ECLI:NL:RBNHO:2025:2571

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
4 maart 2025
Publicatiedatum
11 maart 2025
Zaaknummer
11346263 \ WM VERZ 24-1693
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersboete en schending van de hoorplicht in bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland geoordeeld over een verkeersboete die aan betrokkene was opgelegd wegens een snelheidsovertreding op 15 juni 2023. Betrokkene heeft beroep ingesteld tegen deze boete, die oorspronkelijk € 82,00 bedroeg. Tijdens de zitting op 18 februari 2025 heeft de gemachtigde van betrokkene aangevoerd dat de officier van justitie de hoorplicht heeft geschonden, wat door de officier werd erkend. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de hoorplicht inderdaad is geschonden, wat heeft geleid tot de beslissing om de boete met 25% te matigen. De kantonrechter volgde daarbij een eerdere uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, waarin werd geoordeeld dat artikel 13a lid 2 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften onverbindend is. De uiteindelijke boete werd vastgesteld op € 61,50, met handhaving van € 9,00 aan administratiekosten. Daarnaast werd een aanvullende dwangsom van € 46,00 toegewezen, te vermeerderen met wettelijke rente. De proceskostenvergoeding voor betrokkene werd vastgesteld op € 907,00, omdat betrokkene gedeeltelijk in het gelijk werd gesteld. De kantonrechter heeft de beslissing van de officier van justitie vernietigd en de boete aangepast, waarbij ook de terugbetaling van te veel betaalde zekerheidstelling aan betrokkene werd bepaald.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Handel, Kanton en Bewind
locatie Zaanstad
Zaaknummer : 11346263 \ WM VERZ 24-1693
CJIB-nummer : [nummer]
Uitspraakdatum : 4 maart 2025
Uitspraak op een beroep als bedoeld in de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv) en proces-verbaal van de zitting
in de zaak van
[betrokkene]
gemachtigde : Verkeersboete.nl
De zaak in het kort
De kantonrechter oordeelt in deze zaak dat aan betrokkene terecht een verkeersboete is opgelegd vanwege een snelheidsovertreding. De kantonrechter oordeelt ook dat die boete met 25% moet worden gematigd, omdat de officier van justitie de zogenoemde hoorplicht welbewust heeft geschonden. Verder volgt de kantonrechter een uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden waarin is geoordeeld dat artikel 13a lid 2 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften, waarin een verlaging van de proceskosten is neergelegd, onverbindend is en buiten toepassing moet blijven.

1.Het verloop van de procedure en het proces-verbaal van de zitting

1.1.
Aan betrokkene is een boete opgelegd van € 82,00 voor een snelheidsovertreding op 15 juni 2023. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld. De zaak is behandeld op de zitting van 18 februari 2025. Op de zitting is de vertegenwoordiger van de officier van justitie verschenen. Gemachtigde van betrokkene is ook verschenen.
1.2.
Betrokkene is het niet eens met de beslissing van de officier van justitie en heeft in het beroepschrift de gronden daarvoor aangevoerd. De gemachtigde van betrokkene heeft op de zitting herhaald dat de hoorplicht is geschonden en dat de enkele omstandigheid dat de hoorzitting niet binnen de wettelijke beslistermijn kon worden ingepland, geen schending van de hoorplicht rechtvaardigt. De officier van justitie heeft op de zitting erkend dat de hoorplicht is geschonden, maar volgens de officier behoort dit niet te leiden tot een verlaging van de boete.
1.3.
De kantonrechter heeft na de zitting uitspraak gedaan.

