestuur van de vennootschappen voor het gevoerde beleid. Ook deze stelling lichten [eisers] niet toe, zodat niet is gebleken dat de belangen van [eiser 1] en [eiser 2] daardoor zijn geschonden. Control Risks heeft er op de zitting bovendien op gewezen dat het hof Arnhem-Leeuwarden is ingegaan op het punt van de jaarrekeningen. De rechtbank volgt Control Risks daarin. De vastlegging van vorderingen en schulden in een jaarrekening alleen doet niet af aan de bevindingen van Control Risks over de betaalstromen. Het hof heeft in dat kader overwogen dat niet is toegelicht welke vorderingen verrekend zouden zijn. Dat is ook in deze procedure niet gebeurd. Verder heeft het hof geoordeeld dat de rechtbank Noord-Nederland op goede gronden heeft geconcludeerd dat het beroep van [eiser 1] en [eiser 2] op de jaarlijkse decharges respectievelijk de ‘onvoorwaardelijke finale decharge’ faalt. [5]
4.9.
[eisers] verwijten Control Risks ook dat zij in het rapport geen melding maakt van het onderzoek van Pekelder Administratie- en Belastingadviesbureau B.V. (hierna: PAB). Zij stellen dat Control Risks over de facturen van PAB beschikte en wel kennis moet hebben genomen van de onderliggende overeenkomst, omdat één van de facturen verwijst naar de offerte. De opdracht aan PAB hield volgens [eisers] in alle leningen binnen de ‘Dala Mining Group Structure’ te inventariseren en deze aan te laten sluiten op de administraties van de afzonderlijke vennootschappen binnen deze structuur door de leningen om te zetten in vorderingen over en weer in rekening-courantverhoudingen. Control Risks had volgens hen ook eenvoudig kennis kunnen nemen van de jaarlijkse rekening-courantboeking van de kosten van de werkzaamheden van [betrokkene 2] voor Dala Mining als zij kennis had genomen van de jaarrekeningen van Dala Mining. Ook heeft PAB zorggedragen voor bekrachtiging door Dala Mining van alle werkzaamheden (en declaraties) van [eiser 1], waar – zo begrijpt de rechtbank de stelling – Control Risks achter zou zijn gekomen, als zij de werkzaamheden van PAB in haar onderzoek had betrokken.
4.10.
Los van het feit dat niet is komen vast te staan dat Control Risks kennis heeft genomen van (de inhoud van) de werkzaamheden van PAB voorafgaand aan het opstellen van het rapport, laten [eisers] ook hier na toe te lichten op welke manier hun belangen daardoor zijn geschaad. Zij maken niet duidelijk hoe kennis van de overeenkomst met PAB tot andere bevindingen in het rapport zou hebben geleid, laat staan tot een andere uitkomst van de civiele procedure van Parkdale B.V. tegen [eisers], mede gelet op wat hierna in 4.11 wordt overwogen. [eisers] lichten niet toe hoe PAB de betreffende leningen heeft laten omzetten in vorderingen over en weer in rekening-courantverhoudingen. De toelichting op het bij Dala Mining in rekening-courant boeken van de kosten van de werkzaamheden van [betrokkene 2] is daarvoor onvoldoende. Daarnaast ontgaat de rechtbank de relevantie van de door [eisers] aangehaalde bevestiging door [eiser 2] als bestuurder van Parkdale International Ltd. van de schuld van Parkdale International Ltd. aan IEC Ltd. per ultimo 2011 en de verwijzing naar een daarachterliggende lening voor aanbetalingen ten behoeve van de mijnontginning door Dala Mining. [eisers] stellen weliswaar dat de leningen die aan [eiser 2] en [betrokkene 2] zijn verstrekt deel zijn gaan uitmaken van de ‘omvangrijke en gecompliceerde wijze’ van concernfinanciering, maar laten na om aan te geven op welke manier de betalingen die Control Risks heeft onderzocht binnen die concernfinanciering zijn te verantwoorden of waarom de conclusies die Control Risks over die betalingen trekt onjuist zouden zijn.
Concluderend hebben [eisers] volstrekt onvoldoende onderbouwd dat Control Risks hun belangen heeft geschonden door geen melding te maken van het onderzoek van PAB of door geen kennis te nemen van de jaarrekeningen van Dala Mining. [eisers] hebben dit op geen enkele manier aannemelijk gemaakt.
4.11.
