RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Team Straf, zittingsplaats Alkmaar
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15-298504-23
Tegenspraak ex artikel 279 Sv
Proces-verbaal van de in het openbaar gehouden terechtzittingen op 13 maart 2025 en 4 april 2025
Aanwezig zijn:
mr. C.H. de Jonge van Ellemeet, voorzitter,
mr. J.C. van den Bos en mr. E.L. Hoogstraate, rechters,
mr. S.D.C. Schoenmaker, griffier,
mr. M. Kubbinga en mr. J.J. van Bree, officieren van justitie.
De voorzitter doet de zaak tegen na te noemen verdachte uitroepen.
In dit proces-verbaal zijn mededelingen van de procesdeelnemers steeds zakelijk en verkort weergegeven.
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres],
zich onttrekkende aan de tenuitvoerlegging van de voorlopige hechtenis,
Als raadsman van de verdachte is op de zitting aanwezig mr. Y. Moszkowicz, advocaat te Utrecht. De raadsman deelt mee uitdrukkelijk door de verdachte te zijn gemachtigd om hem op de zitting te verdedigen.
De zaak is eerder op zitting behandeld, laatstelijk op de zitting van 16 december 2024. Het onderzoek is toen geschorst. De rechtbank bestaat nu uit andere rechters. Met instemming van de officieren van justitie en de raadsman gaat de rechtbank verder met het onderzoek vanaf het moment van schorsing op de zitting van 16 december 2024.
De
voorzitterdeelt mee dat deze zitting een regiezitting betreft waarin de onderzoekswensen besproken zullen worden.
De
voorzitterdeelt voorts mee dat na de vorige zitting van 16 december 2024 de volgende stukken aan de rechtbank zijn toegestuurd:
- een beslissing op onderzoekswensen door de rechter-commissaris van 13 januari 2025;
- een proces-verbaal van bevindingen van 17 januari 2025, betreffende chatgesprekken tussen SKY-accounts [SKY-account 1] en [SKY-account 2];
- een proces-verbaal van bevindingen van 11 februari 2025, betreffende de identiteit van de gebruiker van profielnaam [profielnaam];
- de Argusbundels deel I t/m IV;
- een e-mail van de raadsman van 27 februari 2025 met daarin de onderzoekswensen van de verdediging en de stukken A1 tot en met A22, B1 tot en met B12, O1 tot en met O7, S1 tot en met S26 en P1 tot en met P15;
- een e-mail van de raadsman van 1 maart 2025 met daarin een downloadlink naar de documentaire The Crime messenger;
- een e-mail van de raadsman van 4 maart 2025 met daarin de definitieve onderzoekswensen en aanvullende stukken S27 tot en met S29;
- een e-mail van de raadsman van 9 maart 2025 met daarin een Nederlandse vertaling van een vonnis van de rechtbank Berlijn van 19 december 2024;
- een schriftelijke reactie van het openbaar ministerie van 10 maart 2025 op de onderzoekswensen van de verdediging;
- een e-mail van het openbaar ministerie van 12 maart 2025 met daarbij het document “Reactie OM m.b.t. toepasbaarheid EHJ (C-670/22)” in reactie op de e-mail van de raadsman van 9 maart 2025;
- een e-mail van de raadsman van 12 maart 2025 met daarin een beëdigde vertaling van het stuk S22.
De officier van justitie en de raadsman delen mee dat zij ook over deze stukken beschikken.
De
officier van justitievordert een wijziging van de tenlastelegging.
De
raadsmanheeft hiertegen geen bezwaar.
De
rechtbankwijst de vordering toe.
Deze vordering is in kopie als
bijlage Iaan dit proces-verbaal gehecht. De inhoud van de vordering maakt hiermee deel uit van dit proces-verbaal. De griffier geeft een door haar gewaarmerkte kopie van de gewijzigde tenlastelegging aan de raadsman, omdat de rechtbank van oordeel is dat daarmee kan worden volstaan.
