ECLI:NL:RBNHO:2024:1386

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
9 februari 2024
Publicatiedatum
13 februari 2024
Zaaknummer
15.177314.22
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Proces-verbaal
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissingen van de rechtbank inzake onderzoekswensen met betrekking tot EncroChat-data in strafzaak

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 9 februari 2024 uitspraak gedaan over een groot aantal verzoeken van de verdediging met betrekking tot de rechtmatigheid en betrouwbaarheid van de verkregen EncroChat-data. De rechtbank heeft de verzoeken beoordeeld in het kader van de lopende strafzaak tegen de verdachte, waarbij de verdediging heeft betoogd dat de chatberichten van het EncroChat-account 'Puppydonut' mogelijk onrechtmatig zijn verkregen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de Franse autoriteiten verantwoordelijk waren voor het verkrijgen van deze gegevens en dat de Nederlandse strafrechter in beginsel geen oordeel kan vellen over de rechtmatigheid van onderzoeksresultaten die onder verantwoordelijkheid van buitenlandse autoriteiten zijn verkregen. De rechtbank heeft de verzoeken van de verdediging om getuigen te horen en om aanvullende onderzoekswensen te honoreren, maar heeft ook een aantal verzoeken afgewezen wegens gebrek aan onderbouwing. De rechtbank benadrukt dat de verdediging voldoende gelegenheid heeft om kennis te nemen van de relevante gegevens en zich daartegen te verdedigen. De rechtbank heeft de onderzoekswensen van de verdediging beoordeeld aan de hand van het verdedigingsbelang en heeft besloten dat de verzoeken tot het horen van getuigen van de tegenaccounts zullen worden toegewezen, mits de gebruikers geïdentificeerd zijn. De overige verzoeken zijn afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, zittingsplaatsen Haarlem en Alkmaar
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15.177314.22
Tegenspraak
Proces-verbaal van de in het openbaar gehouden terechtzittingen op 12 januari en 9 februari 2024.
Aanwezig zijn op 12 januari 2024 in Haarlem:
mr. N. Boots, voorzitter,
mr. H.H.E. Boomgaart en mr. N.M.L. Rogmans, rechters,
mr. P.H. Boersma, griffier,
mr. J.J. van Bree, officier van justitie.
[…]
De rechter deelt als
beslissingen van de rechtbankhet volgende mee.

1.Algemene opmerkingen over de onderzoekswensen

Het voornaamste doel van de door de verdediging ingediende onderzoekswensen is te (kunnen) onderzoeken of de chatberichten van, naar of over het EncroChat-account Puppydonut dat door het Openbaar Ministerie wordt toegeschreven aan de verdachte, die onderdeel uitmaken van het dossier, op rechtmatige wijze zijn verkregen en of de inhoud van deze chatberichten betrouwbaar en volledig is. De verdediging wil het voorgaande onderzoeken in verband met mogelijk te voeren verweren ten aanzien van de ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie, dan wel rechtmatigheids- en betrouwbaarheidsverweren. Daartoe heeft de verdediging de hierna te bespreken onderzoekswensen ingediend.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de verzoeken, getoetst aan het noodzaakscriterium, moeten worden afgewezen, met uitzondering van het verzoek om de eventueel geïdentificeerde gebruikers van vier tegenaccounts van Puppydonut, namelijk de tegenaccounts Laughingwave, Longshrub, Leadbull en Rhinoregent, als getuigen te horen.
De rechtbank benadrukt dat het onderzoek ter terechtzitting zich in de regiefase bevindt. Dat betekent dat de rechtbank beslissingen zal nemen vanuit het perspectief van de kwaliteit en de volledigheid van het onderzoek en dat waar zij rechtsoordelen geeft, deze een voorlopig karakter hebben. De borging van de uitoefening van de verdedigingsrechten is bij de beoordeling in dit stadium één van de leidende kaders.