2.Overwegingen

2.1.
De kantonrechter stelt vast dat de hoorplicht is geschonden. Dit is ook erkend door de officier van justitie. Het beroep is daarom gegrond en de beslissing van de officier van justitie zal worden vernietigd wegens een schending van de hoorplicht.
2.2.
Vervolgens moet de kantonrechter beoordelen of de boete terecht is opgelegd en of er reden is voor matiging van de boete.
2.3.
Betrokkene heeft niet betwist dat de snelheidsovertreding is begaan. De boete is dus terecht opgelegd.
2.4.
De kantonrechter ziet wel aanleiding om de boete te matigen met 25% vanwege een schending van de hoorplicht. Uit de beslissing van de officier van justitie blijkt dat de gemachtigde van betrokkene niet is gehoord, omdat deze zaak niet binnen de wettelijke beslistermijn op een hoorzitting kon worden ingepland. Dat betekent dat de officier van justitie er welbewust voor heeft gekozen om van het horen af te zien, kennelijk ook om daarmee het verbeuren van een dwangsom te ontlopen. Een dergelijke welbewuste schending van de hoorplicht moet naar het oordeel van de kantonrechter leiden tot eerdergenoemde matiging van de boete. Daarbij neemt de kantonrechter ook in aanmerking dat uit de rechtspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden blijkt dat het voortduren van een structurele schending van de hoorplicht na 1 oktober 2023 in zaken met een professioneel gemachtigde gevolgen kan hebben. [1]
2.5.
Het beroep tegen de beschikking waarbij de boete is opgelegd, is dus gedeeltelijk gegrond. De boete zal daarom worden gewijzigd, in die zin dat de boete wordt vastgesteld op een bedrag van € 61,50 (met handhaving van € 9,00 aan administratiekosten).
2.6.
Verder stelt betrokkene dat de officier van justitie niet binnen de daartoe gestelde termijn heeft beslist op het beroep van de betrokkene en dat daarom de maximale dwangsom verschuldigd is. Daarbij wijst betrokkene erop dat de beslissing van de officier pas op 3 april 2024 is ontvangen.
2.7.
De officier van justitie stelt dat de beslissing is verstuurd op 12 maart 2024 en uiterlijk op 19 maart 2024 moet zijn ontvangen door de gemachtigde van betrokkene, zodat een dwangsom is verbeurd over de periode van 12 maart 2024 tot 20 maart 2024. De verbeurde dwangsom is volgens de officier van justitie € 207,00 (9 dagen x € 23,00) , in plaats van het toegewezen bedrag van € 161,00, zodat betrokkene nog aanspraak kan maken op een aanvullende dwangsom van € 46,00.
2.8.
De kantonrechter volgt het standpunt van de officier van justitie. Uit de door de officier genoemde rechtspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden volgt dat op basis van het zaakoverzicht, dat deel uitmaakt van de stukken in deze zaak, mag worden aangenomen dat de beslissing van de officier daadwerkelijk is verstuurd. [2] Daaruit volgt ook dat de enkele ontkenning daarvan door of namens betrokkene onvoldoende is om de ontvangst te weerleggen. Daarom wordt ervan uitgegaan dat de beslissing is bekendgemaakt en door de gemachtigde van betrokkene is ontvangen uiterlijk op 19 maart 2024, zoals door de officier van justitie gesteld.
2.9.
De door betrokkene genoemde uitspraken van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden zijn hier niet van toepassing. [3] Die uitspraken zien op een geval waarin de motivering van de beslissing van de officier apart is verstuurd door middel van partijenpost of waarin het gaat om verzending van verdagingsbrieven. Van een dergelijke aparte verzending van de motivering is in dit geval geen sprake en betrokkene heeft ook niets gesteld over de ontvangst van de verdagingsbrief. Gelet op het standpunt van de officier van justitie zal een aanvullende dwangsom wordt toegewezen van € 46,00, te vermeerderen met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 4:98 van de Algemene wet bestuursrecht.
2.10.
Het verzoek om een proceskostenvergoeding wordt toegewezen, omdat betrokkene (deels) gelijk krijgt. Met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht zullen die kosten worden vastgesteld op een bedrag van € 907,00 voor de procedure bij de kantonrechter (2 punten voor het beroepschrift en de zitting, wegingsfactor 0,5, waarde per punt € 907,00).
2.11.
Er is geen grond om voor de procedure bij de officier van justitie een proceskostenvergoeding toe te kennen, omdat de matiging van de boete niet is gelegen in een aan het bestuursorgaan (de verbalisant die de boete heeft opgelegd) te wijten onrechtmatigheid. [4]
2.12.
De kantonrechter hoeft niet te beslissen dat artikel 13a lid 2 Wahv onverbindend is, zoals betrokkene heeft verzocht, omdat in een uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden al is geoordeeld dat dit artikel buiten toepassing moet blijven en de kantonrechter deze uitspraak volgt en heeft toegepast. [5]

3.De uitspraak

De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie gegrond en vernietigt die beslissing;
‒ verklaart het beroep tegen de beschikking waarbij de boete is opgelegd gedeeltelijk gegrond en matigt de boete tot een bedrag van € 61,50 (met handhaving van de administratiekosten);
‒ bepaalt dat de officier van justitie het bedrag dat betrokkene te veel als zekerheidstelling heeft betaald, aan betrokkene terugbetaalt;
‒ stelt de hoogte van de dwangsom (aanvullend) vast op € 46,00, te vermeerderen met de wettelijke rente, en bepaalt dat de officier van justitie dit bedrag aan betrokkene dient te voldoen;
‒ veroordeelt de officier van justitie tot het vergoeden van de proceskosten van de betrokkene tot een bedrag van € 907,00.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P.J. Jansen, kantonrechter, bijgestaan door de griffier, en in het openbaar uitgesproken.
De griffier De kantonrechter
Tegen deze uitspraak kan op grond van artikel 14 Wahv hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, binnen 6 weken na de hieronder vermelde dag van toezending. Hoger beroep is in beginsel alleen mogelijk als de boete in de uitspraak is bepaald op een bedrag van meer dan € 110,00. Het beroepschrift moet worden verzonden aan de afdeling Kanton van de rechtbank Noord-Holland, Postbus 251, 1800 BG Alkmaar. De wet gaat uit van een geheel schriftelijke procedure in hoger beroep, tenzij door u bij het beroepschrift uitdrukkelijk om een mondelinge behandeling van de zaak is verzocht.
Het instellen van hoger beroep per e-mail is niet mogelijk.
Datum toezending:

Voetnoten

1.Zie de uitspraak van Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 11 september 2024, te vinden op www.rechtspraak.nl met nummer ECLI:NL:GHARL:2024:5796.
2.Zie de uitspraak van Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 26 augustus 2020, te vinden op www.rechtspraak.nl met nummer ECLI:NL:GHARL:2020:6346.
3.Zie de uitspraken van Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 3 juli 2023, te vinden op www.rechtspraak.nl met nummer ECLI:NL:GHARL:2023:5554, en 25 juni 2024, te vinden op www.rechtspraak.nl met nummer ECLI:NL:GHARL:2024:4251.
4.Zie de uitspraak van de Hoge Raad van 9 juli 2024, te vinden op www.rechtspraak.nl met nummer ECLI:NL:HR:2024:1012.
5.Zie de uitspraak van Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 17 december 2024, te vinden op www.rechtspraak.nl met nummer ECLI:NL:GHARL:2024:7764.