De
voorzitterstelt de raadsman in de gelegenheid om te reageren op het verzoek van het openbaar ministerie (op pagina 10 van de schriftelijke reactie van het openbaar ministerie van 10 maart 2025 op de onderzoekswensen van de verdediging) om de door de raadsman ingediende stukken te anonimiseren voor zover dit ziet op namen van zaaksofficieren van justitie, voordat deze eventueel in het dossier worden gevoegd.
De
raadsmanvoert het woord als volgt:
De door mij overgelegde stukken zijn stukken van het openbaar ministerie zelf die verstrekt zijn aan buitenlandse autoriteiten. Ik zal toelichten waar de stukken vandaan komen en hoe ik ze heb verkregen. De stukken zijn van openbare buitenlandse strafdossiers afkomstig. Om onduidelijke redenen probeert het openbaar ministerie de stukken uit het dossier te houden. De stukken zijn afkomstig van Berlijnse, Milaanse en Parijse zaken. Daarin zijn de stukken gevoegd en daardoor behoren ze tot openbare rechtspleging. Het is mij een raadsel waarom het openbaar ministerie wil dat de stukken geanonimiseerd worden, terwijl ze door heel Europa op straat liggen. Mij is meer dan eens door het openbaar ministerie tegengeworpen dat niet voldaan wordt aan de vereisten voor het opgeven van getuigen conform artikel 263 lid 3 van het Wetboek van Strafvordering (Sv), waarin staat dat ik de naam, adres etc. moet opgeven van een persoon die ik als getuige wil horen. Als ik enkel een nummer noem, wordt dat gezegd. Ik heb geen procedurele bezwaren tegen het anonimiseren, maar het openbaar ministerie heeft geen rechtens te respecteren belang.
De
officier van justitie, mr. Kubbinga,voert het woord als volgt:
Het belang van het openbaar ministerie heeft te maken met de wijze waarop de rechtspraak dossiers samenstelt. Voor het openbaar ministerie en de rechtspraak in heel Nederland zijn GPS en Divos toegankelijk. De dossiers zijn dus toegankelijk voor iedereen die bij het openbaar ministerie en de rechtspraak werkt. Terwijl in dit soort zaken de veiligheidsrisico’s aanmerkelijk zijn en uit voorzorg in bepaalde zaken onder nummer en met verdunning wordt gewerkt. Juist vanwege de brede toegankelijkheid van digitale dossiers. Alle stukken in de Argusbundels zijn geanonimiseerd. De eerste vraag die beantwoord moet worden is of de stukken relevant zijn en moeten worden toegevoegd aan het dossier. De tweede vraag is op welke wijze ze moeten worden toegevoegd, op deze wijze of geanonimiseerd. Wat het openbaar ministerie betreft wordt niet voldaan aan het relevantiecriterium. De bijlagen zijn niet van belang voor enige in de strafzaak te nemen beslissing en moeten daarom niet toegevoegd worden aan het dossier. Het verzoek met de onderzoekswensen wel, maar geanonimiseerd.
De
officier van justitie, mr. Van Bree, vult aan:
Het is bij het openbaar ministerie bekend wie er achter de nummers van officieren en verbalisanten schuil gaan. Het is niet dat ze onvindbaar zijn.
De
raadsmanvoert het woord als volgt:
Het openbaar ministerie weerspreekt niet dat de stukken uit buitenlandse openbare dossiers afkomstig zijn, het hele argument van afschermen dient dan geen doel. Buiten Nederland is het immers al beschikbaar. Daarnaast maakt het openbaar ministerie een juridische fout. Het relevantiecriterium, zoals neergelegd in artikel 149b Sv, is niet van toepassing op stukken van de verdediging. Dit criterium ziet enkel op stukken van het openbaar ministerie. De stukken die ik heb overgelegd horen bij mijn pleidooi en vormen de onderbouwing van de onderzoekswensen. Uit procesrechtelijke overwegingen heb ik ze vooraf ingediend in plaats van op de zitting. Op het moment dat ik mijn pleidooi overleg, wordt dat inclusief bijlagen onderdeel van het proces-verbaal. Het gaat er niet om dat het openbaar ministerie de gegevens kent, maar of de rechtbank of rechter-commissaris de informatie heeft.