2.Toetsingskader onderzoekswensen

Verzoeken tot toevoeging van stukken aan het dossier en tot inzage van stukken of verstrekking daarvan aan de verdediging
Voor de verzoeken die betrekking hebben op de toevoeging van stukken aan het dossier geldt volgens artikel 315 lid 1 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) als maatstaf of de noodzaak van het verzochte is gebleken. Van belang is dat de verdachte beschikt over de informatie die redelijkerwijs relevant kan zijn voor het onderzoek naar – en de betwisting van – de rechtmatigheid en de betrouwbaarheid van het door de officier van justitie gepresenteerde bewijs. Dit recht op informatie betekent niet dat de verdachte onbegrensd aanspraak kan maken op kennisneming van alle informatie die betrekking heeft op het opsporingsonderzoek. Aan de verzoeken van de verdediging worden, mede ter voorkoming van het uitvoeren van zogeheten
fishing expeditions”
,eisen gesteld wat betreft de toelichting daarop en de onderbouwing daarvan. De verdediging dient concreet en gemotiveerd duidelijk te maken wat de relevantie is van het door haar verzochte in het licht van de vragen die de rechtbank volgens de artikelen 348 en 350 Sv moet beantwoorden.
Verzoeken om getuigen te horen
Welke maatstaf moet worden gehanteerd bij de beoordeling van een verzoek om getuigen te horen, is afhankelijk van het moment waarop het verzoek is gedaan. Als het verzoek conform de voorschriften tijdig voorafgaand aan de zitting is gedaan, dan geldt het criterium van het verdedigingsbelang. Als het verzoek te laat of pas voor het eerst op de terechtzitting wordt gedaan, dan geldt in beginsel het noodzakelijkheidscriterium. Soms doen zich echter omstandigheden voor waardoor de rechter bij de concrete toepassing van het noodzakelijkheidscriterium de verdedigingsbelangen moet betrekken (ECLI:NL:HR:2014:1496 en ECLI:NL:HR:2007:AZ1702).
De rechtbank stelt voorop dat de verzoeken om getuigen te horen naar voren zijn gebracht in het kader van een regiezitting. Het karakter van een regiezitting brengt met zich dat geïnventariseerd wordt welk nader onderzoek moet worden verricht voordat een onderzoek ter terechtzitting inhoudelijk een aanvang neemt. In dat kader gedane verzoeken moeten daarom aan de hand van het verdedigingscriterium worden beoordeeld. Formeel is het onderzoek ter terechtzitting in deze zaak weliswaar aangevangen op 11 september 2023 (toen een zogeheten Rol-MK plaatsvond), maar juist omdat de verdediging toen aangaf onderzoekswensen te hebben en zij deze ook al schriftelijk had ingediend, is de zaak verwezen naar de regiezitting. Dat mag niet tot gevolg hebben dat nu het (enigszins) strengere noodzaakcriterium door de rechtbank wordt toegepast. De rechtbank zal de getuigenverzoeken dus beoordelen aan de hand van het verdedigingsbelang, ook ten aanzien van de verzoeken die pas een aantal dagen voor de regiezitting zijn ingediend. Dit betekent dat een getuigenverzoek moet worden toegewezen als dit redelijkerwijs in het belang van de verdediging kan worden geacht. Als uitgangspunt geldt dat een door de verdediging gedaan verzoek tot het horen van getuigen moet worden gemotiveerd om zo de rechtbank in staat te stellen de relevantie van dat verzoek met inachtneming van de artikelen 348 en 350 Sv te beoordelen.