Dat [eisers] ook op dit punt niet aan hun stelplicht hebben voldaan, valt hen aan te rekenen. In de civiele procedure tegen Parkdale B.V. hebben zij immers al de gelegenheid gehad om een verklaring voor de overboekingen vanuit Parkdale B.V. te geven (waar het onderzoek van Control Risks op zag), maar daar zijn zij niet in geslaagd. De rechtbank Noord-Nederland heeft immers geoordeeld dat [eisers] hun stellingen ten aanzien van de leningen aan [betrokkene 2] en [eiser 2] onvoldoende hebben onderbouwd en het beroep op verrekening niet kan worden gevolgd. Rechtbank Noord-Nederland concludeert:
Met het vorenstaande is genoegzaam vast komen te staan dat het verstrekken van de leningen aan [betrokkene 2] en [eiser 2] niet paste binnen de bestedingsdoelstellingen van Parkdale, dat geen zekerheid is bedongen voor de terugbetaling van deze forse geldbedragen, dat de lening aan [betrokkene 2] onjuist is verantwoord in de jaarrekeningen van Parkdale over 2013 en 2014 en de concept jaarrekening over 2015 en dat voor dit alles geen sluitende verklaring is gegeven. Deze feiten, in onderling verband en samenhang bezien, vallen niet te rijmen met het inzicht en de zorgvuldigheid die mogen worden verwacht van een bestuurder die voor zijn taak berekend is en deze nauwgezet vervult, zodat sprake is van ernstig verwijtbaar handelen in de zin van artikel 2:9 BW.
Het hof voegt daaraan toe (onderstreping rechtbank):
3.26 (…)
Over de noodzaak van de leningen, de achtergrond ervan, afgesproken aflossingsverplichtingen of daadwerkelijke aflossingen wordt door [eiser 1] echter met geen woord gerept. In tegendeel, hij beschouwt de betalingen kennelijk niet eens als leningen aan en schulden van [betrokkene 2] en [eiser 2], en heeft ze ook niet als zodanig in de boekhouding van Parkdale verantwoord; de betalingen zijn in de jaarrekeningen over 2013, 2014 en 2015 (concept) omschreven als leningen aan (en dus vorderingen op) Dala Mining.
3.27 (…)
Het betoog van [eiser 1] getuigt bovendien van de onterechte veronderstelling dat essentiële juridische etiketten naar believen kunnen worden gewijzigd, zonder onderbouwing en zonder dat daarover ook maar iets wordt vastgelegd.Het verweer ademt net als het dossier een fundamenteel gebrek aan begrip van het uitgangspunt dat de juridische werkelijkheid dient aan te sluiten bij de invulling die [eiser 1] er op grond van de op zich genomen taken aan had te geven. Dat geldt ook voor de verrekening waar hij zich op beroept, ofwel(zo begrijpt het hof althans)het karakter van de rekening-courantverhouding waarin de leningen naar zijn zeggen zijn omgezet. Het onbestreden feit dat verrekening in dit geval juridisch niet mogelijk is, laat staan dat daar een deugdelijke grond voor zou zijn, is in zijn ogen, zo werd namens hem ter mondelinge behandeling aangevoerd, pas een probleem “als iemand er een probleem van maakt”. (…)
3.28
Het verweer van [eiser 1] is verder op essentiële punten niet te volgen.De hiervoor al genoemde omzetting van de leningen in een rekening-courantverhouding (althans de lening aan [betrokkene 2]; het dossier zwijgt over de lening aan [eiser 2]) kan het hof bijvoorbeeld niet plaatsen. Hetzelfde geldt voor het betoog dat [eiser 1] voor het grootste deel niet in hoedanigheid van advocaat voor Parkdale heeft gewerkt. Hij legt niet deugdelijk uit dat hij daarvoor wel zijn uurloon als advocaat door de advocatenmaatschap heeft kunnen laten declareren. (...)Relevanter nog is het gebrek aan coherentie van de kern van het verweer: de leningen aan [eiser 2] en [betrokkene 2] zouden niet alleen zijn omgezet in rekening-courantverhoudingen (waarin enerzijds deze partijen zouden zijn betrokken en anderzijds Parkdale[International, toev. rb.]
Ltd. en Dala Mining), maar zelfs in leningen aan Dala Mining.Op die manier zou een van Dala Mining afkomstig tegoed kennelijk kunnen worden omgezet in een schuld van diezelfde partij. Ook van de logica van die constructie heeft [eiser 1] het hof ter zitting niet kunnen overtuigen. Het hof volgt hem wel in zijn opmerking dat het allemaal “een rommeltje” was geworden, zij het dat hij daarvoor naar het oordeel van het hof wel zelf verantwoordelijk was.
