ECLI:NL:RBNHO:2025:16

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
8 januari 2025
Publicatiedatum
6 januari 2025
Zaaknummer
C/15/352284 / HA ZA 24-261
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van openstaande facturen en uitleg van overeenkomst van opdracht

In deze zaak vorderde Worp Advies B.V. betaling van openstaande facturen van [eiser], die een eenmanszaak runt onder de naam [bedrijf]. De rechtbank Noord-Holland oordeelde dat [eiser] een deel van de in 2021 gefactureerde bedragen moest betalen, maar dat hij niet verplicht was om extra gefactureerde bedragen voor basisdiensten te voldoen, aangezien er een vaste prijs van € 4.800,00 was overeengekomen voor deze diensten. De rechtbank oordeelde dat de factuur voor werkzaamheden in 2015 was verjaard, maar dat [eiser] wel moest betalen voor de advieswerkzaamheden die door Worp Advies zijn verricht. De rechtbank vernietigde het eerdere verstekvonnis en veroordeelde [eiser] tot betaling van € 15.868,12 voor de advieswerkzaamheden, vermeerderd met wettelijke handelsrente en buitengerechtelijke incassokosten. De vorderingen van [eiser] in reconventie werden afgewezen, omdat Worp Advies had toegezegd geen executiemaatregelen te nemen tijdens de procedure. De proceskosten werden toegewezen aan Worp Advies.

Uitspraak

RECHTBANK Noord-Holland

Civiel recht
Zittingsplaats Haarlem
Zaaknummer: C/15/352284 / HA ZA 24-261
Vonnis van 8 januari 2025
in de zaak van
[eiser], handelend onder de naam [bedrijf],
te [plaats],
eisende partij in het verzet in conventie,
eiser in reconventie
hierna te noemen: [eiser],
advocaat: mr. P. Wieringa,
tegen
WORP ADVIES B.V.,
te Purmerend,
gedaagde partij in het verzet in conventie,
verweerster in reconventie,
hierna te noemen: Worp Advies,
advocaat: mr. J. Veenis.
Zaak in het kort
Worp Advies heeft vanaf 2014 werkzaamheden uitgevoerd voor de eenmanszaak van [eiser], vooral bestaande uit administratie- en advieswerkzaamheden. Partijen hebben daarbij onder meer afgesproken dat Worp Advies elke maand € 400,- factureert. In 2021 heeft Worp Advies facturen aan [eiser] gezonden voor (meer)werkzaamheden vanaf 2014. Op deze facturen zijn de door [eiser] reeds betaalde maandbedragen in mindering gebracht. De rechtbank oordeelt dat [eiser] een deel van de in 2021 gefactureerde bedragen moet betalen. Partijen zijn voor de in de opdrachtbevestiging genoemde basisdiensten een vaste prijs van € 4.800,00 overeengekomen. Extra gefactureerde bedragen die op die werkzaamheden zien hoeft [eiser] niet te betalen. [eiser] moet de door hem afgenomen adviesdiensten wel betalen. Dat Worp Advies laat heeft gefactureerd heeft, behalve voor de werkzaamheden in 2015, niet tot gevolg dat [eiser] ontslagen is van zijn betalingsverplichting.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het door deze rechtbank op 13 maart 2024 bij verstek gewezen vonnis;
- de verzetdagvaarding van 19 april 2024 met eis in reconventie en producties;
- de conclusie van antwoord in reconventie met producties 9 en 10;
- het tussenvonnis van 14 augustus 2024 waarbij een mondelinge behandeling is bepaald;
- de mondelinge behandeling van 19 november 2024, waarbij aan de zijde van [eiser] pleitaantekeningen zijn overgelegd en voor het overige door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Worp Advies is een adviesbureau dat zich bezig houdt met dienstverlening op het gebied van belastingen, administratie en bedrijfsorganisatie.
2.2.
[eiser] heeft Worp Advies opdracht gegeven om (onder meer) de financiële administratie van zijn eenmanszaak te verzorgen. Worp Advies heeft deze werkzaamheden verricht van 2014 tot en met maart 2021.
2.3.
In de opdrachtbevestiging van Worp Advies van 23 juni 2014, getekend door [eiser], staat over de opdracht het volgende:
Opdracht
Wij zullen op basis van de door jou te verstrekken gegevens jouw administratie begeleiden en jouw fiscale aangiften (IB en Btw) verzorgen.
Specifiek zullen onze werkzaamheden betreffen:

Het voeren van de financiële administratie van Ilko Telecom Purmerend met ingang van het boekjaar 2014
(inkoopfacturen/verkoopfacturen/bankafschriften/contante uitgaven en ontvangsten);
  • Het verzorgen van de periodieke aangiften omzetbelasting met ingang van 2014;
  • Het opstellen en bespreken van de jaarrekening Ilko Telecom Purmerend;
  • Het verzorgen van de aangifte inkomstenbelasting; per kalenderjaar.