De
officier van justitie, mr. Kubbinga,voert het woord als volgt:
Het is uw beslissing of deze stukken voldoen aan het relevantiecriterium. Het overleggen van stukken betekent het nog niet dat de stukken aan het dossier zijn toegevoegd. Met betrekking tot de opgave van getuigen wordt het vereiste van het noemen van naam, adres etc. niet meer zo strak gehanteerd als de wettekst aangeeft.
De
voorzitterdeelt de officieren van justitie en de raadsman mee dat de standpunten duidelijk zijn en dat de rechtbank in raadkamer een beslissing zal nemen.
De raadsmanvoert het woord ter nadere toelichting op de onderzoekswensen aan de hand van een pleitnotitie, die als
bijlage IIaan dit proces-verbaal is gehecht.
In aanvulling daarop voert de raadsman nog het volgende aan:
In Engeland is er de zogenoemde discovery of disclosure verplichting. Alles ligt daar op tafel. Zelfs handgeschreven aantekeningen van buitenlandse officieren.
Onder randnummer 10. Onderin is per bericht zichtbaar wat de ‘last estimated APN’ was. Daar staat bijvoorbeeld de Emiraten. Men kon live zien waar de telefoons zich bevonden.
Onder randnummer 18. Nederlandse technici hebben de tool geschreven en ontwikkeld. Om te voorkomen dat wij erachter komen hoe dat is gedaan wordt gesteld dat het Frans staatsgeheim is. Het was zelfs een strafbaar feit om over die informatie te spreken. Uit buitenlandse dossiers blijkt dat er letterlijk staat dat Nederland het heeft geschreven.
Onder randnummer 41. Artikel 152 Sv. Elke onderzoekshandeling moet vermeld worden om te bezien of deze naar de regelen der kunst is uitgevoerd.
Onder randnummer 45. Ik kan maar één reden bedenken waarom het openbaar ministerie er niet open over is, omdat het niet volgens de Nederlandse wet is gegaan.
Onder randnummer 49. Ik nodig u uit om de APN brief te lezen. Daarin onderkent het openbaar ministerie het zelf. De handtekening van de rechter-commissaris is hiervoor nodig.
Onder randnummer 50. In het proces-verbaal van 17 april 2022 staat beschreven hoe Nederland informatie aan Frankrijk verstrekt. Ik verwijs ook naar pagina 4 van de door mij overlegde vertaling van bijlage S22, waar wordt verwezen naar een werkdatabase die door de Nederlanders wordt beheerd en die informatie bevat die is ontleend aan de
door henonderschepte en verrijkte gegevens.
Onder randnummer 63. Exemplarisch dat eerst naar de Nederlandse berichten wordt gekeken. Nederland had de absolute hoofdrol en voorsprong. In de livefase kon men al zien dat de telefoons zich op een bepaald soeverein grondgebied bevonden.
Onder randnummer 66. Europol heeft een eigen waakhond EDPS. EDPS heeft geconstateerd dat Europol flagrant in strijd met de eigen verordening handelde en is een zaak gestart. In plaats van te luisteren naar de waakhond, heeft Europol toen de Europese Commissie verzocht om de verordening zo aan te passen dat Europols bevoegdheden worden uitgebreid.
Onder randnummer 68. Ik wil u verzoeken met name artikel 9 van de
Joint Investigation Team(JIT) overeenkomst te bekijken. Leiders van JIT landen moeten meewerken als ze worden opgeroepen als getuige. Dat staat er letterlijk in.
Onder randnummer 84. Dat de server in Frankrijk staat en sleutels daar zijn gedestilleerd kan niet het argument zijn dat geen telefoons op Nederlands grondgebied zouden zijn getapt.
Onder randnummer 90. Ik wijs op het Acroniem onderzoek. Dit betreft een oude zaak naar de Hells Angels. Over de kop gegaan, omdat er geheimhouderstukken in het dossier zaten. Hier zitten ze in ChatX en worden ze bewaard. Ik verwijs naar de Box zaak. De advocaten hebben in die zaak terecht en met succes een punt gemaakt van de kennisname van geheimhouderstukken.