3. Verzoeken ten behoeve van onderzoek naar de rechtmatigheid van de verkrijging van de EncroChat-data

De verdediging heeft de volgende verzoeken ingediend om de rechtmatigheid van het verkrijgen van EncroChat-data te kunnen onderzoeken: [1]
1. in het geval de rechtbank niet vaststelt dat de rechtbank rechtsmacht heeft en dat Nederlands recht van toepassing is, omdat de bevoegdheid om te hacken is uitgeoefend in een aan de verdachte toegeschreven EncroChat-toestel dat zich op Nederlands grondgebied bevond: het opmaken door het Openbaar Ministerie van een proces-verbaal waarin de vragen worden beantwoord of (i) de aan de verdachte toegeschreven EncroChat-data (onversleuteld) zijn verkregen door ‘binnendringen in’ het EncroChat-toestel van de verdachte en/of (vervolgens) zijn overgenomen (als bedoeld in artikel 126uba lid 1 sub d Sv) van (de database van) dit toestel en of (ii) het aan de verdachte toegeschreven EncroChat-toestel gedurende de ‘live’ periode van het hacken (‘overnemen’ van data in het EncroChat-toestel) (op enig moment) cell-ID’s heeft aangestraald op Nederlands grondgebied;
2. verstrekking van Nederlandse vertalingen van de Franse hackmachtigingen (opgenomen in bijlage 26 bij het verzoek), de Franse aanvragen hiervoor en een Frans proces-verbaal over de uitoefening van deze bevoegdheid op Nederlands grondgebied door Frankrijk, zodat de Franse machtiging tot het plaatsen van een interceptiemiddel en de uitvoering hiervan naar Nederlands recht kan worden getoetst;
3. in het geval de rechtbank niet nu al oordeelt dat de rechter-commissaris niet in redelijkheid tot zijn oordeel over de 126uba-machtiging heeft kunnen komen: het horen van rechter-commissaris mr. [JS] en rechercheur [001] als getuigen.
De rechtbank zal deze verzoeken afwijzen en overweegt daartoe het volgende.
De rechtbank stelt op grond van het dossier, zoals dat thans is samengesteld, en het verhandelde op de zitting het volgende vast. In januari 2020 heeft de Franse rechter toestemming gegeven om een interceptietool te installeren op de voor EncroChat-communicatie gebruikte server in de plaats Roubaix (Frankrijk). Door installatie – en vervolgens het activeren – van de tool werd een kopie van de op de server aanwezige EncroChat-communicatie gemaakt en software geïnstalleerd die ervoor zorgde dat op EncroChat-toestellen lopende communicatie werd doorgezonden naar een door de Franse politie beheerde server. In de periode van 1 april 2020 tot en met 20 juni 2020 is live informatie van EncroChat-telefoons verzameld, ook van EncroChat-telefoons die zich in Nederland bevonden. Vervolgens zijn de verkregen gegevens, waaronder de chatgesprekken uit het dossier van de onderhavige zaak tegen de verdachte, door de Franse autoriteiten op basis van een JIT-overeenkomst met de Nederlandse autoriteiten gedeeld.
Op grond van deze feiten is de rechtbank (voorlopig) van oordeel dat de Franse autoriteiten verantwoordelijk waren voor zowel het plaatsen van het interceptiemiddel op de EncroChat-server in Frankrijk als het installeren van de software op onder meer de aan de verdachte toegeschreven telefoon en het vastleggen en versturen van de gegevens hiervan.
Dat de telefoons – waaronder de telefoon die aan de verdachte wordt toegeschreven – zich ten tijde van de interceptie mogelijk in Nederland hebben bevonden, maakt niet dat sprake is van opsporing door, in of vanuit Nederland. Anders dan de verdediging heeft betoogd, is naar het voorlopig oordeel van de rechtbank dus ook geen sprake van opsporing door Frankrijk op Nederlands grondgebied. Het is daarom niet noodzakelijk om de onder verzoek 1 genoemde vragen door het Openbaar Ministerie te laten beantwoorden.
Nu het interceptiemiddel op basis van Franse wettelijke bevoegdheden in Frankrijk is ingezet door en onder verantwoordelijkheid van de Franse autoriteiten, is ten aanzien van de toetsing daarvan het vertrouwensbeginsel van toepassing. Dit betekent dat de Nederlandse strafrechter in beginsel geen oordeel toekomt over de rechtmatigheid van onderzoeksresultaten verkregen onder verantwoordelijkheid van buitenlandse autoriteiten en dat ervan wordt uitgegaan dat het onderzoek rechtmatig is verricht. Het is daarom voor de beantwoording van de vragen van de artikelen 348 en 350 Sv niet noodzakelijk dat een proces-verbaal wordt opgesteld en aan het dossier wordt toegevoegd over de uitoefening door de Franse opsporingsautoriteiten van de interceptie van EncroChat-data, ook niet als deze data afkomstig waren van telefoons die zich op dat moment op Nederlands grondgebied bevonden.
Bij het gebruik van het, in dit geval door de Franse opsporingsdiensten verkregen, materiaal voor het bewijs dient de rechter wel te waarborgen dat de procedure als geheel in overeenstemming is met de vereisten van artikel 6 EVRM. Van een schending van het recht op een eerlijk proces, als bedoeld in artikel 6 EVRM, bij de vergaring van de EncroChat-data is echter (vooralsnog) niet gebleken. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat de verdediging in de gelegenheid is of wordt gesteld kennis te nemen van de inhoud van de EncroChat-data, voor zover die data aan de verdachte worden toegeschreven, en zich daartegen desgewenst kan verdedigen. De verdediging beschikt – met andere woorden – over dezelfde berichten als het Openbaar Ministerie, zodat de “overall fairness” van de strafzaak tegen de verdachte ook in die zin wordt gewaarborgd.
Het vertrouwensbeginsel brengt ook met zich dat de Nederlandse strafrechter niet beoordeelt of in het recht van het land onder wiens verantwoordelijkheid het onderzoek is verricht, in dit geval Frankrijk, al dan niet een toereikende wettelijke grondslag bestond voor de eventueel bij het verrichten van het onderzoek gemaakte inbreuk op het recht van de verdachte op respect voor zijn privéleven, en ook niet of die inbreuk geacht kan worden noodzakelijk te zijn, zoals bedoeld in het tweede lid van artikel 8 EVRM. Zo’n beoordeling zou immers vergen dat de Nederlandse rechter (alsnog) aan het buitenlandse recht toetst.
De rechtbank ziet op basis van het voorgaande geen noodzaak nader onderzoek te doen naar de (rechtmatigheid van de) verkrijging van de EncroChat-data in en via Frankrijk. De verzoeken die daarmee verband houden, zullen dan ook worden afgewezen. Gelet hierop zal de rechtbank ook geen opdracht geven tot vertaling van de bij de verdediging in het bezit zijnde Franse interceptiemachtigingen. Het staat de verdediging vrij hier zelf in te voorzien.
De rechtbank zal ook het verzoek tot het horen van rechter-commissaris mr. [JS] en verbalisant [001] als getuigen afwijzen. De door deze rechter-commissaris afgegeven machtiging ex artikel 126uba Sv, zijn toelichting hierop en de onderliggende vordering maken reeds onderdeel uit van het dossier. De verdediging heeft onvoldoende onderbouwd waarom het voor een door haar te voeren rechtmatigheidsverweer van belang is om naast deze stukken de rechter-commissaris en genoemde verbalisant als getuigen te horen.