Wij nemen jou op in onze uitstelregeling m.i.v. 2014.
Over het honorarium vermeldt de opdrachtbevestiging onder meer:
Honorarium
Ons honorarium is gebaseerd op de tijdsbesteding van onze medewerkers belast met deze opdracht en de te maken kosten. De jaarlijks uit te voeren werkzaamheden worden door ons begroot op jaarlijks € 4.800,= (exclusief BTW). Afgesproken facturering: per maand € 400,=.
2.4.
[eiser] heeft vanaf de start van de werkzaamheden tot en met februari 2021 volgens de tussen partijen afgesproken facturering elke maand € 400,- (exclusief btw) betaald aan Worp Advies. Tot 2021 heeft Worp Advies aan [eiser] geen andere facturen gezonden.
2.5.
Op 16 februari 2021 heeft Worp Advies aan [eiser] een factuur voor de afrekening van werkzaamheden 2020 (factuurnummer 202130132) gezonden waarmee, rekening houdend met het al door [eiser] betaalde bedrag, nog € 4.235,- inclusief btw in rekening wordt gebracht.
2.6.
Op 11 maart 2021 heeft een gesprek tussen partijen plaatsgevonden. Daarin heeft Worp Advies gezegd dat zij de over de jaren 2014 tot en met 2021 nog bedragen moet factureren. Naar aanleiding van dit gesprek heeft Worp Advies met een e-mail van 24 maart 2024 aan [eiser] een voorstel gedaan om verdere polarisatie te voorkomen. In de e-mail staat onder meer:
Onderstaand voorstel kunnen en willen wij doen vanwege onze jarenlange goede zakelijke verstandhouding.
Tijdens onze bespreking zijn er tal van zaken besproken, maar uiteindelijk ging het hoofdzakelijk over de door ons kantoor verrichte werkzaamheden welk boven het afgesproken budget uitkomen. Jij hebt aangegeven dat je je hier bewust van bent, mede omdat het tijdens eerdere besprekingen ook reeds door ons naar voren werd gebracht, echter vroeg jij je af waarom er dan nooit eerder is gefactureerd. Eén van de redenen om jou niet eerder te factureren ligt met name gelegen in het feit dat jouw onderneming met aanzienlijke Belastingschulden te kampen kreeg. Wij wilden deze schuldenlast van jouw niet verder verzwaren. Als gevolg van de door ons toegezonden factuur met nummer 202130132 is de kwestie nu bespreekbaar geworden.
Tijdens onze bespreking hebben wij aangegeven dat wij gedurende de jaren 2014 t/m 2020 voor een bedrag van plm. 25k boven budget hebben gewerkt. Onderdeel van deze 25k zijn onder andere de volgende (extra) verrichte werkzaamheden geweest:
  • Hypotheekadvies/aankoop woning
  • Exploten/deurwaarders
  • Belastingcontrole
  • Toename omvang financiële administratie
  • Toegenomen salarisadministratie (welke overigens niet werd geoffreerd)
  • Corona gerelateerde werkzaamheden
2.7.
[eiser] heeft op deze e-mail en het voorstel niet gereageerd.
2.8.
Worp Advies heeft nog een aantal facturen gezonden voor werkzaamheden in de periode 2014 tot begin 2021. Met de eerder genoemde factuur van 16 februari 2021, gaat het om de volgende facturen waarbij steeds het door [eiser] betaalde bedrag van € 4.800,00 per jaar (en voor 2021 € 400,- per maand) in mindering is gebracht.
Factuurnummer Factuurdatum Betrekking op: Bedrag:
202130212 6 april 2021 2014 - € 313,99
202130213 6 april 2021 2015 € 5.009,71
202130214 6 april 2021 2016 € 4.374,77
202130215 6 april 2021 2017 € 3.164,02
202130216 6 april 2021 2018 € 4.588,31
202130217 6 april 2021 2019 € 8.553,30
202130132 16 februari 2021 2020 € 4.235,00
202130245 4 mei 2021 2021 € 2.341,22
In de facturen worden de kosten per werksoort gespecificeerd. Ook zijn steeds urenstaten bijgevoegd.
2.9.
Vanaf april 2021 heeft een incassogemachtigde van Worp Advies [eiser] een aantal keren gemaand te betalen. Met een e-mail van 25 mei 2021 heeft zij [eiser] meegedeeld dat Worp Advies [eiser] in gebreke stelt. Met een brief van 13 juli 2021 heeft de advocaat van Worp Advies [eiser] gesommeerd om de gezonden facturen (en buitengerechtelijke incassokosten) binnen een week te betalen. Dit heeft niet geleid tot een reactie van of betaling door [eiser].

3.Het geschil

in conventie
3.1.
Worp Advies heeft bij inleidende dagvaarding gevorderd, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, [eiser] te veroordelen tot betaling van de openstaande facturen ter hoogte van € 31.952,34, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente vanaf de respectievelijke vervaldata van de facturen, zijnde 20 april 2021, buitengerechtelijke incassokosten van € 1.094,52 en de proceskosten.
3.2.
Bij het verstekvonnis van 13 maart 2024 heeft de rechtbank [eiser] veroordeeld tot betaling van het gevorderde.
3.3.
[eiser] vordert in de verzetdagvaarding ontheffing van de veroordeling tegen hem uitgesproken bij het verstekvonnis en veroordeling van Worp Advies in de kosten van de procedure. [eiser] stelt ook een tegenvordering (vordering in reconventie) in.
in reconventie
3.4.
[eiser] vordert - samengevat - uitvoerbaar bij voorraad:
I. Worp Advies te veroordelen tot terugbetaling van al hetgeen [eiser] naar aanleiding van het verstekvonnis heeft betaald, en
II. te verklaren voor recht dat Worp Advies onrechtmatig heeft gehandeld jegens [eiser] wanneer zij executiemaatregelen neemt op basis van het verstekvonnis van 13 maart 2024 als dit vonnis geheel of gedeeltelijk wordt vernietigd met veroordeling van Worp Advies tot het vergoeden van de schade,
III. met veroordeling van Worp Advies in de kosten van deze procedure.
3.5.
Ter zitting heeft [eiser] vordering I ingetrokken, onder de toezegging van Worp Advies dat zij gedurende deze procedure het verstekvonnis niet executeert.
3.6.
Worp Advies concludeert tot niet-ontvankelijkheid van [eiser], dan wel tot afwijzing van de vorderingen met veroordeling van [eiser] in de kosten van deze procedure.

4.De beoordeling

in conventie
Tijdig verzet ingesteld
4.1.
Het verzet is tijdig ingesteld, zodat [eiser] in zijn (verzets)vordering kan worden ontvangen. Het verstekvonnis is op 22 maart 2024 aan [eiser] betekend. Met de dagvaarding in verzet van 19 april 2024 is verzet ingesteld. Dat is binnen vier weken na de betekening van het vonnis zoals bepaald in artikel 143 lid 2 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv).
De gefactureerde bedragen
Standpunten van partijen
4.2.
Worp Advies voert (samengevat) het volgende aan. Worp Advies heeft uit hoofde van de overeenkomst van opdracht werkzaamheden verricht voor [eiser]. [eiser] is gehouden deze werkzaamheden conform het overeengekomen uurtarief te betalen, ook omdat altijd een redelijk loon verschuldigd is. Worp Advies heeft met [eiser] geen vaste prijs van € 4.800,00 per jaar afgesproken. Zij heeft alleen begroot dat de kosten van de werkzaamheden € 4.800,- per jaar zouden bedragen. De werkzaamheden die dit bedrag overschreden moesten jaarlijks in rekening worden gebracht. Zij heeft daarmee gewacht vanwege de financiële situatie van [eiser]. Met [eiser] is diverse keren besproken dat de kosten van de werkzaamheden hoger waren dan het begrote budget. Daarbij komt dat het begrote bedrag alleen zag op de in de overeenkomst gespecificeerde werkzaamheden (hierna ook te noemen: de basisdienstverlening) en niet op de advieswerkzaamheden. Ook om die reden moet [eiser] nog betalen voor de advieswerkzaamheden.
4.3.
[eiser] meent dat Worp Advies geen aanspraak kan maken op betaling en brengt ter zake (samengevat) het volgende naar voren. Partijen zijn een vaste prijs overeengekomen voor de financiële administratie, de aangiften omzetbelasting en inkomstenbelasting en het opstellen en bespreken van de jaarrekening. De bedragen die extra gefactureerd zijn voor deze werkzaamheden hoeft [eiser] daarom niet te betalen. Ook voor advieswerkzaamheden hoeft [eiser] niet extra te betalen. Worp Advies had voorafgaand aan die werkzaamheden een prijsindicatie moeten geven. Daarmee had [eiser] de financiële implicaties had kunnen inschatten. Dit heeft Worp Advies nagelaten. Op deze wijze heeft zij gehandeld in strijd met de overeenkomst, met haar zorgplicht en met de redelijkheid en billijkheid maar ook in strijd met de Richtlijn oneerlijke bedingen [1] . Alleen dat laatste maakt al dat de vorderingen van Worp Advies afgewezen moeten worden. Daarbij komt dat een eventuele vordering tot betaling voor werkzaamheden die in 2015 zijn verricht, is verjaard, aldus nog steeds [eiser].
Europese Richtlijn oneerlijke bedingen is niet van toepassing
4.4.
Het meest verstrekkende verweer is dat Worp Advies geen vorderingen heeft omdat zij in strijd heeft gehandeld met de Richtlijn oneerlijke bedingen. De rechtbank stelt vast dat deze richtlijn niet van toepassing is. De richtlijn beperkt zich tot consumentenovereenkomsten en [eiser] kwalificeert niet als consument, zoals bedoeld in artikel 2 sub b van de richtlijn. Hij handelt namelijk voor doeleinden binnen zijn bedrijfs- of beroepsactiviteit. De enkele omstandigheid dat de onderneming van [eiser] een eenmanszaak is, is onvoldoende om hem in het kader van de Richtlijn 93/13/EEG gelijk te stellen met een consument of reflexwerking toe te passen en [eiser] heeft ter zake geen (andere) feiten gesteld. Dit verweer van [eiser] wordt daarom gepasseerd.
Factuur voor werkzaamheden 2015 is verjaard
4.5.
De rechtbank volgt [eiser] wel in zijn verweer dat de vordering voor in 2015 verrichte werkzaamheden is verjaard. Worp Advies kan daarom geen aanspraak maken op betaling van de factuur van 6 april 2021 met nummer 202130213 ter hoogte van € 5.009,71. De vordering van Worp Advies tot betaling van dit bedrag wordt afgewezen.
4.6.
Een rechtsvordering tot nakoming van een verbintenis uit overeenkomst verjaart (kort gezegd) door verloop van vijf jaren na aanvang van de opeisbaarheid van de vordering. [2] Als geen tijd voor nakoming is bepaald, kan terstond nakoming van een verbintenis worden gevorderd. [3] Niet gesteld of gebleken is dat partijen afspraken hebben gemaakt over de opeisbaarheid van de vordering. Anders dan Worp Advies betoogt, is voor de opeisbaarheid van de vordering het verzenden van een factuur niet beslissend. De rechtbank is van oordeel dat uit de aard van de overeenkomst tussen partijen voortvloeit dat, omdat geen andersluidende afspraken zijn gemaakt, nakoming van de verbintenis tot betaling van werkzaamheden kan worden gevorderd op het moment dat de betreffende werkzaamheden zijn verricht. [4] De werkzaamheden die met factuur 202130213 in rekening zijn gebracht, zijn in 2015 verricht. Gelet op de verjaringstermijn van vijf jaar is (zonder stuiting) een rechtsvordering van Worp Advies tot betaling van deze werkzaamheden uiterlijk op 1 januari 2021 verjaard. Vaststaat dat Worp Advies pas met de factuur van 6 april 2021 betaling heeft gevorderd. Dit is te laat.
Inhoud van de overeenkomst
4.7.
Tussen partijen staat vast dat [eiser] aan Worp Advies opdracht heeft gegeven om de basisdiensten te verzorgen zoals vermeld in de getekende offerte. Het verzorgen van de salarisadministratie staat niet vermeld op de opdrachtbevestiging, maar ter zitting heeft Worp Advies verklaard dat deze werkzaamheden als basisdiensten voor [eiser] werden beschouwd. Verder is niet in geschil dat Worp Advies verschillende advieswerkzaamheden voor Worp Advies heeft verricht, bijvoorbeeld voor het aanvragen van een hypotheek en een TVL-regeling (tegemoetkoming vaste lasten voor omzetverlies door coronamaatregelen). [eiser] betwist ook niet dat de op de factuur vermelde werkzaamheden op zijn verzoek door Worp Advies zijn verricht. Het geschil spitst zich toe op de vraag of [eiser] voor de verrichte werkzaamheden moet betalen, naast de reeds betaalde € 4.800,00 per jaar.
4.8.
Voor de beantwoording van deze vraag is van belang hoe de overeenkomst die partijen met elkaar zijn aangegaan moet worden uitgelegd. Partijen verschillen hierover van mening. Zo zegt [eiser] dat er een vaste prijsafspraak is gemaakt, terwijl Worp Advies zegt dat het in de bevestiging genoemde bedrag alleen een voorlopige begroting was.
4.9.
Voor de uitleg van bepalingen in overeenkomsten moet niet alleen gekeken worden naar een zuiver taalkundige uitleg. Het komt ook aan op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan elkaars gedragingen en verklaringen mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. Daarbij kan mede van belang zijn tot welke maatschappelijke kringen partijen behoren en welke rechtskennis van partijen kan worden verwacht. Ook komt betekenis toe aan de context van de desbetreffende bepaling, de wijze van totstandkoming, de aannemelijkheid van de rechtsgevolgen van de ene of andere uitleg, de aard van de overeenkomst, en de gedragingen van partijen na het sluiten van de overeenkomst. Daarbij moeten partijen de feiten stellen (en zo nodig bewijzen) die zij aan hun uitleg ten grondslag leggen. [5]
4.10.
In de door partijen getekende opdrachtbevestiging van 23 juni 2014 staat over het honorarium:
Honorarium
Ons honorarium is gebaseerd op de tijdsbesteding van onze medewerkers belast met deze opdracht en de te maken kosten. De jaarlijks uit te voeren werkzaamheden worden door ons begroot op jaarlijks € 4.800,= (exclusief BTW). Afgesproken facturering: per maand € 400,=.
Bovenstaande werkzaamheden zijn exclusief advieswerkzaamheden. Deze worden op basis van uurtarief doorberekend. De uurtarieven variëren van € 60,00 tot € 135,00 (excl. BTW) per uur.
De individuele uurtarieven zijn in overeenstemming met de mate van verantwoordelijkheid en de vereiste ervaring en bekwaamheid van elk der teamleden.
Advies werkzaamheden op verzoek van de cliënt worden separaat in overleg met cliënt gefactureerd.
Indien meer diensten afgenomen worden dan hiervoor vermeld onder werkzaamheden en boven het door ons begrote budget uitkomt, dan zullen wij u hier tijdig van op de hoogte brengen en daar separate afspraken over maken.
4.11.
Volgens Worp Advies blijkt uit deze overeenkomst dat is afgesproken dat zowel de basisdiensten als de advieswerkzaamheden worden gefactureerd op basis van het aantal gewerkte uren. Worp Advies verwijst hiervoor naar de eerste twee alinea’s. [eiser] wijst op de derde en vierde alinea en concludeert daaruit dat sprake is van een vaste prijs. Gedurende de dienstverlening is er namelijk geen overleg geweest over facturering van advieswerkzaamheden en zijn geen separate afspraken gemaakt over werkzaamheden boven het budget van € 4.800,00 per jaar.
4.12.
Over de gedragingen en verklaringen gedurende de overeenkomst hebben beide partijen een andere visie. Worp Advies stelt dat de extra uitgevoerde werkzaamheden en de daarmee gepaard gaande kosten regelmatig met [eiser] zijn besproken. In onderling overleg is besloten de facturatie naar de toekomst te schuiven, mede in verband met mogelijk hoge belastingschulden. Het voorgaande heeft een werknemer van Worp Advies, de adviseur van [eiser], schriftelijk verklaard.
4.13.
[eiser] betwist voorgaande. Met [eiser] is niet besproken dat er werkzaamheden boven budget zijn verricht en ook is niet gesproken over latere facturering. Daarbij zijn pas rond het jaar 2020 belastingschulden ontstaan en was in de jaren daarvoor geen sprake van liquiditeitsproblemen. Volgens [eiser] was hij daarom gerechtvaardigd in de veronderstelling dat de overeenkomst een vaste prijs betrof.
Basisdiensten: vaste prijs
4.14.
De rechtbank is van oordeel dat de afspraken tussen partijen zo moeten worden uitgelegd dat zij ter zake van werkzaamheden die in de opdrachtbevestiging onder het kopje “Opdracht” zijn gespecificeerd (en de loonadministratie) een vaste jaarprijs van € 4.800,00 (exclusief btw) zijn overeengekomen.
4.15.
Worp Advies heeft gesteld dat zij in het overleg voorafgaande aan de opdrachtbevestiging heeft gezegd dat het per maand te betalen bedrag een raming is van de kosten. Tijdens de mondelinge behandeling heeft zij desgevraagd gezegd dat zij niet meer weet wat er gezegd is, maar dat zij dit altijd zo doet. Gelet op de betwisting door [eiser] is dit onvoldoende om aan te nemen dat Worp Advies voor het aangaan van de overeenkomst duidelijk heeft gemaakt dat de afgesproken betalingen slechts een raming van de kosten zouden zijn.
4.16.
In de opdrachtbevestiging zelf staat niet dat de betaling van € 400,00 per maand een voorschot betreft of dat jaarlijks een nacalculatie zal plaatsvinden. Er staat juist dat als meer diensten worden afgenomen dan daarvoor vermeld onder werkzaamheden en het begrote budget daardoor wordt overschreden, Worp Advies [eiser] daar tijdig van op de hoogte brengt en daar separate afspraken over worden gemaakt. Uit dit laatste mocht [eiser] in redelijkheid begrijpen dat hij ter zake van de basisdienstverlening – zonder nadere afspraken – niet meer hoefde te betalen dan € 4.800,- exclusief btw. Dat [eiser] dit mocht verwachten wordt nog versterkt doordat Worp Advies in de zes jaren dat zij de basisdiensten heeft verricht, daarvoor tot 2021 nooit een factuur heeft gestuurd.
4.17.
Dat [eiser] tijdig is geïnformeerd en dat er separate afspraken zijn gemaakt over (meer) basisdiensten heeft Worp Advies niet onderbouwd. Worp Advies heeft niet gezegd wat de inhoud van de inhoud van die afspraken is geweest, anders dan dat zij zegt dat er gesprekken hebben plaatsgevonden over nog te factureren werkzaamheden. Voor zover deze gesprekken hebben plaatsgevonden – [eiser] betwist dit – is dat niet gelijk te stellen met een tijdig gemaakte separate afspraak over extra kosten voor basisdiensten. Dat dergelijke prijsafspraken zijn gemaakt is door Worp Advies niet gesteld. Overigens heeft Worp Advies haar stelling dat door de jaren heen met [eiser] is gesproken over nog te factureren bedragen niet nader onderbouwd terwijl dit wel op haar weg lag. Correspondentie ter zake of aan [eiser] verstrekte overzichten van onderhands werk ontbreken. De door Worp Advies overgelegde schriftelijke verklaring van de medewerker van Worp Advies van 4 juli 2024 ziet alleen op “werkzaamheden die buiten de reguliere taken van Worp Advies vielen”. Deze verklaring biedt daarom geen steun aan de stelling dat [eiser] regelmatig op de hoogte is gesteld van nog te factureren kosten voor de toegenomen omvang van verrichte basisdiensten. Ook overigens is niet voldoende concreet geworden wanneer Worp Advies [eiser] wat gezegd heeft.
4.18.
De vordering van Worp Advies strekkende tot betaling van de basisdiensten wordt daarom afgewezen.
4.19.
De rechtbank merkt op dat de factuur die ziet op 2014 een creditfactuur betrof omdat de daadwerkelijk verrichte werkzaamheden onder de € 4.800,00 uitkwamen. In het debat tussen partijen is deze factuur niet (zelfstandig) aan de orde geweest. Omdat [eiser] zich op het standpunt stelt dat zij met Worp Advies een vaste prijs van € 4.800,- per jaar is overeengekomen, zal de rechtbank deze factuur buiten beschouwing laten.
Advieswerkzaamheden: uurtarief x gewerkte uren
4.20.
Ten aanzien van de advieswerkzaamheden oordeelt de rechtbank dat de afspraken tussen partijen zo moeten worden uitgelegd dat zij een uurtarief zijn overeengekomen en dat [eiser] voor de jaren 2016 en verder gehouden is dit tarief te betalen voor de uitgevoerde werkzaamheden. De rechtbank licht dit als volgt toe.
4.21.
Niet duidelijk is wat partijen voorafgaand aan de opdrachtbevestiging over de adviesdienstverlening hebben besproken. In de opdrachtbevestiging zelf staat expliciet dat de basisdiensten niet eventuele advieswerkzaamheden omvatten en dat die werkzaamheden op basis van uurtarief worden doorberekend. Daarbij komt dat een uitleg waarin Worp Advies adviesdiensten niet in rekening kan brengen niet voor de hand ligt. [eiser] heeft niet betwist dat hij Worp Advies heeft ingeschakeld voor andere werkzaamheden dan de basisdiensten. Uit de door Worp Advies overgelegde stukken komt daarbij voldoende naar voren dat [eiser] Worp Advies onder meer heeft gevraagd te begeleiden in een traject voor de aanvraag van een financiering, om een huurovereenkomst te beoordelen en om voorzieningen in het kader van corona aan te vragen. [eiser] mocht redelijkerwijs niet verwachten dat deze (extra) advieswerkzaamheden allemaal binnen het budget voor de standaarddiensten zouden worden verricht of dat hij daarvoor in het geheel niet hoefde te betalen.
Advieswerkzaamheden voldoende onderbouwd
4.22.
Worp Advies heeft voldoende onderbouwd dat advieswerkzaamheden zijn uitgevoerd die buiten de basisdienstverlening vallen. Op elke factuur staan de basisdiensten afzonderlijk vermeld. Daarnaast worden de ‘consultancy werkzaamheden’ uiteengezet. Worp Advies heeft bij de facturen steeds urenspecificaties gevoegd. Daarop worden de werkzaamheden per categorie met een uurcode gespecificeerd.
4.23.
Bij gebrek aan gerichte betwisting door [eiser], heeft Worp Advies hiermee voldoende onderbouwd dat zij advieswerkzaamheden heeft verricht en in rekening heeft gebracht die niet onder de basisdiensten vallen. Dat [eiser] gebruik heeft gemaakt van de adviesdienstverlening van Worp Advies blijkt ook uit door Worp Advies overgelegde WhatsApp-gesprekken tussen Worp Advies en [eiser]. Daarin vraagt [eiser] onder meer aan Worp Advies om een huurovereenkomst te beoordelen en om begeleiding/advies bij het aanvragen van voorzieningen in het kader van corona. Dat er werkzaamheden zijn verricht of gefactureerd waar [eiser] geen opdracht voor heeft gegeven, heeft [eiser] niet aangevoerd.
4.24.
Bij gebreke van een gerichte betwisting van de door Worp Advies gespecificeerde advieswerkzaamheden en de daarvoor in rekening gebrachte kosten, komen de in rekening gebrachte kosten voor advieswerkzaamheden (vanaf het jaar 2016) in beginsel voor toewijzing in aanmerking.
[eiser] moet advieswerkzaamheden betalen
4.25.
De rechtbank is, anders dan [eiser], van oordeel dat de handelswijze van Worp Advies niet meebrengt dat [eiser] niet hoeft te betalen voor de verrichte advieswerkzaamheden.
4.26.
[eiser] heeft als verweer gevoerd dat Worp Advies niet aan haar zorgplicht heeft voldaan, omdat in strijd is gehandeld met het fundamentele beginsel van vakbekwaamheid en zorgvuldigheid. [eiser] zegt dat het op de weg van Worp Advies lag om [eiser] tijdig, volledig en transparant te informeren over meerkosten en om deze kosten tijdig in rekening te brengen. Dat heeft Worp Advies niet gedaan en zij heeft [eiser] ook geen periodieke overzichten gestuurd. Dat moet voor rekening van Worp Advies komen, aldus [eiser].
4.27.
Op grond van artikel 7:401 Burgerlijk Wetboek (BW) moet de opdrachtnemer bij zijn werkzaamheden de zorg van een goed opdrachtnemer in acht nemen. Ten aanzien van beroepsbeoefenaren wordt de norm van de redelijk bekwaam en redelijk handelend beroepsbeoefenaar gehanteerd en naast de inhoud van de overeenkomst zijn ook de omstandigheden van het geval medebepalend voor de invulling van de zorgplicht.
4.28.
[eiser] heeft voor de invulling van de zorgplicht verwezen naar de maatstaf voor accountants. De rechtbank overweegt dat Worp Advies geen accountantskantoor is en ook geen accountants op de opdracht heeft ingezet. In de opdrachtbevestiging staan ook geen werkzaamheden die aan een accountant zijn voorbehouden. De strenge jurisprudentie over de zorgplicht van accountants – die aansluit bij de tuchtrechtelijke uitspraken in de accountancy en de gedragsregels die gelden – is daarom niet zonder meer maatgevend. Dit geldt eveneens voor de zorgplicht die op een advocaat rust en waar [eiser] naar verwijst. Ook daar wordt invulling gegeven aan de zorgplicht door de tuchtrechtspraak en gedragsregels. [eiser] heeft onvoldoende onderbouwd dat de zorgplicht van Worp Advies – niet onderworpen aan dergelijke gedragsregels – gelijk is aan die van deze beroepsgroepen. Ook kan de situatie niet gelijkgesteld worden met bestaande jurisprudentie over ‘meerwerk’, omdat voor de advieswerkzaamheden geen vast jaarbedrag gold of een voorschot was afgesproken.
4.29.
Als Worp Advies, als door [eiser] gezegd, inderdaad tussentijds geen inzicht heeft gegeven over de (oplopende) kosten van de advieswerkzaamheden, heeft Worp Advies naar het oordeel van de rechtbank onzorgvuldig gehandeld door over een periode van meer dan vijf jaar de door haar verrichte advieswerkzaamheden niet te factureren. Dan is Worp Advies op dat punt tekort geschoten in de nakoming van haar verplichtingen uit de overeenkomst. Dit kan recht geven op een schadevergoeding, maar [eiser] heeft niet gesteld dat hij schade heeft geleden. Hij heeft ook geen betaling van schadevergoeding dan wel verrekening gevorderd. [eiser] heeft ook geen beroep gedaan op ontbinding van de overeenkomst, zodat deze mogelijke tekortkoming [eiser] niet bevrijdt van zijn betalingsverplichting. Dit betekent dat [eiser], ook bij schending van de zorgplicht, gehouden is tot betaling van de advieswerkzaamheden.
4.30.
Ook het beroep van [eiser] op rechtsverwerking slaagt niet. Uitgangspunt is dat enkel tijdsverloop geen toereikende grond oplevert voor het aannemen van rechtsverwerking. Daartoe is de aanwezigheid van bijzondere omstandigheden vereist als gevolg waarvan hetzij bij de schuldenaar het gerechtvaardigd vertrouwen is gewekt dat de schuldeiser zijn aanspraak niet (meer) geldend zal maken, hetzij de positie van de schuldenaar onredelijk zou worden benadeeld of verzwaard in geval de schuldeiser zijn aanspraak alsnog geldend zou maken. [eiser] heeft onvoldoende onderbouwd dat die omstandigheden zich voordoen.
4.31.
Tot slot heeft [eiser] onvoldoende gesteld om te kunnen concluderen dat het alsnog facturen van deze werkzaamheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. De omstandigheid dat laat is gefactureerd en [eiser] laat is geïnformeerd over de met de werkzaamheden gemoeide tijdsbesteding is daarvoor onvoldoende.
Conclusie
4.32.
De rechtbank zal het verstekvonnis vernietigen en [eiser] veroordelen tot betaling van de met de facturen in rekening gebrachte advieswerkzaamheden over de jaren 2016 tot en met 2021. Dit betreft een bedrag van € 15.868,12 inclusief btw (€ 13.114,15 exclusief btw).
Wettelijke handelsrente
4.33.
Worp Advies vordert betaling van de wettelijke handelsrente met ingang van de respectievelijke vervaldata van de facturen. [eiser] meent dat de wettelijke rente moet worden afgewezen, omdat geen sprake is van verzuim.
4.34.
De wettelijke handelsrente is van rechtswege verschuldigd 30 dagen na aanvang van de dag dat [eiser] de factuur heeft ontvangen, omdat partijen geen uiterste dag van betaling zijn overeengekomen. [6] Het intreden van verzuim is dus geen vereiste. De rechtbank wijst de gevorderde wettelijke handelsrente toe zoals vermeld in de beslissing, uitgaande van de ontvangst van de facturen op 16 februari 2021, 6 april 2021 en 4 mei 2021.
Buitengerechtelijke incassokosten
4.35.
Worp Advies maakt tevens aanspraak op een vergoeding voor buitengerechtelijke kosten. Aan de wettelijke eisen voor een vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten is voldaan. De rechtbank zal de vordering toewijzen tot € 933,68, omdat de vordering tot betaling van de facturen slechts deels wordt toegewezen. Dit is de forfaitaire vergoeding volgens het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (Besluit BIK), berekend voor de toe te wijzen hoofdveroordeling van € 15.868,12.
Proceskosten
4.36.
[eiser] is grotendeels in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van Worp Advies worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
115,22
- griffierecht
1.325,00
- salaris advocaat
1.572,00
(2 punten × € 786,00)
- nakosten
139,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
3.151,22
in reconventie
4.37.
In reconventie ligt voor de vordering van [eiser] te verklaren voor recht dat Worp Advies onrechtmatig heeft gehandeld jegens [eiser] wanneer zij executiemaatregelen neemt op basis van het verstekvonnis van 13 maart 2024 als dit vonnis geheel of gedeeltelijk wordt vernietigd, met veroordeling van Worp Advies tot het vergoeden van de schade.
4.38.
Deze vordering wordt afgewezen wegens gebrek aan belang. Worp Advies heeft ter zitting verklaard dat de executiemaatregelen zijn geschorst en toegezegd dat geen verdere executiemaatregelen genomen worden gedurende deze procedure. Met dit vonnis wordt het verstekvonnis vernietigd, zodat door Worp Advies geen executiemaatregelen genomen meer kunnen worden.
4.39.
[eiser] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van Worp Advies worden begroot op:
- salaris advocaat
393,00
(0,5 punt × € 786,00)
- nakosten
139,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
532,00

5.De beslissing

De rechtbank
in conventie
5.1.
verklaart het verzet gedeeltelijk gegrond en vernietigt het verstekvonnis van deze rechtbank van 13 maart 2024,
en opnieuw beslissend
5.2.
veroordeelt [eiser] tot betaling van € 15.868,12, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente als bedoeld in artikel 6:119a BW over:
  • € 2.731,44 vanaf 30 dagen na 17 februari 2021,
  • € 12.368,93 vanaf 30 dagen na 7 april 2021,
  • € 767,75 vanaf 30 dagen na 5 mei 2021,
5.3.
veroordeelt [eiser] tot betaling van de buitengerechtelijke incassokosten van € 933,68,
5.4.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten van € 3.151,22, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe,
in reconventie
5.5.
wijst de vorderingen van [eiser] af,
5.6.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten van € 532,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe,
in conventie en in reconventie
5.7.
veroordeelt [eiser] tot betaling van € 92,00 plus de kosten van betekening als [eiser] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.8.
verklaart dit vonnis wat betreft de onder 5.1 t/m 5.4, 5.6 en 5.7 genoemde beslissingen uitvoerbaar bij voorraad,
5.9.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.A. Hoogkamer en in het openbaar uitgesproken op 8 januari 2025.

Voetnoten

1.De Europese Richtlijn 93/13 EEG inzake oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten
2.Art. 3:307 lid 1 BW
3.Art. 6:38 BW
4.Zie ook het arrest van het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch van 10 november 2015, ECLI:NL:GHSHE:2015:4497.
5.Zie bijvoorbeeld: het arrest van de Hoge Raad van 13 maart 1981, ECLI:NL:HR:1981:AG4158 (Haviltex)
6.6:119a lid 2 sub a BW