Ik zal overgaan tot individuele getuigen genoemd in de onderzoekswensen.
Het horen van de officieren van justitie, welk verzoek wordt onderbouwd op pagina 120, is van belang omdat het openbaar ministerie de feitelijke gang van zaken tegenspreekt. Het weerspreekt verificatoire bescheiden en op ambtseed opgemaakte processen-verbaal. Als dat aan de orde is, moet ik minst genomen de gelegenheid krijgen om daarover vragen te stellen. Dat is de ondergrens van een eerlijk proces. Ik heb een begin van aannemelijkheid geboden dat wat het openbaar ministerie stelt niet juist is.
[betrokkene 1] is de vermeende gebruiker van het SKY111-account. Hij is door Franse advocaten in het vizier gekomen als een infiltrant. Ik verwijs naar de stukken van het Amerikaanse
Department of Justicedie ik heb bijgevoegd. Het
Department of Justiceheeft de Belgische onderzoeksrechter verzocht om ten aanzien van [betrokkene 2] een undercoveractie te laten plaatsvinden. Aanvankelijk zou dit op Nederlands grondgebied gebeuren, maar dat is mislukt. De autoriteiten hebben bankrekeningen geopend om geld wit te wassen. [betrokkene 2] zou contant geld in ontvangst moeten nemen en dat op die rekeningen storten. Overdracht zou in Nederland plaatsvinden. [betrokkene 1] wordt in die zaak naar voren gebracht als confidential source. Interessant, want in Nederland is hij een grote reseller van SKY telefoons. Van belang is ook de brief van de Franse onderzoeksrechter, met daarin de namen van twee Nederlandse officieren van justitie, die wil weten wat Nederland in JIT verband weet van het SKY111-account. De officier van justitie antwoordt dat ze hier geen informatie over kunnen geven. Dit is vreemd, want hij is gewoon in beeld. Nadat de documentaire ‘The Crime Messenger’ is uitgekomen, brengt het openbaar ministerie in een persbericht naar buiten dat de gebruiker van SKY111 is aangehouden. Vervolgens is hij weer vrijgelaten. Dit is van belang voor de betrokkenheid van een Amerikaanse opsporingsautoriteit en een Nederlandse burgerinfiltrant in het SKY-onderzoek. Dit geldt ook voor onderzoekswensen 9 en 10.
[betrokkene 3], een Belgische autoriteit, kan antwoorden geven op vragen over de undercoveroperatie en over zijn kennis van de Belgische variant van de SKY-operatie.
[betrokkene 4] ligt voor de hand. Het openbaar ministerie zegt dat Europol niet betrokken is. Zij kan informatie geven over hoe Europol de SKY-operatie heeft uitgevoerd.
[betrokkene 5] heeft
on the recordgezegd dat de Amerikanen betrokken zijn bij het onderzoek. Aan het Franse dossier van [betrokkene 2] zijn gesprekken met een anonieme undercover ambtenaar toegevoegd. Tijdens die gesprekken is de opname te vroeg aangezet. Toen werd gezegd dat het onderzoek
Trojan Shieldhet ANOM onderzoek betreft. Volgens het openbaar ministerie heeft ANOM niks met SKY te maken. Er is zoveel wat wij niet weten, maar wel zouden moeten weten.
[betrokkene 6] is in beeld gekomen door een Frans proces-verbaal en dit is bevestigd in een Nederlands proces-verbaal. Erkend werd dat hij bij OVH en bij de inbeslagneming is geweest en technische bijstand heeft georganiseerd. Hij kan verklaren over de technische hack, het vervoeren van de servers, het analyseren en de technische onderdelen die veelal door Nederland zijn ontworpen. In dit perspectief moet u ook de overige getuigen van het Team HTC zien.
[betrokkene 7] is de baas van SkyECC en kan verklaren over de hack, of er een deal met hem is gesloten en wie de confidential source is.
[betrokkene 2] wil ik horen over zijn contacten. Uit eigen waarneming kan ik u vertellen dat er op Nederlands grondgebied een informant is geweest.
