Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.Het procesverloop
werkverhouding’ en/of het
‘formaliseren van de arbeidsovereenkomst’. [verzoeker] is niet op die uitnodigingen ingegaan.
‘Sinds maart 2022 verricht je werkzaamheden voor [verweerder] B.V.. Je hebt sindsdien gemiddeld 24 uur per week gewerkt, en wij hebben je steeds per uur betaald, met een maandelijkse betaling van ongeveer € 2.900,-. Wij beschouwden dit als een overeenkomst van opdracht. (…) [betrokkene 3] en ik hebben nu besloten om te stoppen met onze onderneming. Naar verwachting zullen de activiteiten op 31-12-2024 worden beëindigd. Dit betekent dat onze arbeidsverhouding eveneens tegen die datum zal eindigen. Onze overeenkomst van opdracht is niet op schrift gesteld en is daarom voor onbepaalde duur aangegaan. Dit betekent dat deze met inachtneming van een redelijke termijn kan worden beëindigd. Ik stel voor dat we deze termijn vaststellen op 8-12-2024. Tot die tijd blijft je werken. (…) Graag hoor ik binnen 10 dagen na dagtekening of je hiermee kunt instemmen.’
3.Het verzoek
in de bodemprocedureom:
bij wijze van voorlopige voorzieningom het salaris vanaf 1 oktober 2024 te betalen.
4.Het verweer en het tegenverzoek
5.De beoordeling
ernstigverwijtbaar handelen (of nalaten) moet worden aangemerkt.