4.12.
De conclusie is dat het verweer van Control Risks slaagt dat [eisers] niet aan hun stelplicht hebben voldaan. Zij hebben hun stellingen niet of onvoldoende onderbouwd, zodat aan bewijsvoering niet wordt toegekomen. Daarom is niet komen vast te staan dat, voor zover op Control Risks een zorgplicht rustte jegens [eisers], zij met het opstellen van het rapport, dan wel het niet ingrijpen bij het gebruik van het rapport door Parkdale B.V. de belangen van [eisers] heeft geschonden. De onder I, II en III gevorderde verklaringen voor recht zullen daarom worden afgewezen.
4.13.
Ten overvloede merkt de rechtbank op dat [eisers] ook op geen enkele manier inzichtelijk hebben gemaakt dat er causaal verband bestaat tussen het handelen van Control Risks en hun schade, die – zo begrijpt de rechtbank – bestaat uit ten minste de betaalde advocaat- en proceskosten in verband met de procedure tegen Parkdale B.V.
Geen schending zorgplicht bij verstrekken digitale kopie
4.14.
Gelet op de stellingen van [eisers] moet de vraag worden beantwoord of Control Risks en [gedaagde 2] onzorgvuldig hebben gehandeld jegens [eisers] bij het verstrekken van een digitale kopie van stukken aan de advocaat van Parkdale B.V. [eisers] stellen daartoe dat Control Risks en [gedaagde 2] kennis hebben genomen van het vonnis in incident (zie 2.12) en dat zij Parkdale B.V. en [eisers] hadden moeten waarschuwen dat zij niet beschikten over de ‘List of Files’ zoals in het dictum van dat vonnis vermeld en zoals hiervoor in 2.7 gedefinieerd. In plaats daarvan hebben Control Risks c.s. een kopie van 445 digitale bestanden toegestuurd zonder te vermelden dat deze niet de documenten betreffen zoals in het vonnis in incident bepaald, aldus [eisers]
4.15.
Control Risks en [gedaagde 2] betwisten dat zij bekend waren met de inhoud van het vonnis in incident en dat Parkdale B.V. hen heeft verzocht om de ‘List of Files’ als bedoeld in dat vonnis aan te leveren. Zij voeren daarnaast onder meer aan dat [eisers] niet hebben voldaan aan hun stelplicht ten aanzien van het bestaan van een zorgplicht van Control Risks en [gedaagde 2] jegens hen als derde partijen, omdat zij geen omstandigheden noemen die het bestaan van een dergelijke zorgplicht rechtvaardigen.
4.16.
De rechtbank is van oordeel dat Control Risks en [gedaagde 2] geen enkel verwijt valt te maken met betrekking tot het ingaan op het verzoek van de advocaat van Parkdale B.V. Niet is gebleken dat Control Risks of [gedaagde 2] kennis hadden van de inhoud van het vonnis in incident. Uit de in 2.13 geciteerde e-mail van de advocaat van Parkdale B.V. aan [gedaagde 2] blijkt slechts dat Control Risks is gevraagd om een digitale kopie te verstrekken van de stukken die zij destijds voor haar onderzoek heeft ingescand, omdat de rechtbank zou hebben geoordeeld dat Parkdale B.V. die moest overhandigen.
4.17.
[gedaagde 2] heeft vervolgens namens Control Risks aan dat verzoek voldaan en daarbij nadrukkelijk aangegeven dat hij niet kan garanderen dat de scans volledig zijn, omdat de hard copy documenten niet meer in bezit van Control Risks zijn. Afgezien van het feit dat er geen aanleiding was om het verzoek niet uit te voeren, hebben Control Risks en [gedaagde 2] zorgvuldig gehandeld door te waarschuwen dat de scans mogelijk geen compleet beeld zouden geven van de destijds ter beschikking gestelde hard copy documenten. Op hen rustte niet de verplichting om ook nog na te gaan of Parkdale met die scans aan haar verplichtingen uit hoofde van het vonnis in incident kon voldoen, laat staan dat zij zelf verantwoordelijk waren voor de nakoming daarvan.
4.18.
De conclusie is dat het verweer van Control Risks slaagt dat [eisers] ook op dit onderdeel niet aan hun stelplicht hebben voldaan. De onder IV en V gevorderde verklaringen voor recht zullen daarom worden afgewezen.
4.19.
Ten overvloede merkt de rechtbank op dat [eisers] ook hier op geen enkele manier inzichtelijk hebben gemaakt dat er causaal verband bestaat tussen het handelen van Control Risks en [gedaagde 2] en de door [eisers] gestelde schade.
Schade
4.20.
Omdat geen sprake is van schending van een zorgvuldigheidsnorm of onzorgvuldig handelen, zal ook de vordering onder VI tot betaling van schade worden afgewezen.
Misbruik van recht
4.21.
Control Risks vorderen veroordeling tot betaling van de volledige advocaatkosten, begroot op € 65.378,12. Zij voeren aan dat [eisers] ermee bekend hadden moeten zijn dat hun verwijten onterecht en onjuist zijn en dat hun vorderingen evident ongegrond zijn. Zij hadden, gelet op de civiele procedure tussen Parkdale B.V. en [eisers], op voorhand moeten begrijpen dat hun vorderingen geen kans van slagen hadden. In genoemde procedure zijn de rechtbank Noord-Nederland en het hof Arnhem-Leeuwarden immers niet uitgegaan van het rapport, maar zijn [eisers] veroordeeld op grond van onderliggend bewijsmateriaal, aldus Control Risks c.s.
4.22.
[eisers] betwisten dat sprake is van misbruik van recht. Zij betogen dat als Control Risks de feiten in het rapport had vermeld die voor de waarheidsvinding van belang zijn en geen onjuiste feiten had vermeld, het rapport in het voordeel van [eisers] in de beoordeling zou zijn meegenomen. Daarnaast blijven [eisers] bij hun standpunt dat Control Risks verantwoordelijk is voor het nakomen van het incidentele vonnis. Ook betwisten zij niet te hebben voldaan aan hun stelplicht met betrekking tot omstandigheden waaruit een zorgplicht van Control Risks c.s. jegens [eisers] volgt.
4.23.
Uitgangspunt is dat de artikelen 237 tot en met 240 Rv een zowel limitatieve als exclusieve regeling bevatten van de kosten waarin de partij die bij het vonnis in het ongelijk wordt gesteld, kan worden veroordeeld. Alleen in geval van buitengewone omstandigheden, waarbij gedacht moet worden aan misbruik van procesrecht of onrechtmatige daad, kan een volledige proceskostenveroordeling worden uitgesproken. Van misbruik van procesrecht of onrechtmatige handelen is sprake als het instellen van de vordering, gelet op de evidente ongegrondheid ervan, in verband met de betrokken belangen van de wederpartij achterwege had moeten blijven. [6]
De rechtbank dient gelet op het door artikel 6 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (hierna: EVRM) gewaarborgde recht op toegang tot de rechter, terughoudendheid te betrachten bij toewijzing van een reële proceskostenveroordeling.
4.24.
Het is niet voor het eerst dat [eisers] over dit feitencomplex procederen. [eisers] hebben in de procedure tegen Parkdale International over hun aansprakelijkheid voor de door Control Risks geconstateerde tekortkomingen alle gelegenheid gehad om een verklaring voor de overboekingen vanuit Parkdale B.V. te geven en te onderbouwen waarom zij niet aansprakelijk waren voor de gebleken onjuistheden. Dit is hen toen niet gelukt. De rechtbank Noord-Nederland en het hof Arnhem-Leeuwarden hebben bovendien in niet mis te verstane bewoordingen (zie 4.11) aangegeven dat [eisers] hun blote stellingen ten aanzien van de overboekingen door Parkdale B.V. aan zichzelf of hun entiteiten, niet of onvoldoende hadden onderbouwd. Van [eisers] had daarom mogen worden verwacht dat zij zich – alvorens een nieuwe procedure te beginnen – de vraag stelden of zij hun standpunten dit keer wel deugdelijk zouden kunnen onderbouwen en dat zij Control Risks c.s. niet in rechte zouden betrekken als zij tot de conclusie zouden komen dat dit niet het geval was. Dit hebben [eisers] kennelijk nagelaten. De rechtbank heeft hiervoor bij alle vorderingen die [eisers] hebben ingesteld immers geconstateerd dat zij niet hebben voldaan aan hun stelplicht. De rechtbank is van oordeel dat [eisers], bij die stand van zaken gelet op de evidente ongegrondheid van hun vorderingen en in verband met de belangen van Control Risks c.s., het instellen van deze procedure achterwege hadden moeten laten. Zij hadden namelijk kunnen en moeten weten dat de door hen jegens Control Risks c.s. ingestelde vorderingen op niets zouden uitlopen, terwijl Control Risks c.s. aanzienlijke kosten hebben moeten maken om zich te verweren. De rechtbank acht het daarbij extra kwalijk dat [eisers] de gevolgen van hun veroordeling proberen af te wentelen op derden, zonder daar zelfs maar een deugdelijke grondslag voor aan te voeren. Het voeren van deze procedure tegen Control Risks c.s. getuigt daarom van misbruik van procesrecht. Een volledige proceskostenveroordeling is daarom in beginsel op zijn plaats.