De voorlopige hechtenis
Het openbaar ministerie heeft inmiddels het twaalfjaars-feit afgevoerd van de tenlastelegging. Vanaf het eerste moment bij de rechter-commissaris heb ik aangevoerd dat er geen bewijs is voor de invoer. Niettemin zijn steeds ernstige bezwaren voor dit feit en de grond twaalfjaars-feit en geschokte rechtsorde aangenomen.
De persoonlijke omstandigheden wegen zwaar. Cliënt heeft een zwaar autistisch kind. Hij moet elke dag naar België voor een speciale school. Ik vind het schandalig dat het openbaar ministerie zo lang heeft gezegd dat cliënt niet geschorst kon worden. Zijn vrouw moest een zware operatie ondergaan. Ik wil u vragen cliënt te schorsen, ondanks het feit dat hij hier niet is. Als hij weer wordt geschorst, dan zal hij zich melden. Op de vraag van de oudste rechter of cliënt op dit moment voor zijn vrouw en kinderen zorgt en of hij in Nederland is, kan ik als volgt antwoorden. Voor zover dat kan houdt cliënt zich bezig met zijn gezin. Mijn beroepsgeheim verzet zich ertegen dat ik antwoord geef op de vraag of hij in Nederland is. De operatie van zijn vrouw heeft inmiddels plaatsgevonden.
De
officier van justitie, mr. Kubbinga,voert het woord als volgt:
Het gaat vandaag om de zaak met onderzoeksnaam Keilira met betrekking tot verdachte [verdachte]. Geen van die woorden is deze hele middag gevallen. Het is allemaal over wat anders gegaan. Alles wat vandaag is besproken, is te algemeen, te ongericht en absoluut niet toegespitst op concrete verdenkingen in deze zaak. Het heeft geen betrekking op specifieke chatgesprekken opgenomen in dit dossier.
Met betrekking tot het proces-verbaal van de Franse opsporingsambtenaar, de zogenoemde
smoking gun. De verdediging heeft u gewezen op pagina 4 van de vertaling van bijlage S22 waar staat vermeld dat de Nederlanders een werkdatabase hebben. De raadsman impliceert dat dit gegevens zijn van de onderschepte, versleutelde inhoudelijke communicatie. Ik haal dat niet uit dit stuk. Ik wijs ook naar pagina 2 waar staat dat Frankrijk verantwoordelijk is voor het uitvoeren van de onderscheppingen en het in
real timeverstrekken van toegang tot de gegevens. De Belgische en Nederlandse onderzoekers analyseren de informatie. Deze taakverdeling staat in dat dossier. Dit is geen
smoking gun.
Met betrekking tot het inzetplan is iets dergelijks ook aan de hand. Het concept van het inzetplan wordt door de verdediging geduid als plan dat zou weergeven op welke manier de operatie is verlopen. Het openbaar ministerie heeft meermaals aangegeven dat het inzetplan een intern beleidsstuk is. Er staat ook op dat het een concept betreft van versie 1. Dit inzetplan heeft meerdere conceptversies gekend en is niet definitief geworden. Ik ben er niet bij betrokken geweest, dus kan er verder niks over zeggen. In de bijlagen zie ik geen D-nummer op dit stuk. Ik kan het niet ontkrachten of bevestigen, want ik ken het Franse dossier niet, maar wat daar ook van zij, het is niet relevant voor onderhavige strafzaak. Het blijft in Nederland een intern beleidsstuk en geen processtuk, waar geen verregaande conclusies aan kunnen worden verbonden.