4. Verzoeken ten behoeve van onderzoek naar de betrouwbaarheid, accuraatheid en volledigheid

De verdediging heeft de volgende verzoeken ingediend:
4. het opmaken van een proces-verbaal met een vergelijking tussen de totale hoeveelheid via EncroChat uitgewisselde chatberichten en de hoeveelheid chatberichten die voor justitie beschikbaar zijn gekomen;
5. het horen als getuige van: (i) de zaaksofficieren van justitie van het Landelijk Parket van onderzoek 26Lemont, (ii) de bij de voorbereiding en uitvoering van de EncroChat-hack betrokken Nederlandse opsporingsambtenaren, (iii) NFI-deskundige ir. [S] en (iv) NFI-deskundige [002] ;
6. het verrichten van deskundigenonderzoek (door het NFI) naar de (niet) werking van het technisch hulpmiddel dat bij de EncroChat-hack is ingezet;
7. het verrichten van deskundigenonderzoek (door het NFI) naar “overeenkomsten en verschillen tussen de verzendende en ontvangende kant”.
Met deze onderzoekswensen wil de verdediging in staat worden gesteld om concrete feiten en omstandigheden te benoemen die erop wijzen dat de chats die aan de verdachte worden toegeschreven mogelijk onvoldoende betrouwbaar, integer, herleidbaar, accuraat en volledig zijn. De verdediging wil, zo begrijpt de rechtbank, de betrouwbaarheid van het vergaarde bewijs ter discussie kunnen stellen en bezwaar maken tegen het gebruik daarvan.
De rechtbank stelt bij de beoordeling van deze verzoeken voorop dat de onderzoekshandelingen, die hebben geleid tot de (primaire) verkrijging van de EncroChat-data, naar haar voorlopig oordeel hebben plaatsgevonden onder verantwoordelijkheid van de Franse autoriteiten, zoals hiervoor al is overwogen. Dat betekent dat, wanneer de inhoud van (een deel van) deze data in een Nederlandse strafzaak wordt gebruikt, de rechter tot uitgangspunt mag nemen dat het onderzoek dat uitgevoerd is, op zodanige wijze is verricht dat de door dat onderzoek verkregen resultaten betrouwbaar zijn. Als er echter, al dan niet naar aanleiding van een daartoe strekkend verweer, concrete aanwijzingen voor het tegendeel bestaan, is de rechter gehouden de betrouwbaarheid van die resultaten te onderzoeken (HR 13 juni 2023, ECLI:NL:HR:2023:913, r.o. 6.6). In wat de verdediging naar voren heeft gebracht, ziet de rechtbank geen aanleiding te oordelen dat deze rechtspraak van de Hoge Raad in strijd is met vaste rechtspraak van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens.
Dit betekent dat nader onderzoek naar de onderzoeksresultaten alleen nodig is als de verdediging concrete aanwijzingen aanvoert dat de betrouwbaarheid, accuraatheid en volledigheid van de onderzoeksresultaten zijn aangetast. De door de verdediging naar voren gebrachte omstandigheid dat de onderschepte EncroChat-gesprekken in hun algemeenheid onvolledig zijn, maakt op zichzelf nog niet dat getwijfeld moet worden aan de betrouwbaarheid van (de inhoud van) de gesprekken die wél beschikbaar zijn (en de bijbehorende metadata). De verdediging heeft geen concrete aanwijzingen als hiervoor bedoeld aangevoerd en de rechtbank is daarvan in de beschikbare stukken ook niet gebleken. Er is daarom geen reden nader onderzoek te laten doen naar de betrouwbaarheid van de onder de verantwoordelijkheid van de Franse autoriteiten verkregen EncroChat-data.
Bovendien geldt dat zich in het dossier de nodige stukken bevinden, al dan niet ingebracht door de verdediging, die informatie bevatten over de betrouwbaarheid, accuraatheid en/of volledigheid van verkregen EncroChat-data. Dit betreft onder meer:
  • een NFI-rapport “Onderzoek naar volledigheid en correctheid van EncroChat-berichten verzameld met een technisch hulpmiddel”, opgesteld op 25 januari 2021 door NFI-deskundige [002] ;
  • een NFI-rapport “Sporenbeschrijving van EncroChat uit de 26Lemont gegevens in Hansken”, opgesteld op 17 maart 2021 door NFI-deskundige [002] ;
  • een verhoor van NFI-deskundige [002] bij de rechter-commissaris in een andere strafzaak.
In deze stukken wordt ingegaan op de betrouwbaarheid en volledigheid van EncroChat-data. De verdediging heeft niet (voldoende) onderbouwd waarom de informatie in deze stukken ontoereikend zou zijn om de door haar in het vooruitzicht gestelde (betrouwbaarheids)verweren te kunnen voeren. Daarbij weegt mee dat de verdediging kan kennisnemen van de volledige datasets die zien op het EncroChat-account Puppydonut waarvan de verdachte volgens de officier van justitie de gebruiker zou zijn geweest, zodat zij de betrouwbaarheid daarvan zelf vooralsnog voldoende kan onderzoeken.
De verdediging heeft bij haar verzoek ook een rapport van 3 februari 2022 van NFI-deskundige [S] gevoegd. Dit rapport “Onderzoek naar de volledigheid van EncroChat-berichten in de Flamenco dataset” is in een andere strafzaak opgesteld en heeft zich gericht op een aantal vragen over de berichten die in die betreffende zaak waren verkregen. De verdediging wil deskundige [S] vragen kunnen stellen over de representativiteit van de steekproef die hij heeft uitgevoerd. Onder verwijzing naar wat hiervoor is overwogen, is de rechtbank van oordeel dat het horen van [S] niet van belang is voor enige in de strafzaak tegen de verdachte te nemen beslissing. Daar komt bij dat [S] niet heeft gerapporteerd in de zaak van de verdachte en in zijn rapport al de kanttekening heeft geplaatst dat zijn onderzoek minder representatief was dan vooraf gedacht.
Het verzoek om een onderzoek door een deskundige te verrichten naar “overeenkomsten en verschillen” heeft de verdediging toegelicht met het volgende citaat uit het eerdergenoemde NFI-rapport van 25 januari 2021:
“Aangezien er geen onderzoek is gedaan naar overeenkomsten en verschillen tussen de verzendende en de ontvangende kant, bestaat de mogelijkheid dat berichten aan slechts één kant (in plaats van twee) alsnog in de gegevens zijn opgenomen. Door het moment waarop het technische hulpmiddel berichten heeft veiliggesteld, kunnen soms bepaalde tijdstempels ontbreken. Aan de betekenis van de verschillen in berichttekst die hoort bij de telefoongesprekken (incoming call en outgoing call) is geen onderzoek gedaan.”
De enkele verwijzing naar deze passage uit het rapport, zonder toe te lichten wat in de strafzaak tegen de verdachte zou moeten worden onderzocht en waarom dat relevant zou zijn voor enig te nemen beslissing, is een onvoldoende onderbouwing voor het verzoek een deskundigenonderzoek te laten verrichten naar overeenkomsten en verschillen. Hierbij betrekt de rechtbank dat de deskundige heeft opgemerkt dat eventueel nader onderzoek niets verandert aan de in het rapport getrokken conclusie dat berichten kunnen ontbreken.
Ook het verzoek om een proces-verbaal op te laten stellen met een vergelijking van de hoeveelheid uitgewisselde chats met de hoeveelheid beschikbaar gekomen chats wordt, bij gebrek aan een deugdelijke onderbouwing van het belang voor deze zaak, afgewezen.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de onderzoekswensen 4 tot en met 7 zullen worden afgewezen.

5.Verzoeken tot kennisname door verstrekking van (ruwe) EncroChat-data

De verdediging heeft de volgende verzoeken ingediend:
8. kennisname door verstrekking van alle “ruwe data” met betrekking tot (het aan de verdachte toegeschreven) EncroChat-account en de tegenaccounts;
9. kennisname door verstrekking (c.q. inzien) van chats van tegenaccounts;
10. kennisname door verstrekking (c.q. inzien) van alle veiliggestelde EncroChat-data zoals die bij EncroChat verkregen zijn door Nederland/het JIT.
De rechtbank stelt voorop dat de officier van justitie heeft toegezegd dat de verdediging gelegenheid zal worden geboden om via de applicatie Hansken kennis te nemen van de chats van het EncroChat-account Puppydonut, waarvan de verdachte de gebruiker zou zijn geweest. De verdediging heeft op de zitting aangegeven dat zij hiervan gebruik zal maken. Volgens de verdediging volstaat dit echter niet en moet zij ook in de gelegenheid worden gesteld kennis te nemen van alle ruwe data met betrekking tot het aan de verdachte toegeschreven account. Ter toelichting op deze onderzoekswens heeft de verdediging aangevoerd dat uit het recht op een eerlijk proces, waaronder begrepen het beginsel van equality of arms, voortvloeit dat de verdediging kan kennisnemen van dezelfde data, die door het Openbaar Ministerie zijn gebruikt bij de selectie en waardering van de in het dossier opgenomen data. De rechtbank overweegt dat het recht op inzage in de resultaten van het opsporingsonderzoek, zoals hiervoor al is overwogen, geen absoluut recht is. Van de verdediging mag worden verlangd dat zij haar verzoek onderbouwt en dat die onderbouwing betrekking heeft op het belang van de inzage in het licht van de beslissingen die in deze strafzaak kunnen en moeten worden genomen. In het schriftelijke verzoek ontbreekt iedere op de zaak toegespitste onderbouwing. De verdediging heeft op de zitting ter verduidelijking van haar verzoek enkel opgemerkt dat zij de ruwe data wil laten onderzoeken door een zelf in te schakelen deskundige. Deze toelichting is onvoldoende om te kunnen spreken van een voldoende gemotiveerde onderbouwing waarom de inzage in de ruwe data relevant is voor enig in deze strafzaak te nemen beslissing.
Ook ten aanzien van het verzoek om kennis te nemen van de (ruwe data van) chats van de tegenaccounts van het account Puppydonut is het belang onvoldoende onderbouwd. De algemene stelling dat in de communicatie van tegenaccounts met anderen mogelijk wordt gesproken over de gebruiker Puppydonut en deze communicatie mogelijk ontlastende gegevens bevat, is daarvoor onvoldoende. Hierbij heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat in het dossier vrijwel alleen chats zijn opgenomen tussen het account Puppydonut en tegenaccounts (waarvan de verdediging kennis zal kunnen nemen) en slechts een enkele chat tussen tegenaccounts onderling, terwijl niet concreet is onderbouwd waarom de verdediging belang heeft bij inzage in die betreffende berichten.
De verdediging heeft aangevoerd dat het verzoek om kennis te nemen van alle EncroChat-data die zijn veiliggesteld en door Nederland verkregen, ertoe strekt (effectief) de stelling van het Openbaar Ministerie te kunnen weerspreken dat, kort gezegd, (nagenoeg) alle EncroChat-gebruikers criminelen betreffen en/of dat alle communicatie via EncroChat van criminele aard is. Naar het oordeel van de rechtbank is hiermee, mede in het licht van wat eerder is overwogen over de rechtmatigheid van de verkrijging van de EncroChat-data, onvoldoende onderbouwd wat het belang van dit onderzoek is voor de door de rechtbank op grond van de artikelen 348 en 350 Sv te beantwoorden vragen.
Gelet op het voorgaande zullen de onderzoekswensen 8 tot en met 10 worden afgewezen.

6. Verzoek ten behoeve van een mogelijk te voeren niet-ontvankelijkheidsverweer

De verdediging heeft het volgende verzoek gedaan:
11. het horen als getuige van: (i) de zaaksofficieren van justitie van het Landelijk Parket van onderzoek 26Lemont en (ii) opsporingsambtenaren (waaronder die van het THTC) betrokken bij (de voorbereiding en uitvoering van) het EncroChat-hack.
Deze verhoren zijn volgens de verdediging van belang om haar stelling te kunnen onderbouwen dat sprake is geweest van misleiding door het Openbaar Ministerie door relevante feiten en omstandigheden weg te houden bij de verdediging en de rechtbank c.q. deze te verdraaien en/of te verhullen en onwaarheden te spreken.
De vragen die de verdediging aan de zaaksofficieren van justitie van onderzoek 26Lemont en de opsporingsambtenaren zou willen stellen, houden allemaal verband met de vraag of de opsporingsbevoegdheden (uitsluitend) in Frankrijk hebben plaatsgevonden en met de toetsing van de rechtmatigheid van de uitgeoefende opsporingsbevoegdheden en van de betrouwbaarheid van de daardoor verkregen resultaten. Onder verwijzing naar wat hiervoor onder 3. en 4. over de verzoeken met betrekking tot de rechtmatigheid en betrouwbaarheid is overwogen, is de rechtbank van oordeel dat het voor de door de rechtbank te beantwoorden vragen niet van belang is deze getuigen te horen. Met de thans ter beschikking staande stukken wordt de verdediging voldoende in staat geacht een niet-ontvankelijkheidsverweer te kunnen voeren. Dit leidt ertoe dat verzoek 11 ook zal worden afgewezen.

7.Verzoek tot horen van gebruikers tegenaccounts

De verdediging heeft tot slot verzocht de gebruikers van zeventien tegenaccounts van het aan de verdachte toegeschreven EncroChat-account Puppydonut als getuigen te horen en het Openbaar Ministerie op te dragen de identiteitsgegevens van de gebruikers van die accounts (als deze beschikbaar zijn) aan de rechter-commissaris te verstrekken. Het gaat daarbij om de volgende zeventien accounts: Laughingwave, Longshrub, Gofastnarco, Leadbull, Legalcrusher, Royalibex, Candypark, Burntape, Lambike, Regalwisky, Rhinoregent, Nobullshit, Gamerball, Cheetahherder, Normalsummer, Sunnyray, en Sleepeagle.
De rechtbank is van oordeel dat dit verzoek op de hierna te melden wijze moet worden toegewezen. Daartoe overweegt de rechtbank het volgende.
Zoals hiervoor onder 2. is overwogen, hanteert de rechtbank ten aanzien van het verzoek tot het horen van de gebruikers van de tegenaccounts de maatstaf van het verdedigingsbelang.
Blijkens de toelichting van de verdediging op de getuigenverzoeken is het doel om vragen te stellen die zien op de identificatie van de verdachte als (enige) gebruiker van het EncroChat-account Puppydonut en op de vraag of de verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan. Weliswaar hebben de verzochte getuigen geen belastende verklaringen afgelegd, maar in het dossier bevinden zich tal van chatberichten waaraan de genoemde tegenaccounts hebben deelgenomen, die van belang kunnen zijn bij de identificatie van de gebruiker van het account Puppydonut en die belastend zouden kunnen worden uitgelegd voor de gebruiker van dat account. De rechtbank ziet daarom een verdedigingsbelang bij het horen van de gevraagde getuigen.
Wanneer duidelijk is welke personen de gebruikers zijn van de hiervoor genoemde EncroChat-accounts, is het verzoek in zoverre toewijsbaar. De rechtbank zal de officier van justitie opdragen om na te (laten) gaan of de gebruikers van de genoemde EncroChat-accounts (inmiddels) zijn geïdentificeerd en per persoon na te gaan:
a. of hij/zij zelf in een strafzaak of strafrechtelijk onderzoek heeft erkend dat hij/zij één- of meermalen de gebruiker was van één of meer van deze EncroChat-accounts, of
b. van wie bij onherroepelijk vonnis is vastgesteld dat hij/zij één- of meermalen de gebruiker was van één of meer van deze EncroChat-accounts.
Als de personen die zijn geïdentificeerd ook voldoen aan de voorwaarden die hiervoor onder a. en/of b. zijn genoemd, dient de officier van justitie een opgave van hun personalia te doen aan de rechter-commissaris, onder verstrekking van een afschrift daarvan aan de verdediging en de Strafgriffie van deze rechtbank, waarna de rechter-commissaris zal overgaan tot het horen van deze personen.

8.Beslissingen van de rechtbank

De rechtbank:
Stelt de stukken
in handen van de officier van justitiemet de opdracht na te (laten) gaan of de gebruikers van de volgende EncroChat-accounts zijn geïdentificeerd en, voor zover ook is voldaan aan de hiervoor onder 7. vermelde voorwaarden onder a. en/of b., de personalia van deze personen te delen met de verdediging en de rechter-commissaris, namelijk de gebruikers van de EncroChat-accounts:
- Laughingwave;
- Longshrub;
- Gofastnarco;
- Leadbull;
- Legalcrusher;
- Royalibex;
- Candypark;
- Burntape;
- Lambike;
- Regalwisky;
- Rhinoregent;
- Nobullshit;
- Gamerball;
- Cheetahherder;
- Normalsummer;
- Sunnyray;
- Sleepeagle.
Wijst toehet verzoek tot het horen als getuigen van de gebruikers van de hiervoor vermelde EncroChat-accounts, voor zover die op de hiervoor beschreven wijze (dus met inachtneming van de voorwaarden onder a. en/of b.) zijn geïdentificeerd.
Wijst afde overige verzoeken van de verdediging.
Stelt de stukken
in handen van de rechter-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in deze rechtbank, voor het horen als getuigen van de als gebruikers van genoemde tegenaccounts geïdentificeerde personen, van wie de personalia worden opgegeven door officier van justitie, en verder dat te doen wat de rechter-commissaris in overleg met de officier van justitie en de verdediging nog wenselijk of noodzakelijk acht.
Schorst het onderzoek op de zitting, in het belang daarvan, voor
onbepaalde tijd. Voor de inhoudelijke behandeling gaat de rechtbank uit van een behandelduur van 300 minuten.
Beveelt de oproeping van de verdachte en de onmiddellijke kennisgeving daarvan aan zijn raadslieden tegen de datum en tijd waarop het onderzoek op de zitting wordt hervat.
Dit proces-verbaal is door de voorzitter, de rechters en de griffier vastgesteld en door de jongste rechter en de griffier ondertekend.

Voetnoten

1.De rechtbank heeft de onderzoekswensen van een eigen doorlopende nummering voorzien.