4.25.
De rechtbank ziet echter aanleiding tot matiging van de gevorderde advocaatkosten. [7] De rechtbank is namelijk van oordeel dat meer dan 120 uur voor het opstellen van twee conclusies van antwoord (één voor Control Risks en één voor [gedaagde 2]), gelet op de aard en omvang van de zaak te veel is. Daarbij komt dat de conclusies van antwoord voor een aanzienlijk deel aan elkaar gelijk zijn, namelijk de hoofdstukken inleiding (1), partijen (2), de feiten (3), juridisch kader aansprakelijkheid opdrachtnemers jegens derden (4) en misbruik van recht/vergoeding werkelijke proceskosten (7 respectievelijk 9). Ook de verweren ter zake van het verzoek om een kopie van bepaalde digitale bescheiden te overleggen komen grotendeels met elkaar overeen, zodat het de vraag is of het nodig was om voor Control Risks en [gedaagde 2] aparte conclusies op te stellen. Daarnaast acht de rechtbank het aantal uur dat volgens het urenoverzicht [8] aan de twee pleitnota’s is besteed (circa 29 uur) aan de hoge kant. Tenslotte komt een bedrag van € 775,00 voor circa 2,5 uur die is besteed aan overleg over uitstel van de zitting wegens omstandigheden aan de kant van Control Risks c.s., niet voor vergoeding in aanmerking.
4.26.
Op grond van het vorenstaande zal de rechtbank in redelijkheid een bedrag van € 30.000,00 aan advocaatkosten toewijzen, waarvan € 15.000,00 voor de kosten ten behoeve van de verdediging van Control Risks en € 15.000,00 voor de kosten ten behoeve van de verdediging van [gedaagde 2]. Het aldus toe te kennen bedrag is hoger dan de krachtens de wet te begroten kosten.
4.27.
De gevorderde wettelijke rente zal worden toegewezen zoals in de beslissing vermeld.
(Overige) proceskosten
4.28.
[eisers] zijn in het ongelijk gesteld en moeten daarom – naast de hiervoor toegewezen advocaatkosten – de overige proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De overige proceskosten van Control Risks c.s. worden begroot op:
- griffierecht
688,00
- nakosten
178,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
866,00
4.29.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.
4.30.
De veroordeling wordt hoofdelijk uitgesproken. Dat betekent dat iedere veroordeelde kan worden gedwongen het hele bedrag te betalen. Als de één (een deel) betaalt, hoeft de ander dat (deel van het) bedrag niet meer te betalen.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
wijst de vorderingen van [eisers] af,
5.2.
veroordeelt [eisers] hoofdelijk tot betaling aan Control Risks c.s. van een bedrag van € 30.000,00 aan advocaatkosten waarvan € 15.000,00 verschuldigd aan Control Risks en € 15.000,00 verschuldigd aan [gedaagde 2],
5.3.
veroordeelt [eisers] hoofdelijk in de overige proceskosten van € 866,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als [eisers] niet tijdig aan de veroordelingen voldoen en het vonnis daarna wordt betekend,
5.4.
veroordeelt [eisers] hoofdelijk tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de advocaat- en (overige) proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald,
5.5.
verklaart dit vonnis wat betreft de onder 5.2, 5.3 en 5.4 genoemde beslissingen uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.J. Wolfs, mr. M.A. Hoogkamer en mr. R.L. Bakels en in het openbaar uitgesproken op 14 mei 2025.
1621

Voetnoten

1.Rechtbank Noord-Nederland 9 september 2020,
2.Hof Arnhem-Leeuwarden 21 februari 2023,
3.Hoge Raad 26 april 2024,
4.Hoge Raad 24 september 2004,
5.Zie Hof Arnhem-Leeuwarden 21 februari 2023,
6.Hoge Raad 12 juni 2015, ECLI:NL:HR:2015:1600 en Hoge Raad 6 april 2012, ECLI:NL:HR:2012:BV7828
7.Artikel 242 Rv
8.Productie G17.