De
officier van justitie, mr. Van Bree, voert het woord als volgt:
De raadsman heeft een algemene klacht over de informatievoorziening. Dit onderzoek bestaat sinds 30 oktober 2023. De raadsman verwijst naar tal van andere servers: Encrochat, Ennetcom, ANOM. Het gerechtshof Den Haag heeft recent een uitspraak gewezen (ECLI:NL:GHDHA:2025:274) in een zaak over Exclu, ook een server. Het betrof in die zaak geen JIT, maar informatieoverdracht op grond van een Europees Onderzoeksbevel (EOB). In dat onderzoek heeft Nederland een leidende en vergaande rol gehad. Ik citeer het hof: ‘Het hof overweegt dat op basis van het dossier kan worden vastgesteld dat de Nederlandse politie (DIGIT) de in het Exclu-communicatieprotocol toegepaste versleuteling heeft geanalyseerd en ongedaan heeft gemaakt, en tevens (zoals door de advocaat-generaal ter terechtzitting bevestigd) de leiding had over dit onderdeel van de Exclu-operatie. Daaruit blijkt van een vergaande vorm van technische bijstand door Nederland met betrekking tot de voor de ontsleuteling van de Exclu-berichten benodigde onderzoekshandelingen. Op basis van het dossier kan evenwel niet kan worden vastgesteld dat Nederland feitelijke zeggenschap had over de inzet van het interceptiemiddel waarmee werd geïntervenieerd in het uitwisselen van de sleutels tussen de Exclu-berichtenserver en de Exclu-toestellen. De omstandigheid dat de Nederlandse politie (DIGIT) voorafgaand aan de inzet heeft onderzocht of het interceptiemiddel naar behoren werkte, maakt dat niet anders.’
De technische bijstand vanuit Nederland bij het SKY-onderzoek ging lang niet zo ver als bij Exclu. Zelfs al zou u hier anders over denken, dan nog had Nederland geen feitelijke zeggenschap over de interceptie. Het vertrouwensbeginsel blijft dus overeind.
De raadsman heeft vier prejudiciële vragen geformuleerd die u volgens hem aan het Hof van Justitie van de Europese Unie zou moeten stellen. U komt daar echter niet aan toe, omdat het relevante Unierecht helder is.
De raadsman voert aan dat er interceptie heeft plaatsgevonden in Nederland. Dit is een verweer dat vaak gevoerd wordt. Uw rechtbank heeft op 9 februari 2024 een uitspraak gewezen (ECLI:NL:RBNHO:2024:1386), waaruit volgt dat ook al heeft er interceptie op Nederlands grondgebied plaatsgevonden, Frankrijk verantwoordelijk blijft. De
officier van justitie, mr. Kubbinga,voert het woord als volgt:
De verdediging heeft verzocht om de voorlopige hechtenis te schorsen, omdat de grond twaalfjaars-feit en geschokte rechtsorde is komen te vervallen. De vraag is of er persoonlijke belangen zijn die zwaarder wegen dan het strafvorderlijk belang. Het vluchtgevaar heeft uw rechtbank op de vorige zitting toegevoegd en het recidivegevaar is onverkort aanwezig. De politie is langs geweest bij het ons bekende adres van de verdachte, laatstelijk op 21 januari 2025. Daar was hij niet. Zijn echtgenote gaf aan dat zij hem al lange tijd niet gezien of gesproken had. De onderbouwing van de persoonlijke omstandigheden valt hierdoor weg. De verdachte is gevlucht, heeft zijn gezin in de steek gelaten en is niet voornemens om aan de rechtbank verantwoording af te leggen. De raadsman had bij de vorige zitting aangegeven dat de verdachte vandaag aanwezig zou zijn, als hij geschorst zou worden tot aan de regiezitting. Hij is vandaag niet verschenen. Kennelijk komt hij alleen als er aan zijn wensen wordt voldaan. Ik verzoek u het schorsingsverzoek af te wijzen.
De
voorzitterdeelt mee dat de rechtbank de beslissingen op de gedane verzoeken zal uitspreken op de openbare terechtzitting van
4 april 2025 om 12:45 uur te Haarlem. Het onderzoek zal daarom tot dat moment worden onderbroken. De beslissingen zullen die dag aan de raadsman en de officier van justitie worden verstrekt in het op te maken proces-verbaal van de terechtzitting.
De
raadsmangeeft te kennen niet bij het uitspreken van de beslissingen aanwezig te zullen zijn.
De
rechtbankonderbreekt het onderzoek op de zitting.
Na hervatting van het onderzoek op de zitting is de raadsman niet aanwezig.
De
rechtbankdeelt als haar overwegingen en beslissingen mee: